Het leeuwmeisje
Erik Fosnes Hansen
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Prometheus, 2000 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : HANS |
31/12/2000
De dagelijkse redding van de wereld is in meerdere opzichten een bijzonder boek. Het is geschreven in Hansens ouderwets aandoende stijl, die je eerder al zag in Koraal aan het einde van de reis (Prometheus, 1995): een wonderlijke vertelling met een alwetende auteur, die de lezers begeleidt op hun reis doorheen het boek. De schrijfstijl doet heel sterk denken aan Giovanni Boccaccio's Decamerone. Dat gevoel wordt nog versterkt doordat, net zoals in de Decamerone, het hier niet gaat om één enkel verhaal, maar enkele schijnbaar los van elkaar staande vertellingen. Het boek laat zich dan ook niet gemakkelijk vatten in een enkele verhaallijn. Het begint met de dood van de steenrijke Bolt, een excentrieke oude man die zich heeft afgezonderd op een landgoed aan de Noorse kust. Enkele maanden geleden was zijn achternicht Lea bij hem terechtgekomen. Iets in de oude man fascineerde haar en ze was er al die tijd gebleven. De afzondering doet haar goed: ze heeft relatieproblemen achter de rug, een motief dat belangrijk schijnt te zijn maar dat niet verder wordt uitgewerkt. Lea legt zich toe op de studie van de bijen (en de analogieën die bestaan tussen de bijen en de leefwijze van mensen); stilaan verovert ze Bolts hart. Bij zijn dood krijgt ze het beheer van zijn fortuin. Bolt hoopt dat ze zijn levenswerk, een verzameling krantenknipsels en ooggetuigenverslagen over toevallige of schijnbaar toevallige gebeurtenissen, zal verderzetten. Hij wil er een wetenschappelijke studie van maken die aantoont dat wetmatigheden kunnen worden afgeleid uit toevallige gebeurtenissen. Als Lea zich in de verzameling notities verdiept, leidt haar lectuur de lezer naar het Zweden van rond de eeuwwisseling en naar het eerste ingebedde verhaal over de vuurtorenwachters. Op een klein eilandje woont een vuurtorenwachter met zijn vrouw en zijn dochter en enkele assistenten. Het is een hard beroep: regelmatig spoelen er dode lichamen aan, de vuurtorens moeten voortdurend bemand zijn en de eenzaamheid is groot. Josefa, zijn 12-jarige dochter, krijgt af en toe epilepsieaanvallen en begint te stotteren. Zo komt ze dichter tot een van de assistenten, wiens strottenhoofd bij een ongeluk vernield is. Hij vertelt haar over zijn verleden.
Het tweede verhaal uit Bolts verzameling knipsels voert terug naar Rome in de 15de eeuw, waar de rijke Florentijnse balling Lorenzo del Vetro wanhopig probeert van zijn huidziekte af te geraken. Een bezoek aan een kerkje met een altaarstuk dat Maria voorstelt, doet hem plots volledig genezen. Intrigerend genoeg voor Lorenzo om op zoek te gaan naar de omstandigheden waaronder het schilderij is gemaakt en wie het heeft geschilderd. Hij is immers geen man die gelooft in mirakels. Zo maakt het verhaal opnieuw een zijsprong: zijn bediende gaat op zoek en komt terecht in weer een ander verhaal. Uiteindelijk belanden we opnieuw bij Bolt, in de jaren '30 in de tropen. Elk van de verhalen lijkt op zichzelf te staan, zonder al te veel concrete verbanden. Voorlopig roept het samenbrengen van drie ogenschijnlijk losstaande verhalen vooral vragen op. En dan vooral hoe de auteur hun samenhang in het tweede deel verder zal uitwerken. Want dat hier een vervolg moet op komen, is duidelijk. [Bart Van der Bruggen]
G. Brandorff
Na een dramatische gebeurtenis in haar leven komt de jonge Lea door toeval op het landgoed Ekelund van haar schatrijke en excentrieke oudoom ir.Bolt terecht. Zijn zelfgekozen eenzaamheid brengt Bolt als bijenhouder en administrateur van zijn bezittingen door. Toch groeit er een bijzondere verstandhouding tussen Lea en Bolt. Na zijn dood blijkt tot ontzetting van de familie Lea erfgenaam te zijn. Tot de erfenis behoren ook Bolts studies over lot en toeval. Nog vanuit zijn doodskist laat Bolt Lea en de lezer kennis nemen van zijn verzameling verhalen over uitzonderlijke onwaarschijnlijkheden. Centraal in deze rijk geschakeerde nieuwe roman van de Noorse schrijver Fosnes Hansen (1965) staat een verhandeling over de 'Farologie' (vuurtorenkunde) en de dramatische geschiedenis van vuurtorenbaas Kalle, zijn vrouw Rachel en hun epileptisch dochtertje Josefa op een eenzaam Zweeds eilandje. In een massieve, prettig ouderwetse schrijfstijl in de lijn van Dickens en John Irving wordt de lezer meegenomen op een kleurrijke reis door tijd en ruimte en gewezen op de oneindige mogelijkheden van het menselijk leven. Kleine druk. Eerder verschenen "De valkentoren" (1987) en "Koraal aan het eind van de reis" (1995).
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.