De vrouw en het jongetje
Geert De Kockere
Geert De Kockere (Auteur), Johan Devrome (Illustrator)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Eenhoorn, 2001 |
VERDIEPING 2 : BABILLE : TAAL EN VERHAAL : GEDICHTEN : DEKO |
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Niet beschikbaar |
De Eenhoorn, 2001 |
JEUGD : KLEUTERGEDICHTEN, SPROOKJES EN VOORLEESVER DEKO |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Eenhoorn, 2001 |
JEUGD : KLEUTERGEDICHTEN, SPROOKJES EN VOORLEESVER DEKO |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Eenhoorn, 2001 |
Woord Jeugd Gedichten :
|
31/12/2001
Een reus met lange armen geeft de kinderpoëzie van Geert de Kockere een nieuw elan. Na enkele zwakkere bundels slaagt hij er hier opnieuw in de charme van de oude bakerrijmen te benaderen in speelse, nonsensicale en ritmische versjes. Het gezochte woordspel uit zijn vorige bundels, die eveneens aansluiten bij de oude rijmen, steekt hier nog slechts sporadisch de kop op. Het absurde van de rijmpjes krijgt een pendant in de illustraties van Johan Devrome. In zijn bekende stijl schildert hij immense lijven waaraan spichtige armpjes en beentjes bungelen en waarin vriendelijke gezichten verzonken zijn. Hun lange vingers geven ze iets extra kriebeligs.
De invloed van de bakerrijmen is op de eerste plaats duidelijk in de nonsensicale sprongen, gebaseerd op klank- of betekenisassociaties waarmee een klein verhaaltje ontstaat dat elke logica tart. De Kockere put ook rijkelijk uit de poëticale instrumentenkoffer van de oude rijmen. Veel van zijn versjes steunen op herhalingen, parallellie en opsommingen die vaak meteen het ritme bepalen. Er zitten ook enkele stapelversjes tussen waarin de woorden een winkeltje of een kist vullen met "wat-weet-ik-allemaal". In 'Spin' past hij het kettingprincipe toe uit bekende kinderliedjes: 'Jannemoei / die kocht een koei / en die koei / die kocht een kat / en die kat..." met een leuk, kriebelend slot zoals dat hoort. Al even oud is de techniek in 'Poppenmie' met een poppenma, een poppenpa, poppenkleertjes, een poppenhuis enz. De Kockere speelt ermee, met hoorbaar plezier. Een paar keer werkt het stapelprincipe niet goed omdat de climax uitblijft of het versje eindigt met een zwakke of te gezochte uitsmijter zoals in 'Herderstasje' 'Schat' of 'Bedje'. Opvallend is hoe in deze drie gevallen ook het ritme strompelt.
In verscheidene versjes speelt de dichter met taal en betekenis zoals in 'Hoedendag' (is het 'goedendag of hoedendag?' of in 'Gansje' over 'Gansje de voorste'. In enkele gedichten verliest hij zich net als in vorige bundels in gezochte woordspelingen. Erg duidelijk is dat in 'Schoentjes' waarin Willemientje haar schoentjes laat maken van krakend leer: "Varkensleer / of koeienleer? / Soepel leer / of godsdienstleer?" Hier begint het versje te ontsporen en de dichter melkt de 'vondst' nog verder uit met nog een woordspeling: "Nee, / dat laatste is te schaars / en lappen / de meesten aan hun laars". Ook 'Luchtje' verdrinkt in woordspel en niet toevallig gaat dit net als in het vorige gedicht gepaard met een soort moraal, hier tegen luchtvervuiling "Dit kwam onlangs / aan het licht / er is een vuiltje / aan de lucht".
Voor extra leven in de versjes zorgen de vele dialogen, vooral in de vorm van vragen en antwoorden, en ook dit is een aanpak die je vaak in bakerrijmen vindt. Meestal zijn de antwoorden nonsensicaal of een tikje brutaal. Prettig gestoord is de dialoog in 'Moe', waarin de vraagstaart de ander zo van de wijs brengt dat die niet meer weet wat die zeggen wou, zeker na de vraag "Of ik van je hou?"
In de mooiste gedichten schuilt het meeste geheim. Zo roepen in 'Boom' de vreemde combinaties en de beelden op een aparte manier een vertrouwd gevoel op:
"Een meisje van zeven
zit zeven maal zeven
tussen takken geweven,
twee sterke takken,
die het meisje konden pakken.
Want Kaatjes vader
Is een boom van een vent,
Die z'n meisje graag
Zeven maal even verwent".
Ook 'Hartendief' steekt vol geheim: "de grote hartendief / heeft het gisteren gestolen! / Gestolen en veroverd / Marieke is betoverd!" Die betovering die doet denken aan de magie van sprookjes vind je ook in 'Vadertje': "In een raampje van hout / aan de rand een beetje oud / zit een vadertje van zilver / aan de tand een beetje goud". Ook het titelvers is sprookjesachtig. Het gaat over Reuzejan die reuzenhonger heeft, zo'n honger dat zijn armen almaar langer worden, tot ze in de kast "reuzelekkere koekjes" vinden. Welk kind herkent zichzelf hier niet in. Precies die vermenging van magie en herkenbaarheid maakt deze versjes aantrekkelijk. [Jan Van Coillie]
Julienne van den Heuvel
Vijfendertig gedichten, steeds drie of vier per dubbele pagina, in een prentenboekachtige uitgave. Ze hebben een wat nonsensicaal karakter en zijn muzikaal van klank met veel alliteratie. De onderwerpen zijn talrijk en lichtvoetig: 'Pakje', 'Ommetje', 'Kindje', 'Zeppelin', 'Boom', 'Poppemie', 'Schoentjes', etc. De illustraties in sobere tinten van allerlei mensen, in een enkel geval een dier, met inmense lijven zijn grappig, maar voegen weinig toe. Op het omslag een afbeelding van een reus, ook weer met zo'n opgeblazen lijf, uitgevoerd in hoofdzakelijk geel, met inderdaad lange armen. Aardige uitgave, maar geen uitschieter, voor kinderen vanaf ca. 5 jaar.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.