Blauwboek : gedichten voor de grote reuzin
Peter Holvoet-Hanssen
Peter Holvoet-Hanssen (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Prometheus, 2001 |
Woord Volwassenen Poezie : HOLV |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Prometheus, 2001 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : HOLV |
Geert Buelens
us/ug/01 a
Peter Holvoet-Hanssen
Santander. Ontboezemingen in het vossenvel
Prometheus, Amsterdam, 2001, 76 p., 585 frank.
Behalve op de vraag waaróm te dichten in deze tijd, moet onze dichtende medemens ook een antwoord proberen te bedenken op de niet minder prangende kwestie hóé te dichten in deze tijd. Moet de schoonheid van het leven bezongen, als tegengif voor alle kwaad en alle ellende? En kiezen we dan voor een welluidend kwatrijn of voor een soepel parlandovers, kwiek als een jong veulen? Of moet het gedicht integendeel net de donkere kant van het bestaan weerspiegelen, en componeren we daartoe lange, slepende verzen? Zal het gedicht de verbrokkeling van de postmoderne conditie weergeven, of zal het die juist proberen op te heffen door naar eenheid te streven? Peter Holvoet-Hanssen (1960) lijkt op het eerste gezicht niet te kunnen kiezen; meer nog dan in zijn met de debuutprijs bekroonde Dwangbuis van Houdini en de opvolger Strombolicchio volgen in zijn nieuwe bundel Santander verschillende dichtvormen en -stijlen elkaar op. Hij gebruikt allerlei opvallende typografische middelen en wisselt anekdotische belijdenislyriek af met spottende dialogen, tearjerkers met al dan niet autobiografische kronieken en prozagedichten met scabreuze scenario's.
Zelf omschrijft hij het boek als "een zoektocht naar de ultieme melodie waarin geluk en lijden zijn vervat", maar die melodie heeft hij nog niet echt gevonden (ís ze overigens wel te vinden?): deze emoties komen wel aan bod - en vaak zelfs binnen eenzelfde gedicht - maar ze komen na elkaar, ze worden niet tezamen uitgesproken.
De dichter presenteert zich binnen en buiten zijn werk als een "gezant van het beweeglijk element" en die beweeglijkheid kenmerkt bijgevolg ook zijn bundels. Ook hier is blijkbaar een bepaald wereldbeeld uit elkaar gespat en vliegen de stukken wellustig in het rond. Zoals wel vaker in de literatuur, wordt die explosie gecultiveerd én gecounterd: de dichter strooit verbale splinterbommen rond, maar die vormen tegelijk toch ook weer clusters van zorgvuldig gekozen motieven. Het gedicht spat dus uit mekaar, maar die verschillende brokstukken zijn bij nader toezien meer dan met elkaar verwant. In de versplintering zijn we allen één. Die eenheid probeert de dichter onder meer ook tot stand te brengen door zijn bundels via allerlei citaten en verwijzingen met elkaar te verbinden en door op de flap en in de uitgebreide aantekeningen dwarsverbanden aan te duiden en het grotere geheel te schetsen waarbinnen ze moeten worden beschouwd en gelezen.
Santander is voor hem het sluitstuk van een trilogie. Het hoofdmotief in dit boek is dat van de vos: Ontboezemingen in het vossenvel luidt de ondertitel en die vos duikt telkens opnieuw op. Niet alleen in titels ('Fox on the run 2000', 'La Renardière', 'Reinaerdiana'...) en in het handigerwijs op de achterflap samengevatte verhaal dat de bundel tracht te vertellen, maar ook in de talrijke motto's en in aparte versregels en woordspelingen. In een gedicht over de oorlog in Kosovo komt, bijvoorbeeld, Kosovoska voor en elders stelt Holvoet-Hanssen vrijwel achteloos dat "vos = kat + hond". Een veelbetekenende gelijkschakeling overigens: 'als kat en hond zijn' verwijst immers naar een ultieme vijandschap, een conflict tussen twee uitersten. Door ze hier gelijk te stellen aan de vos, suggereert de dichter dat dit dier die totale tegengestelden met elkaar verbindt. De vos is schichtig én slim, eigenwijs én trouw, onafhankelijk én gehecht. Hij is sluw, gevaarlijk en alleen. In de privé-mythologie van Holvoet-Hanssen speelt deze vos duidelijk een belangrijke rol. De dichter voelt zich verwant met het dier: ook hij weet zich opgejaagd, door de wereld, door het heersende poëzieklimaat ook. In dat opzicht is die vos dus een zoveelste romantische incarnatie van de onbegrepen eenling. Maar waarom zou hij opgejaagd worden? Hoewel Holvoet-Hanssens werk verhoudingsgewijs zeer positief is ontvangen tot nu toe - van Gerrit Komrij tot Jos Joosten, zowat het hele spectrum van de poëziekritiek, kortom - heeft hij zelf heel sterk het gevoel iets ongehoords te doen, iets gevaarlijks ("als ik / op stok de passie preek"...). En er sneuvelen inderdaad nogal wat conventies in zijn werk: alle mogelijke registers worden door elkaar gehaald, de goede smaak van de poëziesnob wordt op de proef gesteld door onnozele kinderrijmpjes ("De kat zit op zijn gat op de ma-ma-mat in Bagdad") of flauwe woordspelingen ("Kom, de melkweg moet gemolken"). Voortdurend laat de dichter ongebruikelijke elementen tegen elkaar opbotsen. In het lange 'Zorro de vos' schrijft hij een dialoog uit tussen een hooggestemde 'zanger' en zijn veel minder zoetgevooisde 'muze'. "Zal ik zingen over de onsterfelijke liefde? / Over rozenkruisers of katharen?" vraagt de zanger dan, waarop zij (volgens de aantekeningen "kaperskapiteine" Noëlla Elpers) typerend antwoordt: "Katharen, katharen! Met alle respect, maar mijn kat is ook een kat-haar." Elke poging tot romantische zweverij wordt zo beslist terug naar de aardbodem getrokken. Zij saboteert wellustig zijn gerijm en geeft daarmee keer op keer de kloof aan die er bestaat tussen de (traditionele) poëzie en het dagelijkse leven. "Hoe moet het nu met dit gedicht / en deze cyclus?" vraagt hij zich vertwijfeld af, waarop zij: "Hou liever mijn cyclus in de gaten."
Hormonen en lyriek kruisen elkaar hier, en zo zijn de gedichten van Holvoet-Hanssen doorlopend knooppunten van allerlei (vaak heel labyrintische) verwijzingen. Tot op zekere hoogte zijn deze gedichten dan ook te lezen als kruiswoordpuzzels: woorden en motieven kruisen elkaar telkens opnieuw, ze gaan onverwachte dwarsverbanden aan en brengen zo ook nieuwe betekenissen tot stand. Ook figuurlijk hebben deze verzen iets van kruiswoordraadsels: in nogal wat gedichten wordt de lezer geacht te meten en te passen, te onderzoeken waar woorden en verwijzingen vandaan komen en wat ze in hun specifieke context zouden kunnen betekenen. Helemaal onproblematisch is dat overigens niet: al dan niet intertekstuele verwijzingen geven de poëzie (bepaald niet ten onrechte, helaas) de naam een gezelschapsspel voor hoger opgeleiden te zijn. En dat is ze, ongewild wellicht, bij Holvoet-Hanssen eigenlijk ook soms. Ondanks zijn wat rebelse imago en zijn status als bruggenbouwer (hij heet de postmoderne denkpoëzie te verenigen met de zogenaamd direct aansprekende podiumlyriek), vereist zijn werk vaak grote inspanningen. Terwijl dichter en vos zich eigenzinnig proberen recht te houden, moet de lezer zich een weg trachten te banen tussen de vergane zeerovers en verdwaalde wereldreizigers. Geregeld brengen de tegen elkaar schampende beelden zeldzame schitteringen teweeg, maar soms hoor je slechts een doffe knal - de getuige van een weinig vruchtbare confrontatie van een vos en een vis. "vrijblijvend is dit wijsje niet", schrijft de dichter ergens, maar hoewel hij voor zichzelf ongetwijfeld bijzonder veel op het spel zet, is dat voor de lezer niet altijd even duidelijk.
Geregeld brengen de tegen elkaar schampende beelden zeldzame schitteringen teweeg
Jos Joosten
i /ul/12 j
In het nieuwe nummer van Dietsche Warande en Belfort noemt Jan Bosteels dichter Peter Holvoet-Hanssen ,,Vlaanderens snelst gehypte dichter'' en ik moest daar nogal om lachen. Hypen doen slimme zakenlui die lucratieve strategieën bedenken voor mooie-jongensbandjes of voor aantrekkelijke jonge Amerikaanse schrijfsters. Het hypen van een Nederlandstalige dichter lijkt me even zinvol als voor Milosevic lobbyen bij de jury van de Nobelprijs voor de Vrede. Natuurlijk is het waar dat Holvoet-Hanssen vanaf zijn debuut, zeker gelet de relatieve weerbarstigheid van zijn poëzie, opvallend goed ontvangen is in zowel pers als literaire wereld. Ook ik was erg enthousiast over zijn eersteling Dwangbuis van Houdini uit 1998. Misschien was dat succes deels te danken aan het feit dat deze poëzie zich niet liet inpassen in cliché-indelingen als ,,podiumdichter'' versus ,,leesfauteuil-poëet''. Dit was poëzie die intelligent, doordacht en opvallend gecomponeerd was, en die tegelijk goed functioneerde op podia en tijdens voordrachten. Ook Strombolicchio , de tweede bundel, was bijzonder, al vond ik het vroege werk dat Holvoet-Hanssen er ook in opnam, eigenlijk niet publicabel.
Intussen -- en misschien komt daar Bosteels' verwijt vandaan -- manifesteerde Holvoet-Hanssen zich ook buiten-poëtisch. Hij stelde onder meer een manifest op met Han van der Vegt, dat beiden her en der voordroegen en dat intussen ook in Parmentier verscheen. Met als uitgangspunt 'Pathos, kapsones en conflict' poneren beide dichters ferme overwegingen als: ,,Wij vervelen ons met discussies (zo die al gevoerd worden), we vervelen ons met problemen (zo die al erkend worden), we vervelen ons met gedichten (zo we die nog lezen). [...] Daarom kondigen wij een andere poëzie aan. Niet minder Nederlandstalig, maar wel minder statisch en benauwd. Wij zijn al enige tijd bezig die poëzie te schrijven, maar dat blijkt niet altijd voor iedereen duidelijk.''
Het sneue aan dit manifest is dat je met weinig moeite tientallen soortgelijke hooggestemde teksten uit de moderne poëziegeschiedenis kunt opduikelen die exact hetzelfde verhaaltje vertellen. Bovendien is een manifest in de huidige literaire constellatie een licht belachelijke onderneming geworden die je hooguit nog als parodie op het genre kunt opvatten.
Nochtans heeft Holvoet-Hanssen dit soort obligate non-teksten totaal niet nodig. Begrippen als ,,minder statisch en benauwd'' krijgen, als het goed is, vorm en inhoud in de poëzie zélf. Gelukkig vergeet je deze holle frasen al snel wanneer je zijn nieuwe bundel Santander: Ontboezemingen in het vossenvel leest. Holvoet-Hanssen overtreft hier zelfs zijn debuutbundel en doet in elk geval de zwakke delen van Strombolicchio vergeten. De dichter zingt, speelt, dartelt door afgelegen streken, haalt eens een volkswijsje aan, bespreekt de vaderlandse geschiedenis én zijn familiegeschiedenis en doet dat alles in zijn onnavolgbare, levendige stijl. Het kapersmotief is aanwezig (ditmaal gesitueerd in Cornwall; ook Santander is een zeehaven), Harry Houdini, prominent aanwezig in de debuutbundel, duikt weer op, evenals allerlei sprookjesfiguren. Die constanten zijn niet zo vreemd: Santander vormt een drieluik met de twee voorgaande bundels. Toch zijn er ook zaken opvallend anders in de nieuwe bundel. Allereerst zijn de gedichten qua uiterlijke vorm onderling nog uiteenlopender dan in de vorige bundels: Holvoet-Hanssen gebruikt nu definitief typografische experimenten (zoals in 'Zorro de Vis', waarin Zorro's bekende 'Z' veranderd is in een vetgedrukte vis in de versregels). Niet één gedicht lijkt op de andere.
Ondanks die uiterlijke uitbundigheid heeft de poëzie alleen maar aan diepte gewonnen. Voor het eerst voert her en der droefenis en doodsfascinatie de boventoon.
In Santander zijn het niet meer alleen de piraten en kermisklanten en hun liedjes en kreten die Holvoet-Hanssens universum bevolken, maar we zien nu ook bijbelse ontleningen en grafschriften als motto boven gedichten staan. Hij exploreert niet meer alleen de zelfkant, maar er komen -- subtiel gedoseerd en zeer overtuigend -- nu ook grote menselijke tragedies van de twintigste eeuw aan bod. Dat bereikt een climax in het driedelige prachtgedicht 'In Nephelokokkugia', waarin op een huiveringwekkende manier het voormalige Joegoslavië figureert.
1 Kosovoska trekt de wolken open, spreekt mij toe
Je laat je vallen, witte duivel van de koord
diep in de put, dan goed de kussens opgeschud
Vrouw Holle wenkt -- verwacht geen pluim, ga door de poort
ook koeien zouden willen vliegen, hond volgt vos
naar onontdekte grot -- je komt weer buiten (God
weet niet hoe laat het is) en woelt mijn dromen los
uiteengereten moeder / kind als pleepapier
een huis in brand: de tovenaar is in het land
hij speelt muziek voor de verbindingsofficier
een ex-gezinshoofd met uitgeholde romp
vrijblijvend is dit wijsje niet, zigeunerlied
met gratis foto: bloederige hersenklomp
2 Kosovoska doet de wolken dicht van regen moe
Ik zoen je voorhoofd: ,,Zotte mus, wat is er mis?''
,,Geen vogel zo struis als ik, mijn leeuwerik.
Zie bodemloos verdriet, gat in de bakermat.
Schrijf toch dat de liefde wint - als dat geen statement is.''
Is dit een moeilijk gedicht? Dat valt mee, denk ik. Ritme en (binnen)rijm geven het sowieso een duidelijke uiterlijke compositorische samenhang. Op inhoudelijk vlak is de eenheid minder evident. Er moet dan ook niet gelezen worden alsof er één centrale gedachte te vinden is die de dichter wenst te verwoorden. Bij Holvoet-Hanssen heersen spiegelspel en verwijsmotieven. Zoals alle verzen in Santander heeft ook dit gedicht geen centrale betekeniskern, maar is het een betekenisknooppunt. Een titelverklaring van ,,In Nephelokokkugia'' toont al enigszins aan hoe dat in zijn werk gaat. Nephelokokkugia is het ,,Wolkenkoekoeksland'' uit Aristophanes' toneelstuk De vogels : twee Atheners, moe van de oorlog in hun stad, transformeren zich tot vogels en bouwen een utopische vreedzame stad in de wolken. Dat verklaart de ,,wolken'' in het gedicht, en de ,,mus'' en ,,leeuwerik'' aan het slot. Ook het anti-oorlogskarakter van De vogels sluit aan bij de Balkan-reminiscentie.
Voorts zijn er de sprookjeselementen, zoals Vrouw Holle en de tovenaar. Dat leidt tot een andere verknoping: die binnen Holvoet-Hanssens werk zélf. De tovenaar verscheen al in de 'ouverture' van Dwangbuis van Houdini : hij troont er ,,in de romige wolken als Nephelokokkugia''. De ,,wolken'' keren dus letterlijk vanaf het begin steeds terug in deze gedichten. Eerder dan één welomschreven thema zijn het dat soort verwijzingen die de eenheid vormen van de bundel -- en eigenlijk van Holvoet-Hanssens oeuvre als geheel.
Tegelijk speelt de dichter voortdurend met andermans teksten. Niet alleen Aristophanes komt aan bod. In de aangehaalde dialoog wordt de dichter ingefluisterd als ,,statement'' uit te dragen dat de liefde wint. Een zinsnede die al van Vergilius stamt: wat de hedendaagse muze als statement presenteert, is een tot platitude verworden gevleugeld woord van een klassiek dichter.
Holvoet-Hanssens fascinatie voor het denken van de Griekse natuurfilosofen bleek al uit zijn eerdere werk: tegenover de klassieke, statische ordening pleitte hij voor het ,,beweeglijk element''. Niets is blijvend, dus zijn vaststaande betekenissen evenmin vanzelfsprekend. Ook in Santander vormt ieder zich al lezende en herlezende een eigen samenhang. De onvermijdelijke eenheidscheppende elementen waarnaar elke lezer zoekt, zijn er wel degelijk: niet als evident grondmotief, maar ze dienen zich gaandeweg aan. De vos lijkt het belangrijkste terugkerende motief. Vanaf de ondertitel duikt hij in bijna elk gedicht op, al dan niet terloops, soms als Reynaert, soms anoniem. Dat is veelzeggend. Juist de vos is de solitaire vrijbuiter, de onvoorspelbare rebel, degene die niet leeft volgens vooropgezette regels maar vanuit volstrekte willekeur.
Het mooie aan Holvoet-Hanssens poëzie is dat ze op het eerste gezicht rommelig, ondoordacht of volstrekt willekeurig overkomt. Toch legt een beetje nauwkeurig lezen al snel de eerste vage contouren bloot van zijn eigenzinnige denkwereld. Daar zijn drammende manifesten of andere explicaties, hype noch toverkracht voor nodig. Zoals bij alle echt goede poëzie volstaat de wil om wat je leest ernstig te nemen om de mooiste ontdekkingen te doen. Holvoet-Hanssen overtuigt opnieuw als nomade van de geest, als een dichter die volledig geloofwaardig zijn eigen poëtisch universum vormgeeft.
PETER HOLVOET-HANSSEN,
Santander. Ontboezemingen in het vossenvel.
Prometheus, Amsterdam, 78 blz., 14,5 euro (585 fr.).
31/12/2001
Toen Peter Holvoet-Hanssen enige jaren geleden debuteerde met Dwangbuis van Houdini, wisten lezers en critici aanvankelijk niet wat hun overkwam. De dichter schreef lyriek van een uitbundigheid en een grilligheid die in jaren niet meer was gezien. Hij sampelde naar believen uit alle segmenten van de cultuur en bouwde met dat materiaal een hoogst eigenzinnige, mythische en fantastische wereld uit die als een soort van reservaat gold voor zijn fantasieën en zijn dromen. Goochelaars, illusionisten en clowns vormden daarbij resoluut zijn voorbeelden, eerder dan de gezaghebbende figuren uit de klassieke literatuur. Holvoet-Hanssen werd misschien wat terughoudend ontvangen, maar tegelijk stelde eenieder vast dat hier een waarachtig dichter aan het woord kwam.
Santander is als het ware het sluitstuk van een trilogie, waarvan Strombolicchio (1999) het tweede deel vormde. Alles wat eerder over de dichter en zijn poëzie is geschreven, is hier opnieuw -- en in nog grotere mate! -- van kracht. De dichter springt van het ene genre naar het andere; de meeste gedichten zijn daarenboven sterk fragmentarisch van opbouw en expliciet meerstemmig van toon. Beelden, namen en citaten spelen daarbij een doorslaggevende rol; vooral de figuur van de vos Reynaert is in deze bundel een vooraanstaand motief, zonder dat Santander nochtans een gewone herschrijving van het middeleeuwse dierenepos zou zijn. Ten slotte gaat Holvoet-Hanssen ook in typografisch opzicht nog een stuk verder dan in zijn vorige werk; de teksten worden geregeld ruimtelijk geschikt en herschikt op de bladzijden. Het geheel blijft bijzonder intrigerend, maar als poëzie lijkt mij Santander toch wat minder sterk dan zijn voorgangers. Daarbij komt ook dat de speciale recepten van de dichter gaandeweg wat minder verrassen; integendeel, bij momenten lijkt het er zelfs op dat de dichter zichzelf herneemt, voor de zoveelste maal hetzelfde effect uit zijn toverdoos haalt. Toch mag dit niet negatief begrepen worden. Ook met zijn derde bundel toont Holvoet-Hanssen overtuigend én opzichtig dat hij een belangrijk dichter is. [Dirk De Geest]
Hans Groenewegen
Met deze derde bundel voltooit Holvoet-Hanssen (1960) een drieluik. Tal van thema's, personages en technieken uit het hooggeprezen debuut 'Dwangbuis van Houdini' (1998*) en het in ontstaan daaraan voorafgaande 'Strombolicchio' (1999**) zijn terug te vinden. Met Dirk van Bastelaere is Holvoet de belangrijkste exponent van de Vlaamse postmoderne dichters. Hij is de speelsere en muzikalere van de twee. Hij samplet elementen uit mythen, sprookjes, volksverhalen, kindervertellingen, popsongs, tv-series. Hij speelt maskerades. Dan noemt hij zich de minstreel, dan de nar, dan de boekanier. Maar altijd weer is hij de vos: de liefdevolle, rebelse, vervolgde volksheld. Een volgehouden burleske toon, een consequentere, aan liederen herinnerende vorm geeft 'Santander' een krachtiger samenhang dan zijn beide voorgangers. Men vergisse zich niet in de burleske toon. Er doorheen klinkt een jammerklacht over oorlog, vernietiging, vervolging en verdrijving. De boerse liefde in de liederen en de liederen zelf vormen daar de tegentonen van.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.