Vallen
Anne Provoost
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Querido, 2002 |
YOUNG ADULT : PROV |
2 exemplaren
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Querido, 2002 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : PROV |
Magazijn |
Querido, 2001 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 4925 |
Marita Vermeulen
ob/kt/11 o
ANNE Provoost is een van de meest bejubelde en gelauwerde jeugdauteurs in het Nederlandse taalgebied. Met haar debuutroman, Mijn tante is een grindewal (1990), wekte ze verbazing en bewondering door haar open benadering van de incestproblematiek. Haar tweede roman, Vallen (1994), sloeg in als een bom vanwege haar standpunten tegen extreem rechts. De Roos en het Zwijn (1997), een bewerking van het sprookje van de schone en het beest, heeft meer literaire kwaliteiten dan de eerste romans en bekoorde onder meer door sterke zinnelijke passages. Die stilistische evolutie zet zich door in haar nieuwste roman: De arkvaarders.
Vanaf de eerste bladzijde word je ingenomen door soepel lopende
zinnen, een meeslepende cadans en bijzonder mooie en beeldrijke formuleringen; je herkent de bijbeltaal als een belangrijke inspiratiebron. Thematisch sluit deze bewerking van het oudtestamentisch verhaal over de zondvloed aan bij Vallen . Ook hier worden een aantal morele kwesties aan de orde gesteld.
Het bijbelverhaal laat weinig ruimte voor vragen of twijfels over de uitverkiezing en rechtschapenheid van een handvol mensen: God zag hoe verdorven de wereld was en alleen Noach vond genade in zijn ogen. Anne Provoost evoceert in De arkvaarders een samenleving die vanuit moreel standpunt aanzienlijk complexer is dan die uit het bijbelverhaal. Zij toont dat de ene mens zich in goede of kwade zin nauwelijks van de andere onderscheidt. In die context wordt de vraag die in de bijbel geen ruimte krijgt, relevant: waarom vond Noach genade in de ogen van Jahwe? Op basis waarvan is zijn uitverkiezing tot stand gekomen?
Provoost stelt twee culturen tegenover elkaar. Enerzijds zijn er de donkere moerasmensen, van nature honkvast en aanhangers van het polytheïsme. Zij worden vertegenwoordigd door een vader, een volledig verlamde moeder en een jongvolwassen dochter, Re Jana. Anderzijds zijn er de blanke, zwervende woestijnmensen. Ze worden door de moerasmensen misprijzend Rrattika genoemd, naar de glimmende, wormachtige insecten die je niet kunt vermorzelen omdat ze al zo plat zijn dat ze onder je voet uit kronkelen. Hun blinde gehoorzaamheid aan één onnoembare god laat weinig ruimte voor initiatief. Noach, zijn vrouw, zonen en schoondochters zijn Rrattika.
Het verhaal begint op het moment dat Re Jana en haar ouders hun woongebied verlaten vanwege het wassende water. Hun verbijstering is groot als zij midden in waterarm gebied geconfronteerd worden met een werf waar een gigantisch schip wordt gebouwd, een project waar vele honderden mensen bij betrokken zijn. Hun verbijstering neemt nog toe als ze vernemen dat de initiatiefnemers Rrattika zijn. De vader van Re Jana is een ervaren botenbouwer; hij is zo gefascineerd door de grootsheid van het project dat hij zijn weerzin tegenover de Rrattika overwint, en zijn vakbekwaamheid en trots inzet om een zeewaardig vaartuig te bouwen.
Magistraal zijn de beschrijvingen van de bouw van de ark en van de aankomst van al de verschillende diersoorten. Provoost tekent een wereld die zindert van bedrijvigheid en krioelt van het leven: je hoort het kloppen van de werktuigen, je ruikt de pek die het schip waterdicht moet maken en je voelt het werkplezier van de bouwers.
Re Jana probeert vanuit haar culturele achtergrond de motieven te achterhalen die de bouw van de ark verklaren. Ze krijgt echter geen toegang tot de denkwereld van de Rrattika. Zij kiezen hun vrouwen louter in functie van de voortplanting en kunnen niet begrijpen dat een man een lamme vrouw draagt, verzorgt en bemint. Ze bevredigen hun primaire behoeften en geven toe aan hun driften zonder er genot aan te beleven. Het lijkt alsof ze geen besef hebben van goed en kwaad.
Provoost laat Re Jana en Cham, de jongste zoon van bouwheer Noach, verliefd worden op elkaar. Cham ziet er veel kwetsbaarder uit dan zijn broers. Hij is in staat om respect te tonen voor het vakmanschap van Re Jana's vader; hij laat zich door haar inwrijven met oliën en stelt zijn geest open voor het gedachtegoed van haar volk. De vanzelfsprekendheden van zijn bestaan worden stukje bij beetje ondergraven. Via Cham komt Re Jana dichter bij de andere uitverkorenen en achterhaalt ze ook waar de ark uiteindelijk voor moet dienen: de redding van een handvol mensen en alle diersoorten uit een enorme overstroming. Re Jana begrijpt niet hoe een volk kan kiezen voor één wrede god en ze vindt het onmenselijk dat Noach zijn stamgenoten onkundig laat van wat er staat te gebeuren. Uiteindelijk voelt Noach zich toch gedwongen om te spreken. Meesterlijk toont Provoost hoe selectief mensen luisteren; ze beschermen zich tegen een onverdraaglijke waarheid door enkel datgene te horen wat in hun kraam past.
De psychologisering van individuen is in De arkvaarders minder overtuigend. Afgezien van Cham hebben Noach en de zijnen na tweehonderd bladzijden nog geen ziel gekregen; je beschikt over onvoldoende gegevens om hun handelingen te interpreteren. Provoost introduceert personages die de houding en het gedrag van de uitverkorenen moeten verklaren, maar slaagt er niet om van deze boekenfiguren mensen te maken. Dat is vreemd, want op de momenten dat ze even inzoomt op anonieme figuranten voel je wel lucht, leven en een deerniswekkende kwetsbaarheid.
Hoezeer Noach, zijn vrouw, zonen en schoondochters beperkt blijven tot de belichaming van een idee, realiseer je je pas nadat de overlevenden op de ark zijn samengebracht. Re Jana is als verstekeling aan boord gebracht. Op dat moment werkt het ik-perspectief niet meer. Een verstekeling heeft geen toegang tot de medepassagiers. Dus moet die toegang geforceerd worden. De manier waarop dat gebeurt, is bij momenten lachwekkend. Provoost laat Re Jana als een verontwaardigd kind binnenstormen, vervolgens een zelfmoordpoging veinzen en weer verdwijnen. Deze passages doen zo kunstmatig aan dat je gaandeweg geen geloof meer hecht aan Re Jana's uitingen van wanhoop, angst en verveling.
Stilistisch boet het boek hier sterk aan kwaliteit in, er zit veel minder variatie in de formuleringen en de ellenlange beschrijvingen zijn soms hortend en onlogisch opgebouwd. Al vind je nog wel plezier in een aantal denkbeelden: bijvoorbeeld dat de ark twee verstekelingen aan boord heeft, Re Jana en een kind; in het kielzog van de ark volgt Re Jana's vader in een zelfgemaakt bootje, haar moeder is inmiddels dood. Relativeert het overleven van drie extra mensen de almacht van de onnoembare? Is het een onverwachte blijk van zijn generositeit? Of is het een bewijs dat de bouwheer de goddelijke richtlijnen al te eng heeft geïnterpreteerd?
De arkvaarders is geen puntgave roman, daarvoor worden de personages al te zichtbaar gedirigeerd. Het is wel een roman die talloze meesterlijke scènes bevat, meeslepende passages en prachtig verwoorde denkbeelden. Aan de oorspronkelijke vragen waarom slechts één gezin genade vond in de ogen van Jahwe of op basis van welke eigenschappen die uitverkiezing tot stand kwam, worden er nieuwe toegevoegd door een aantal figuranten onverwacht scherp en levendig in beeld te brengen. Waarom werden zovelen niet uitverkoren, waarom niet een hele vloot gebouwd in plaats van dat ene schip? Van de eerste helft van het boek gaat een enorme kracht uit, je neemt de beelden en ideeën in je op met dezelfde gretigheid waarmee de huid van Cham de oliën absorbeert die zijn uitverkorene aanbrengt.
em/ov/17 n
'Ik ging naar het huwelijk kijken. Ik wilde die ranke Neelata naast die zachte, gevoelige, verscheurde Cham zien staan.' Re Jana is getuige van het huwelijk van haar grote liefde Cham met het meisje dat hem voorbestemd was. Midden in de zondvloed wordt Re Jana nog eens overspoeld door het grootste verdriet haar ooit overkomen...
Anne Provoost zit met De Arkvaarders middenin één van de aangrijpendste bijbelse hoofdstukken en wellicht natste oud-testamentische storm. Aan het boek van de bijbel voegt ze haar hoofdstuk toe, een verhaal over liefde, en de vrede en oorlogen die liefde kunnen opwekken. 'We zijn uit ons land vertrokken omdat de moerassen waarop we visten volliepen. De vloedlijn kwam steeds dichter bij de helling waarop we onze vangst droogden', begint het verhaal van Re Jana. Ze hoorde van een plek in de woestijn 'waarvan rondtrekkende Rrattika beweerden dat er botenbouwers leefden die het grootste vaartuig aller tijden in elkaar zetten en werkvolk zochten.' Met onder andere haar vader en halflamme moeder gaat Re Jana op pad. Een vreemd en mooi verhaal komt zo uit de handen van Anne Provoost. Er zijn mythische elementen in verwerkt, mysterieus klinkende bijbelse spreuken geven het een traditie en een heleboel fantastische elementen zorgen voor rake klemtonen. Voor Re Jana komt het echter niet meer goed: 'Zo liet ik de ark achter me, die doodskist die, hoewel amper veranderd, niets van zijn oorspronkelijke schoonheid had weten te bewaren.' Maar de mooie boeken bleven.
31/12/2001
Re Jana, de vertellende ikfiguur op de drempel tussen meisje en vrouw, trekt met haar vader en lamme moeder weg uit hun laaggelegen woongebied, waar overstromingen en een alsmaar stijgend waterpeil een steeds grotere bedreiging vormen: huizen lopen onder, kinderen verdrinken, oogsten en vangsten rotten. Hun bestemming: een plek diep landinwaarts waarvan wordt beweerd "dat er botenbouwers leefden die het grootste vaartuig aller tijden in elkaar zetten en werkvolk zochten". En inderdaad, middenin de woestijn treffen ze een gigantische bouwwerf met een enorm houten schip in de steigers. Het gebeuren heeft al zoveel mensen aangelokt dat er in de directe omgeving een nederzetting met stedelijke allure is ontstaan. Waarmee meteen een kleurrijk verhaaldecor wordt geïntroduceerd. Re Jana's vader wordt een naaste medewerker van de bouwheer, Noach, en diens zonen. Tussen Noachs jongste zoon Cham en Re Jana groeit er overigens iets moois. Al lijkt hun liefde evenzeer onmogelijk als verboden wanneer Neelata haar intrede doet, het meisje dat is voorbestemd om Chams vrouw te worden. Re Jana raakt steeds meer gefascineerd door de arkbouwers, die slechts in één ware god geloven en beweren dat een grote rampspoed de wereld zal treffen. Stukje bij beetje wordt de enigmatische voorspelling voor Jana concreet ingekleurd: alle land zal worden overspoeld, het schip wordt het ultieme redmiddel voor mens en dier, maar is alleen toegankelijk voor de door zijn god uitverkoren Noach en de zijnen. En dus niet voor Rana Je, ware het niet dat Cham haar als verstekeling aan boord brengt...
Zoals uit deze inhoudsparafrase moge blijken, is De arkvaarders gebaseerd op en een eigenzinnige en vrije interpretatie van het bijbelse verhaal over Noach en de zondvloed uit het boek Genesis. Provoost heeft duidelijk getracht de bijbelse toonzetting én de epische verbeelding, de twee sleutelkenmerken van het originele bijbelverhaal, in haar roman te laten doorstromen. Dit komt sterk tot uiting in het stijl- en taalpalet, waar evocatieve vertelkracht, beeldend vermogen, plechtstatige en zelfs archaïsche verwoording met elkaar worden vermengd. Dat gebeurt met overtuigend effect in pakweg de eerste helft van het boek, waarin de diverse verhaalcoördinaten, decor, personages en entourage narratief sterk, beeldrijk en op een herkenbare en inleefbare manier worden uitgezet. Maar het keert zich gaandeweg tegen zichzelf als het verhaal al te breedvoerig en wijdlopig wordt; alsof de gist te snel en te vroeg compleet is uitgewerkt en de diverse verhaalingrediënten uitdeinen in een papperige brij. Resultaat: brokkelige verhaaldraad, doodbloedende personages, nogal wat herkauwwerk -- babels in plaats van bijbels -- en een toonzetting die zijn functionaliteit verliest en op de duur zelfs een stereotiepe, oubollige en vervreemdende indruk nalaat. Bv. wanneer Re Jana, die in haar denken, doen en laten toch appelleert aan de leefwereld van jongeren van nu, zich op een dusdanige manier gaat uitdrukken dat taal en stijl, woordgebruik en zinswending, spreek- en schrijftaal op een bijna potsierlijke manier gaan botsen: "Ik greep zijn hand en beet erin, en terwijl ik hem beet was er een hemelse warmte die me doorstroomde. Ik sprak tot hem, voor het eerst in lange tijd: 'Ooit heb ik je gevonden in je tentdeel en zag dat je net als ik rijp was voor de liefde. Ik bedekte je naaktheid. We sloten een verbond, maar sinds we op het schip zijn sla je me van je af. Je verzorgt me, maar als ik voor jou hetzelfde wil doen sta je het niet toe. Het nieuwe verbond, dat met je vader, is je dierbaarder! Jij put kracht uit je onthouding en je denkt dat je goed doet, maar de werkelijkheid is dat je mij kwelt. Je schijnt niet te begrijpen dat je mijn verlangen veroorzaakt, en zo meer pijn dan je met olie en handoplegging kan lenigen. Kom me niet halen nu ik óók van plan ben jullie god te gehoorzamen.' Hij greep opnieuw mijn hand, maar ik sloeg mijn gekromde vingers uit en bekraste de huid die ik zo dikwijls had verzorgd."
De arkvaarders had heel wat kunnen winnen met heel veel minder. Nu is het boek voor, zeg maar, de helft te dik. En lijdt Provoosts onmiskenbare talent te veel onder spraakverwarring.
[Luc Lannoy]
Th. Herrman
Noach laat de ark bouwen, geholpen door o.a. een deskundige uit een vreemd volk. Diens dochter Re Jana raakt verliefd op Noachs zoon Cham. Zo lukt het haar aan boord te komen en de gruwelijke reis over de wateren mee te maken. Een verwarrend boek, dat meer dan eens gelezen moet worden, over naijver, blind (?) geloof, wreedheid, bedrog en ontrouw aan beloften, moedwil en misverstand, moord en zelfmoord. Je ziet de mensen met hun idealen (onderling conflicterend) en met hun tekortkomingen. Het in feite pessimistische verhaal is, vanuit Re Jona's perspectief, zeer stijlvol en beeldend in vaak verrassende maar niet erg gemakkelijke taal geschreven. Het verloopt nogal traag, de schrijver neemt er de tijd voor. Het verhaal vraagt om een geduldige lezer, die teug voor teug wil genieten i.p.v. het glas in één lange slok te ledigen. Een volwassen literaire roman voor jong volwassen lezers met ervaring en een ontwikkelde smaak. Zo is ook de uitvoering: prima verzorgde druk in een kloeke paperback. Winnaar van de Gouden Zoen 2002.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.