Oorlog en terpentijn : roman
Stefan Hertmans
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Meulenhoff, cop. 2000 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : * 887 HERT |
Freddy Decreus
ru/eb/07 f
Een moeder die haar kinderen vermoordt om haar man te treffen, een vrouw die haar vader verraadt en haar broer in stukken laat hakken: het is niet meteen bevorderlijk voor de gemoedsrust, dit verhaal. Toch oefent Medea nog steeds -- of opnieuw -- een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit.
Euripides schreef dit stuk in 431 v.C., net voor de grote burgeroorlog met Sparta uitbrak die een einde maakte aan de klassieke Griekse tijd. Het stuk werd lauw ontvangen. Maar het bood dan ook geen frivool vertier. Euripides plaatste Jasoon, de vertegenwoordiger van het edele Griekenland, tegenover een barbaarse vrouw die in menig opzicht zijn meerdere was. De misdaden die ze moest begaan om het Gulden Vlies te stelen, pleegde ze uitsluitend uit liefde voor hem. Bovendien situeerde Euripides het verhaal in Korinthe, een staat die Athene vijandig gezind was. Het is dus niet zo verwonderlijk dat de Atheners Euripides' Medea maar matig apprecieerden.
In de Griekse cultuur vervulden dichters en toneelschrijvers een belangrijke rol. In toneelstukken, die tijdens grootse, half-burgerlijke, half-religieuze festivals werden opgevoerd, werden de problemen van de stadsstaat aangekaart. Doordat ze vertrouwde mythische verhalen in vraag stelden, morrelden auteurs aan de grondvesten van hun cultuur. Want zowel het individu als de gemeenschap ontleenden aan die mythen hun identiteit. Griekse tragedies waren dus van meet af aan gedramatiseerde cultuurkritiek.
De hernieuwde populariteit van de klassieke tragedie, en van Medea in het bijzonder, toont aan dat ook wij de culturele constructie waarin we leven argwanend analyseren.
Uiteraard zijn de woorden en beelden grondig veranderd en is theater niet meer het mooi geordende verhaal zoals Aristoteles zich dat voorstelde. In onze postmoderne tijden heeft zich een radicale twijfel meester gemaakt van de Verlichtingsidealen.
Misschien zijn er wel twee manieren om met deze erfenis om te gaan. De eerste is de aloude dramatische verteltrant steeds maar opnieuw herhalen en variëren. De tweede snijdt dieper, volgt niet langer de traditionele Aristoteliaanse vertelcultuur, maar stelt die radicaal in vraag. De eerste blaast het oude verhaal nieuw leven in, de tweede duikt in de gaten die het originele verhaal heeft gelaten, om het te deconstrueren en te recycleren. Welke oplossing hebben de drie Vlaamse Medea's gekozen? Mamma Medea van Tom Lanoye is een tweedelig drama dat twee literaire genres kunstig dooreenvlecht, De Tocht van de Argonauten, het sprookjesachtige epos van Apollonios van Rhodos (derde eeuw v.C.), en Euripides' Medea . Een verkenning van de barbaarse wereld in het ontoegankelijk geachte Oosten, waar Zeus zijn nectar en ambrozijn bewaarde, gaat de confrontatie tussen een aantal belangrijke tragische thema's vooraf: man/vrouw, oost/west, echtgenote/minnares, natuur/cultuur, het verwekken/doden van kinderen. Door Medea te koppelen aan dit epische liefdesverhaal, wint de tragedie aan psychologische duidelijkheid, maar in de tweehonderd jaar jongere tekst van Apollonios is Jasoon al een schimmige held geworden, nogal onberekenbaar, helemaal geen Romeo. Tot een liefdesverklaring laat hij zich maar heel moeizaam overhalen, veelal komt er slechts iets over zijn lippen als: ,,Ik zal eerlijk zijn: ik heb niets om in ruil te geven. Mijn eeuwige dank, ja. En ook mijn makkers zullen thuis vol bewondering spreken over jou.''
Wat volgt is een psychologisch drama, met een bekende structuur en een onbekende afloop. Naar het einde toe worden de conventies doorbroken, en veranderen plots alle regels. En precies waar je de clichés uit je schooltijd het sterkst bevestigd wil zien -- ja, ZIJ, die vreemde vrouw zal haar kinderen doden -- grijpt de schrijver drastisch in. De oude tragedie wordt ontkracht, een nieuwe dringt zich op, want Medea doodt alleen het eerste kind, terwijl Jasoon zijn wapen leegschiet op het tweede.
Mamma Medea begint met een sprookjesachtig epos, daarna kom je in een klassieke tragedie terecht, maar uiteindelijk beland je bij Beckett en Anouilh, modernisten die na de Tweede Wereldoorlog geen heil meer zagen in de westerse cultuur en haar klassieke verhalen, maar er tegelijk moeilijk van loskwamen. Lanoye laat beide moordenaars finaal tot elkaar komen en een anekdote uit vroegere tijden ophalen. In de Médée van Anouilh uit 1946 steekt de heldin furieus haar woonwagen in brand en komt om met haar twee kinderen. De volgende morgen keuvelen soldaat en voedster opnieuw over koetjes en kalfjes. Eenzelfde banale coda om te besluiten.
Zij leefden dus lang en ongelukkig. Een verrassend slot, dat echter al was aangekondigd bij de aanvang van het stuk. Relaties tussen mensen zijn gedoemd om te falen, zei Edward Albee al in zijn Who's afraid of Virginia Woolf uit 1963, de maatschappelijke druk maakt het samenleven onmogelijk. In Mamma Medea wordt het tragische dus geremythiseerd en geherdefinieerd Alleen wordt nu scherp duidelijk dat de relatie tussen Jasoon en Medea van meet af aan fout zat. Het volstaat dus om een gekende tragedie door een andere tekst te laten voorafgaan om er een nieuwe basisstructuur in te onderkennen. Precies hetzelfde deed Ariane Mnouchkine met haar vierluik Les Atrides (1990-1992): zij liet Iphigeneia in Aulis (van Euripides) aan de Oresteia (van Aischylos) voorafgaan. Daarmee ensceneerde ze de moord op de dochter vlak vóór de moeder, Klytaimnestra, weerwraak nam op de vader, Agamemnon en stelde ze de moord op het mannelijk gezag in een totaal ander daglicht.
Bij Lanoye denken Jasoon en Medea te kunnen inschatten hoever de andere zal gaan. Door de fatale schoten van Jasoon zijn de twee veroordeeld tot elkaar. Geen zonnewagen komt Medea redden. Het is een verhaal over ik en de andere, die altijd een vreemde zal blijven. Maar spanning is er wel en uiteindelijk vallen alle puzzelstukken samen: de taalstrijd tussen Vlamingen en Hollanders, tussen barbaren en verlichte geesten, wordt plots méér, ze doet nadenken over elke clash tussen culturen en continenten, over onze nooit aflatende bereidheid de andere tot barbaar te verklaren. Mamma Medea zet de verbeelding van Euripides verder, varieert ze met een nieuwe tekst en psychologiseert het menselijk gedrag.
DRIJFT de versie van Tom Lanoye op expansie van de basistekst, op dramatiek en dialoog, dan zijn de teksten van Jan Decorte en Stefan Hertmans veeleer postmodern. Ze reduceren en fragmentariseren het klassieke verhaal, en extrapoleren er elementen uit. Deze manier van werken vindt zijn oorsprong bij Heiner Müller, die Medea tot Medeamateriaal recycleerde. Beide auteurs maken zich los van de Aristoteliaanse manier van vertellen en spanning opwekken, en slaan diepe gaten in de traditionele tekst. Achter hun werkwijze gaat een filosofisch gedachtegoed schuil dat sinds de jaren zeventig ons romantisch en idealistisch omgaan met de klassieken definitief heeft ondergraven. Decorte en Hertmans dwingen je na te denken over wat wordt vertoond: je voelt je vervreemd, maar je weet niet goed hoe en waarom. De auteurs geloven niet langer dat ze door middel van een tekst nog op een waarheid kunnen terugvallen, ze breken met alle classicistische clichés, contesteren elke burgerlijke genoegdoening en bevestiging van het eigen gelijk. Allebei refereren ze geregeld aan Verkommerde Oever van Heiner Müller, een tekst die het westerse vooruitgangsdenken, het Duitse idealisme en elke vorm van naïeve nationalistische geschiedschrijving aan de kaak stelt. Ze nemen een andere houding aan ten opzichte van het fenomeen ,,tekst'': Decorte ensceneert lichamen die de tekst uitdagen, terwijl Hertmans een sterk lichamelijke tekst schreef. Daarbij komt dat Gerardjan Rijnders, regisseur van zowel Mamma Medea als van Mind the Gap, wel vaker teksten in flarden scheurt en hun samenhang ondergraaft. Vaak spreekt men daarom van postdramatisch theater: de tekst domineert niet langer, het drama is geen mooi gestructureerde vertelling meer.
'Betonliebe + Fleischkrieg' Medea, vind je nog dialoog, maar de woorden verzetten zich tegen een al te gemakkelijke lectuur (,,zo schoon / méun gezichtjes / gelick / wollekskes / enkem / de sjal / wechedaan / dakkunoge / zach''). Die woorden lijken allereerst te verwijzen naar hun eigen materie en lichamelijkheid en pas dan naar de buitenwereld. De immense batterij lichten die bij de voorstelling wordt gebruikt, de oorverdovende stilte, de poëzie van het naakte lichaam, het zijn elementen gelijkwaardig aan de tekst. Die is vooral een uiting van energie; het woord, het fundament van de beschaving, wordt uitgedaagd door ritme, kracht, beweging, het lichaam drukt het denken uit en dwingt de representatie terug. Bij Decorte is de dictie bewust onhandig, de tekst wordt als het ware uitgespuwd. Hij combineert tragedie met stripverhaal, een typisch postmodern doorbreken van genreconventies. Zijn tekst is een vervreemdende mélange van stijlen en gevoelens, met een seksuele ondertoon, zoals bij Fabre en Lauwers: wanneer de tekst moet wijken voor het lichaam, wordt de toeschouwer onvermijdelijk voyeur
Ook bij Hertmans vind je vragen over lichamelijkheid en de rol der seksen, ditmaal geformuleerd in lange tekstflarden, vaak apocalyptisch en koortsig, raaskallend en demonisch. Hij laat zijn klassieke helden wegvluchten in monologen die spreken van pijn en onmacht en die soms uitmonden in wanhoopskreten, ze bevinden zich in een desolaat landschap waarin zowel verdwaalde strontvliegen (Sartre, Les Mouches ) als vernietigende woorden (Albee, Who's afraid of Virginia Woolf ) thuis zijn, waar soms de idyllische verbeelding uit het Griekse verhaal heerst, maar waar ook The Waste Land van Eliot en het verwoeste meer bij Straussberg uit Heiner Müllers Verkommerde Oever hun plaats opeisen. Tussen antieke mythe en actuele werkelijkheid stellen deze antieke helden pregnante vragen aan de hele westerse cultuurgeschiedenis. Uiteindelijk komen Antigone, Medeia en Klytaimnestra samen als drie hoeren die op klanten wachten onder de brug van de autosnelweg, drie mythische figuren die talloze gedaanten hebben aangenomen in tweeduizend vijfhonderd jaar westerse verbeelding. Of hoe de Griekse mythe de grootste hoer uit de geschiedenis kon worden.
De essentie van Mind the Gap is poëzie. De tekst toont een landschap dat niet langer deel uitmaakt van het centrum van een beschaving, maar dat vanuit de marge het gesacraliseerde verhaal ondervraagt. Daarom stinken de woorden ook zo erg, want ze ademen de walm uit van al het verdrongene en vergetene, van alle mensvisies die nooit aan bod zijn gekomen, van het vrouwelijke dat in de westerse waarheid verdrongen werd.
NET als Antigone is Medea voor Hertmans de ultiem sterke vrouw, een drempel waar de Attische tragedie over struikelt. Hun radicale vrouwelijkheid doet een kloof ontstaan waar leven en dood elkaar sneller de hand reiken en waar de man voor terugschrikt. Die radicale vrouwelijkheid roept een andere wereldorde op, waarin vrouwen superieur zijn aan mannen. De mannen schrikken terug voor de dood, en houden ze op afstand door een heroïsche, tragische dood uit te vinden. Daarom is Antigone ,,zij die geboren was / om tegen alles en iedereen te zijn, om tégen te zijn zoals niemand nog / ooit tegen was geweest en is Helena de vrouw die deed waar ze zin in had / zij die de oude zuilen omverblies.'' .
Als tekst die de bekende mythen radicaal anders interpreteert, leidt Mind the Gap naar een ander soort humanisme. Lezer en toeschouwer worden op zichzelf teruggeworpen en uitgenodigd om hun eigen waardeschaal in vraag te stellen. Een levensnoodzakelijke onderneming, maar ook riskant en pijnlijk, want ze tast, zonder een katharsis te garanderen, ieders ideeën over persoonlijke veiligheid en clichématig denken aan. In die zin is Mind the Gap een ode aan de maakbaarheid en veranderlijkheid van de cultuur, aan de creatieve menselijke geest, die zichzelf en de andere voortdurend probeert vast te pinnen met afspraken en redelijkheid, maar telkens moet erkennen dat ook dit slechts mensenwerk is, en dus voor herinterpretatie vatbaar.
Deze drie nieuwe teksten herschrijven de traditionele verhalen waarin we wonen, tonen dat een postmoderne wereld om aanvullende verbeeldingen vraagt, en dat we niet blind kunnen blijven voor het niet-gezegde, het niet-getoonde. Het zal wel pretentieus klinken, maar deze gezamenlijke Vlaams/Nederlandse onderneming gaat dieper dan vele andere internationale teksten en voorstellingen.
De Medea-mythe is altijd een plek geweest waarin het geweld tijdelijk werd ge- of verstopt, in een begrijpelijk patriarchaal verhaal werd geduid. Medea als tragedie toont hoe westerse schoonheid en harmonie tot ontploffing komen, hoe tegengestelde werelden niet altijd kunnen worden bedwongen, hoe barbaarse resten in ons verbonden blijven met onze wezenlijke verscheurdheid. De tragedie dus als tegenstem van de Verlichting, eindelijk in ere hersteld.
TOM LANOYE, Mamma Medea, Prometheus, Amsterdam, 156 blz., 12,50 euro. STEFAN HERTMANS, Mind the Gap, Meulenhoff, Amsterdam, 126 blz., 15 euro. JAN DECORTE, SIGRID VINKS, SHARON ZUCKERMAN, 'Betonliebe + Fleischkrieg' Medea, Kaaitheater, Brussel, 5 bladen, 12,40 euro.
Paul Demets
em/ov/21 n
DEPORTATIES EN NATUURRAMPEN
Toneelauteurs hebben het niet makkelijk in ons taalgebied. Er wordt nog altijd te weinig nieuw Nederlandstalig werk gespeeld. Theatermakers lijden vaak aan een soort koudwatervrees en klampen zich vast aan de bestaande repertoireteksten. Alhoewel je verschuivingen ziet: terwijl tot heel recent vooral kleinschaliger theatergroepen belangstelling toonden voor hedendaagse teksten en daarbij graag werkten met een soort huisauteur (Filip Vanluchene bij De Korre en later bij De Tijd, Rudi Bekaert bij Dito'Dito), nemen de grote theaterhuizen nu ook de draad op. Peter Verhelst werd al eerder binnengehaald door Het Toneelhuis en binnenkort gaan de Bottelarij en het Publiekstheater samen in zee met een tekst van Jeroen Olyslaegers. Hopelijk zet deze trend zich door, want het landschap van de hedendaagse theaterteksten is rijk geschakeerd en zit vol onontgonnen en veel te vroeg onder de grond geschoffelde schatten. Hoe weids het uitzicht is, wordt geïllustreerd door twee teksten die momenteel hun weg vinden naar het publiek:
Mind the gap van Stefan Hertmans en
Racing Sladek van Filip Vanluchene.
Politiek theater is een taboe geworden, maar hoe kun je reageren op de gebeurtenissen van de laatste maanden, met de hopen doden, het puin, het militaire stratego, de manipulatie door de media, de terreur en de paranoia? De oude Grieken waren beducht voor openlijke rouw. Ze vreesden dat de stadstaat erdoor ontwricht zou worden. Het verdriet vond zijn uitweg in de tragedies, in de veilige beslotenheid van de theaters, hoewel de betrokkenheid tussen het publiek en wat er op de scène gebeurde toen toch veel groter was. De mannen trokken in die tragedies ten strijde, offerden desnoods hun dochter. En de vrouwen rouwden. Waren die vrouwen daarom weerloze wezens? Als je de antieke tragedies leest, lijken ze de patriarchale samenleving minstens te ondermijnen door hun standvastigheid. Christa Wolf liet zich dus al te veel leiden door haar feministische overtuiging, wanneer ze in haar Medearoman het hoofdpersonage als een slachtoffer voorstelde, want dat is een reductie.
Stefan Hertmans dicht de kloof met de oorspronkelijke vrouwenfiguren in de tragedies, maar het is dan ook de enige kloof die gedicht wordt.
Mind the gap is de titel van zijn tweede theatertekst, een verwijzing naar wat je te horen krijgt in de Londense metro bij het in-en uitstappen. Die waarschuwing wordt bij Hertmans een verwijzing naar de dreiging van de herinneringen waardoor de drie hoofdpersonages in zijn stuk (Antigone, Klytaemnestra en Medea) belaagd worden - hoewel ze zelf het herinneren hebben uitgewist. Niet toevallig zegt Mnemosyne, de godin van de herinnering, in het begin van het stuk: 'Ik herinner me niet dat ik/ Ooit iets wist./ Iets anders wist in mij,/ En ik gehoorzaamde.'
Antigone, Klytaemnestra en Medea spreken ons toe vanuit de kloof tussen leven en dood, in een soort ondefinieerbare ruimte. Ze vertellen ons wat ze gedaan hebben: Antigone zit opgesloten in de grot waarin ze zich zal opknopen. Na de dood van haar vader Oedipus vechten zijn twee zonen, Eteokles en Polyneikes, om de macht. In een duel doden ze elkaar. Eteokles wordt begraven, maar Polyneikes' lijk krijgt de eeuwige rust niet, als een waarschuwing. Antigone negeert het verbod om haar broer te begraven en wordt daarom opgesloten. Klytaemnestra wacht in een soort peepshowruimte op haar man Agamemnon, de militaire opperbevelhebber van de Grieken die Troje met de grond gelijkgemaakt hebben. Hij heeft er de hoogste prijs voor betaald, want hij heeft er hun dochter Iphigeneia voor geofferd. Klytaemnestra wil een stukgeslagen glas ronddraaien in zijn gezicht. Medea uit haar wraakgevoelens van onder het masker dat een grimeur aanbracht. Om haar grote geliefde Jason het Gulden Vlies te helpen bemachtigen, liet ze volk en vaderland achter. Jason wordt echter verliefd op een andere vrouw en Medea doodt niet alleen haar, maar ook haar eigen kinderen.
Mannelijkheid en vrouwelijkheid, rede en gevoel, liefde en dood; het wordt in de sublieme, poëtische tekst van Hertmans allemaal in de kloof van de vergetelheid gegooid. Hij verwijst naar de verhaallijnen uit de antieke tragedies, maar we krijgen slechts brokstukken te horen, vermengd met de restanten van twintig eeuwen zogenaamde beschaving. Vluchtelingenstromen, deportaties en natuurrampen doorkruisen de getuigenissen van de personages die lijken te spreken van over de dood heen. En de goden laten het duidelijk afweten. Als ondertitel gaf Hertmans zijn Mind the gap de opdracht ' Tympaniser-la tragédie' mee. Tympaniser betekent in oud Frans 'publiekelijk bekritiseren'. Dat doet Hertmans niet voluit, aangezien hij de tragedies niet vernietigt, maar hij maakt van de schijnbare catharsis op het einde van het stuk toch een groteske bedoening. Oedipus keert uit het niets terug en Polyneikes en Eteokles blijken in vlotte maatpakken gestoken zakenlui te zijn. Oedipus doodt op zijn beurt Polyneikes, als een herinnering aan wat zijn zoon ooit met hem heeft gedaan.
Gerardjan Rijnders heeft met Mind the gap een rigide regie afgeleverd. De voorstelling is onmiskenbaar een vroeg hoogtepunt van het theaterseizoen. Alles is geconcentreerd op de zegging van de acteurs. Als in een partituur laat Rijnders ruimte voor variatie in tempo en tonaliteit. Ook het gitzwarte decor van Erik Kouwenhoven, dat een soort doos vormt waarin de actrices een voor een uitgelicht worden en dat openschuift als een taartvorm - een mooie metafoor voor de kloven die ontstaan -, draagt tot de concentratie op de tekst bij. Sara de Bosschere, rank en slank, geeft gestalte aan de fundamentele weigerende houding van Antigone, zonder naar bijkomende trucs te moeten grijpen. Alleen haar paradoxaal onverzettelijke lichaamshouding en haar breekbare stem zeggen genoeg. Ook Marieke Heebink als Medea maakt indruk.
Filip Vanluchene schreef Racing Sladek in opdracht van Jos Verbist, artistiek leider van Antigone. Hij baseerde zich op
Sladek oder die Schwarze Armee uit 1928 van de Duits-Hongaarse auteur Odön von Horváth, een stuk dat een bijna visionaire blik vooruitwierp op de Tweede Wereldoorlog. Het is het verhaal van een jonge kerel die door de oprukkende verrechtsing scherpe keuzes moet maken. Zo ontstaat een permanent conflict tussen het individu en de gemeenschap. In de oorspronkelijke versie levert Sladek zich zelfs over aan het nazisme en offert hij zijn vriendin ervoor op. Vanluchene liet de historische context voor wat hij was en plaatste de anekdote van de jonge Sladek in de wereld van de fanfare en de voetbalsupportersclub. Een interessante ingreep, omdat het de persoonlijke besognes herkenbaarder maakt. Hij zet een beklemmend, besloten universum neer dat aan David Lynch' Twin Peaks doet denken. Metafoor daarvoor is dat Sladek niet zijn vriendin, maar zijn zus laat vermoorden.
Bij Vanluchene wordt een theatertekst altijd een soort spreekkoor van stemmen die door elkaar klinken. Hij construeert een eigen, West-Vlaams aandoend idioom waarin het niet altijd meteen duidelijk is of het personage zelf aan het woord is, of een ander citeert. Zo krijg je een weefsel van verhalen, roddels, geruchten. Elk ogenblik krijg je het gevoel dat de rommelende krater zal losbarsten. In Sladek ontstaat zo een dorpswereld met mythische allure. Maar net zoals bij Hertmans wordt het een klassieke tekst zonder klassiek te zijn, want daarvoor zitten er te veel barsten in. Het is goed dat Antigone eens aan de slag gaat met een tekst van Vanluchene, want door de succesproducties van De Tijd (Montagnes Russes en Risquons-tout) zou je beginnen te denken dat er maaréén aanpak bestaat. Jos Verbist en zijn jonge coregisseur Dominique Van Malder laten hun acteurs zoeken naar een evenwicht tussen vertellen en acteren. Vooral Lukas Smolders weet die balans te vinden. En het schitterende decor van Niek Kortekaas draagt ertoe bij dat je onvermijdelijk meegezogen wordt in deze vreemde wereld.
'Mind the gap' op tournee tot en met 8 december (info Kaaitheater 02-201 59 59) en 'Racing Sladek' tot en met 22 december (info Antigone 056-24 08 87)
31/12/2001
In 'Sterke vrouwen', een essay uit de bundel Fuga's en pimpelmezen, onderzoekt Stefan Hertmans de betekenis van vrouwen in de Griekse tragedies. Hij schrijft daarin o.a. vol bewondering over Sophocles' Antigone, die tegen het verbod van Creon in haar broer Polyneikes begraaft: "Antigone is het levend Nee tegen de oproep van Befehl ist Befehl". Niet toevallig wordt de 'sterke vrouw' Antigone ook opgevoerd in Mind the gap, Hertmans' tweede theatertekst na Kopnaad. Haar monoloog is één grote Nee tegen de rationele orde en het wettische systeem waarop de macht van de Griekse man gebaseerd is. Ook is het een schreeuw -- soms letterlijk -- om rechtvaardigheid, waarin de mannelijke machtsretoriek impliciet ondergraven wordt door de directe en doorleefde uiting van zusterliefde. Dat verzet tegen de typische denk- en handelwijze van de (Griekse) man, vinden we ook terug bij de andere twee vrouwen die Hertmans aan het woord laat: Klytaemnestra, die wraak neemt op Agamemnon omdat die ter wille van het staatsbelang hun dochter Iphigenia aan de goden geofferd heeft; en Medea, die omwille van de ontrouw van Jason diens nieuwe geliefde en haar eigen kinderen doodt. In een satirisch slotstuk, waarin o.a. Oedipus, Polyneikes en Eteocles ten tonele worden gevoerd, wordt het politiek-ideologische discours van de Griekse mannen nog eens expliciet op de korrel genomen, en laat Hertmans Antigone met een symbolisch gebaar haar broer begraven.
Ondanks de mythologische basis, speelt Mind the gap zich niet af in de oud-Griekse wereld. De personages bevinden zich in hedendaagse settings, zoals de Londense ondergrondse of een groezelige tangobar, en de mythische elementen interfereren voortdurend met allusies op actuele (wan)toestanden. Dit weerspiegelt zich ook in het taalgebruik: het verheven-poëtische van de tragedie maakt dikwijls abrupt plaats voor schuttingtaal, flarden Engels of ironiserende toespelingen. Dat alles maakt dat we hier uitgenodigd worden om te reflecteren over onze omgang met aloude en ingewikkelde dingen als rationaliteit, macht, liefde en jaloezie. Maar tegelijkertijd, mind the gap!, dat we ons bewust moeten zijn van de afstand die er bestaat tussen de wereld van de oude Grieken en onze heel andere cultuur. Een complexe tekst dus, die rationele geesten wel eens hysterisch zou kunnen maken, en in zowel positieve als negatieve zin overrompelend kan werken. [Koen Van Baelen]
Willem Nijssen
In dit toneelstuk in vier delen herschept de Vlaamse auteur Stefan Hertmans (1951) thema's uit het klassieke toneel tot een nieuw stuk. Achtereenvolgens ontmoeten we -veelal in monologen- Antigone (dochter van Oedipoes), Klytaemnestra (vrouw van Agamemnon) en Medea (vrouw van Jason) in beklagenswaardige maar moedig gedragen omstandigheden. Oude verhaalflarden vermengen zich met moderne uiterlijkheden als spoorwegviaducten, nachtkroegen, gsm's. De sfeer is die van de zelfkant, de tragiek is niet langer die van het verheven noodlot maar die van het menselijk tekort, om niet te zeggen die van narcisme en benepen eigenbelang, waar deze vrouwen kennelijk zelf ook mee worstelen. In het slotdeel (waarin de drie vrouwen als hoertjes optreden) verschijnt ook Oedipoes, die opnieuw aan zijn voet wordt gewond en die hier niet zijn vader, maar zijn zoon Polyneikes doodt. Er zit dus wel degelijk humor in deze bewerking, maar van een wrange soort. Niet zozeer een tekst om ademloos te lezen, eventueel wel boeiend (ook voor gemotiveerde KCV-leerlingen) om te bestuderen hoe oud materiaal wordt gemoderniseerd.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.