Een geschiedenis van België voor nieuwsgierige kinderen (en hun ouders)
Benno Barnard
2 exemplaren
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Atlas, 1999 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 933 VANI |
Magazijn |
Atlas, 1999 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : ISTE |
Herman Jacobs
em/ov/03 n
Haat is een deugd, vond Flaubert. Of deze uitspraak ingelijst in Geert van Istendaels werkkamer hangt, geen idee, maar hij bewijst wel in alles wat hij schrijft dat hij het met de strekking ervan hartgrondig eens is: wees niet lauw. Bestrijd met open vizier wat je verfoeilijk acht. Wees uitgesproken, schenk klare wijn en doe daar niet bij voorbaat al water bij. Kortom, wees geen muts maar een man.
Of zoals hij het zelf zegt in zijn nieuwe boek, met de in dit verband niet mis te verstane titel Nieuwe uitbarstingen: "Bij alles wat ik doe, bij alles wat ik zie, hoor, ruik, lees (poëzie ontsnapt voor een groot gedeelte, maar niet helemaal), in alles zoek ik een bondgenoot. Misschien zou ik beter zeggen rotgenoot, een die mijn haat deelt en die hem voedt met argumenten (...)."
Het is niet voor het eerst dat Van Istendael een selectie uit de artikels, columns, beschouwingen, manifesten die hij her en der publiceert, onder meer ook in deze krant, in boekvorm verduurzaamt. Hij is daarbij wat strenger geworden. Minder dan Bekentenissen van een reactionair (1994) en vooral Anders is niet beter (1996) sleept deze nieuwe bundeling dood hout met zich mee: best wel leuk opgeschreven, maar hun aanleiding niet overleefd hebbende gelegenheidsstukjes. Wat van Nieuwe uitbarstingen, hoewel even heterogeen in onderwerpskeuze als de vorige - van crinoline tot bijbelver-taling, van chanson tot de verwoestende gevolgen van het ongeremde marktdenken -, wat mij betreft de sterkste van de drie bundels maakt. Ook al omdat Van Istendael steeds kwader lijkt te worden.
Ik ken mensen, niet lijdend aan hersenrot, hart op de rechte plaats, niet gesteld op het infecte Nederlands noch op de stilistische onmacht van de vele in druk verschijnende analfabeten die dit land rijk is, wie de naam Van Istendael niettemin een wilde ergernis op het lijf jaagt. Wereldvreemde hersenspinsels van een uitsluitend onder zijn eigen schedeldak levende bourgeois, dat is, kort samengevat, hun reactie op wat hij schrijft. Ik begrijp dat niet goed.
Nu is Van Istendael niet te beroerd om zulke critici zelf munitie te verschaffen. "(I)k beschouw mijzelf als een burgerlijk reactionair die lijdt aan anarchistische dwangneuroses," getuigt hij in 'En België zweeg'. Maar is het dan zo bourgeois, zoals Van Istendael, zelf intellectueel, in het net genoemde essay doet, de neerbuigendheid te hekelen waarmee een gedeelte van de intelligentsia destijds de deelnemers aan de Witte Mars bejegende? Zijn het hersenspinsels, wanneer hij het ongelooflijk hoge aantal verkeersdoden in dit land - ongeveer dubbel zoveel als in het nochtans veel dichter bevolkte Nederland - aan de kaak stelt ('Wij willen niet')? Is het zo wereldvreemd, te wijzen op de overeenkomsten tussen de steeds strengere eisen die men her en der in West-Europa stelt aan buitenlanders die een visum willen bemachtigen en de praktijken dienaangaande in wijlen socialistisch Europa ('Ons eigen Oostblok')?
En is het zo wereldvreemd om de lezer even de volgende cynische cijfers onder het oog te brengen (in het nogal indrukwekkende pamflet tegen "de eredienst der economie" 'Het volvette tijdperk'): "In het laatste jaar van deze volvette eeuw hebben de 225 rijkste mensen van de wereld evenveel geld als de drie miljard armste mensen samen. De drie rijkste mensen van de wereld hebben meer geld dan de 48 armste landen (...) samen. (...) In 1995 waren de twintig procent rijksten 82 keer rijker dan de twintig procent armsten. In 1930 waren er dertig armen voor één rijke. In 1999 zijn er 74 armen voor één rijke. In meer dan tachtig landen is in 1999 het inkomen per hoofd lager dan tien jaar geleden."
Er zullen altijd mensen zijn - gewoonlijk geloven zij in een Ware Leer - die zulks afdoen als veel geschreeuw en weinig wol. Onbeduidende want machteloze schrijvelarij. Het komt er niet op aan de wereld te begrijpen, van belang is haar te veranderen, nietwaar? En de Ware Leer kan je precies vertellen hoe dat moet. Van zulke bezetenen moet van Istendael niets hebben. Zeker, er moet verdomme héél wat veranderen. Maar op welke manier? Daar blijft hij het antwoord schuldig op. Ik vind dat getuigen van lucide bescheidenheid. Moet je zelf eieren kunnen leggen om te mogen zeggen dat dit ei rot is? In Nieuwe uitbarstingen wordt Van Istendael niet moe het legsel uit de kapitalistische batterij, genaamd vrije markt, in al zijn onwelriekendheid te verafschuwen. Een Groot Plan om alle ermee samenhangende onrecht uit de wereld te helpen heeft hij daarbij niet. Maar hij doet naar zijn vermogen wat hij, nadenkend, schrijvend, niet afzijdig, kan doen. "Jezelf een vraag stellen / daarmee begint verzet // en dan die vraag aan een ander stellen," om uit Remco Camperts beroemde 'Iemand stelt de vraag' te citeren.
Ha, poëzie! Dat dat geen zweverige zwamneuzerij hoeft te zijn, bewijst de in dit boek opgenomen intellectuele schermutseling met collega dichter Charles Ducal. Poëzie "een radicale kritiek op het eenheidsdenken, op het marktdogma" (Van Istendael)? Welnee, de westerse poëzie, volstrekt apolitiek als ze is, bevestigt juist het heersende "individualistische dogma" (Ducal). Wat de eerste dan weer een te boude conclusie vindt.
Overigens bevat Nieuwe uitbarstingen ook andersoortige stukken. Zeker, de markt en anders wel de Belgische ziekte krijgen menige veeg uit de pan, maar je vindt evengoed geestig gefoeter tegen de dwaze mode om iedere iet of wat uitlandische naam meteen maar op zijn Engels uit te spreken, al dan niet ironische liefdesverklaringen aan Brussel en aan het koningshuis, en sowieso veel moois dat niet uit woede, maar uit het 'positief' daarvan, passie, voortkomt: enthousiasmerende notities bij het werk van Heiner Müller en de Nederlandse schrijfster Dirkje Kuik, pleidooien voor onze unieke Germaans-Latijnse bastaardcultuur (en dus tégen de heilsstaat "Vandenbrandistan"), een klein in memoriam voor de Franse chansonnière Barbara...
Van Istendael weet het allemaal overtuigend op te schrijven. Alleen met zijn moderne-dorpsidylle ('De modem en het Ardennengehalte') kan ik het niet eens zijn. Iedere gestresste stadsbewoner die daar zin in heeft zijn volledig bemodemde en bekabelde, "tot de nok geconnecteerde" huisje buiten, op die zeer schaarse plekken in België waar je nog echt van 'buiten' kunt spreken? Verdomd als dat niet de definitieve ondergang van ons platteland zou betekenen.
Patrick Stouthuysen
ob/kt/28 o
In een vorige week verschenen rapport over Midden- en Oost-Europa stelt de UNDP, de Ontwikkelingsorganisatie van de Verenigde Naties, dat de snelle overgang van een centraal geleide naar een markteconomie een ramp voor de regio is gebleken. Armoede, ziekte en misdaad zijn schrikbarend toegenomen. De economie is een puinhoop, de sociale voorzieningen zijn ontoereikend, de sterftecijfers stilaan vergelijkbaar met die van derdewereldlanden. Merkwaardig genoeg concluderen nogal wat deskundigen, geconfronteerd met deze gegevens, dat wat er momenteel in het vroegere Oostblok fout loopt geenszins de schuld is van de hervormingen. Integendeel, het is er vandaag zo'n puinhoop net omdat de overgang naar een markteconomie niet snel en ingrijpend genoeg is gegaan.
Dat is een mooie illustratie van wat Geert van Istendael in zijn nieuwe bundel beweert: het marktdenken is tot een geloof verworden. ,,Van Brussel tot Tokyo en zo verder tot Washington voeren staats- en regeringsleiders extatische dansen uit, wervelend om een met bladgoud bedekte lege plek die zij de vrije markt noemen. Vanop die lege plek zou het manna omhoog moeten dwarrelen en vervolgens nederdalen tot meerdere welvaart van iedereen. Hoe, dat weten de staats- en regeringsleiders niet, maar dat het manna er komt, geloven ze elke dag vaster. Bewijzen zijn niet nodig, een geloof kun je nu eenmaal niet bewijzen.''
Wat dat betreft vertoont het neo-liberalisme nogal wat overeenkomst met het communisme, argumenteert Van Istendael. Toen er in de Oost-Berlijnse winkels geen bananen meer te verkrijgen waren, was dat voor de partij-ideologen geen bewijs van het falen van de planeconomie. Integendeel, het bevestigde alleen maar dat er nog te weinig socialisme was.
Voor Van Istendael houden de gelijkenissen daar niet op. Het geloof in de markt is, net zoals de heilsleer van het communisme, onverenigbaar met een vrije samenleving. ,,Telkens als ik hoor dat het marktprincipe de enig mogelijke basis is waarop alles wat een mens doet noodzakelijkerwijs móet steunen, telkens als ik verneem dat de marktwaarde de enige geldige is en dat bijgevolg alles wat de markt in de weg staat, uitgeschakeld dient te worden, bekruipt mij deze verkillende gedachte: de markt is de totalitaire macht van de eeuw die komt.''
De alomtegenwoordigheid van het marktdenken vormt de rode draad in deze voor de rest nogal heterogene bundel. Je vindt er lange essays over de schrijfster Dirkje Kuik en de Duitse toneelauteur Heiner Müller, naast korte stukjes over Bill Gates of de Société Générale, maar bijvoorbeeld ook over de Franse chansonnière Barbara, het gebruik van Engels en Frans en de toekomst van de kleine talen in Europa. Je vindt met feiten doortimmerde betogen over de ruimtelijke wanorde en het moordende verkeer (,,Wij, Belgen, rijden altijd met plankgas, ijs en mist en weder dienende of niet. Het is een onweerstaanbare drang. Een andere, even onweerstaanbare drang dwingt ons overal huizen te bouwen. Altijd plankgas plus overal huizen is gelijk aan overal lijken''), maar ook kabareteske kolder en melige ongein (,,Waigel trok dreigend de lederen riem uit zijn lederen broek, die wonderwel niet afzakte.'').
Eigen aan dit soort gebundelde gelegenheidsstukken is dat het zelden om afgeronde gedachten gaat. De meeste teksten zijn bovendien behoorlijk polemisch, de titel Nieuwe uitbarstingen spreekt wat dit betreft voor zich. Die opeenvolging van korte, heftig geformuleerde meningen geeft het boek ongetwijfeld vaart, maar gaat ook ten koste van de diepgang.
Ergens vraagt Van Istendael de lezer ,,Zaag ik van dik hout planken?'' Soms wel, ja. Als je de zoveelste jeremiade leest over de onvolkomenheden van de markt, ga je onwillekeurig afvragen hoe het dan wel moet. Hoe stelt Van Istendael zich een samenleving zonder markt voor? Of nog, en dat is misschien eerlijker, hoe wil Van Istendael de markt opnieuw meer reguleren?
Net dat gebrek aan afronding maakt mij overigens nieuwsgierig. Hoe verenigt Van Istendael bijvoorbeeld zijn voorkeur voor het Belgische compromismodel met zijn haast fysieke afkeer voor Dehaene. Ook in deze bundel belijdt Van Istendael zijn liefde voor ,,dat geconstrueerde, dat kunstmatige, door de geschiedenis opgehikte België'', waar we ideologische debatten liefst uit de weg gaan, waar we de kerk in het midden laten en eieren voor ons geld kiezen. Om zo'n heterogeen land van plantrekkers bij elkaar te houden heb je onvermijdelijk politici van het slag van Dehaene nodig: loodgieters die steeds weer lekken moeten dichten, omdat we het met elkaar onmogelijk eens kunnen worden over structurele oplossingen.
Er zit, wat dat betreft, een vreemde spanning in de stukken van Van Istendael. Enerzijds lezen we over zijn afkeer voor la pensée unique , voor de door de Europese Unie opgelegde eenvormigheid, voor de zuiverheidswaan van de nieuwe nationalismen. We lezen over de charmes van de Brusselse en Belgische rommeligheid, over de veelvormigheid en de schoonheid van het vroegere dorpse leven. En anderzijds is er dan die onverklaarbare sympathie voor een bepaald soort tegendraads ideologisch puritanisme, voor de DDR, voor de steilheid van het protestantisme, voor Brecht. Ik wil Van Istendael wel eens horen uitleggen hoe hij die voorkeuren rijmt.
Van Istendael is zich van die spanning overigens bewust. Hij koestert dat gebrek aan éénduidigheid: ,,Ik beschouw mijzelf als een burgerlijk reactionair die lijdt aan anarchistische dwangneuroses.'' Elders formuleert hij zijn credo als volgt: ,,één waarheid is altijd wreedheid''.
Mijn favoriete essays in deze bundel gaan over het moderne landleven. Van Istendael, stadsmens in hart en nieren, verblijft blijkbaar ook regelmatig voor langere tijd op het platteland. En net als zovele stedelingen is hij zich diep bewust van de contradicties die daarmee gepaard gaan: ,,Weg uit de razernij van de consumptiemaatschappij, terug naar de kleinschalige gemeenschap, dat is het ware - maar toch niet te lang. Het is er zo stil. De mensen kijken je zo aan. Je wilt naar de bioscoop. Die is er niet.''
Van Istendael - een aandachtig lezer van de boeken van Geert Mak en Frank Westerman over de teloorgang van de landbouwsamenleving - beschrijft knap hoe zich stilaan een nieuwe symbiose tussen stad en platteland ontwikkelt, hoe de technologische ontwikkelingen een nieuwe ,,begerenswaardige levenswijze'' mogelijk maken, ,,een soort toekomstig landjonkersbestaan, opgesmukt met de cultuur van de moderniteit en met alle moderne gemakken''.
Van Istendael is op zijn best in dat soort sociografische observaties van het moderne leven. In die korte essays over het nieuwe dorpse bestaan is Van Istendael ook opvallend meer genuanceerd dan in zijn uitbarstingen over de markteconomie. Het moet gezegd, ik hou meer van die nuancering.
Nieuwe uitbarstingen is misschien niet het sterkste boek van Van Istendael. Dat heeft meer met de vorm, dan met de inhoud te maken. Van Istendael heeft het over behartenswaardige dingen, heeft ook meestal gelijk en zelfs waar dat niet zo is, heeft hij alleszins de verdienste je aan het denken te zetten. Wie Nieuwe uitbarstingen koopt, zal zich zeker niet bedrogen voelen. Alleen: Van Istendael komt beter tot zijn recht in het werk van iets langere adem. Het blijft, wat dat betreft, wachten op een vervolg van Het Belgisch Labyrinth of Arm Brussel . Hier ligt een kans voor de nieuwe Vlaamse minister van Cultuur Bert Anciaux, die dezer dagen opmerkelijk enthousiast over boeken kan vertellen. Geef Van Istendael een werkbeurs voor een jaar of twee. Ontsla hem van de verplichting om den brode wekelijks kleine stukjes te moeten schrijven. Geef hem bijvoorbeeld de opdracht in kaart te brengen wat de globalisering van de economie daadwerkelijk betekent voor het dagelijkse leven van de mensen, in Brussel en daarbuiten. Geef hem de tijd te lezen en te observeren. Betaal hem desnoods om, zoals hij het ergens zo mooi zegt, ,,te flaneren langs het vilt van het verval'', op voorwaarde dat hij daarna zijn ervaringen te boek stelt. Zelden zal een culturele subsidie beter zijn besteed.
em/ec/11 d
Begin dit jaar publiceerde Benno Barnard een essay onder de titel Ons groot nationaal dichtertje . Dat dichtertje was Guido Gezelle, net honderd jaar geleden overleden, en Barnard meldde dat hij niet echt van zijn poëzie hield. Een storm van verontwaardiging steeg op. Uit een lezersbrief, die Barnard overigens citeert: ,,'t Moet weer eens van een Hollander komen: spottend, sarcastisch, arrogant en betweterig!''
Barnard is inderdaad Hollander en sinds vele jaren ook Antwerpenaar, een nogal dodelijke combinatie. Velen vinden hem inderdaad pretentieus en arrogant maar feit is wel dat Barnard tenminste een mening heeft en die uitstekend ventileert. En ik kan niet anders dan toegeven dat de man vaak de nagel op de kop slaat.
Stokpaardjes zijn de diverse kloven die er wel of niet zijn tussen Nederland en Vlaanderen, en hun respectieve talen. Maar hij schrijft ook behartenswaardige zaken over een tentoonstelling van naturalistische schilderijen of over de c/k-kwestie en de nieuwe spelling. En als 'Ollander kent hij niet alleen Vondel, Slauerhoff, Lodeizen of Nijhoff maar ook Raymond Brulez, Christine D'Haen of Anton van Wilderode. Hoeveel Nederlanders zouden die Vlaamse schrijvers kennen? Hij schrijft er in ieder geval lezenswaardige essays over.
Het laatste essay in Een hiernamaals , Dodenmis is een schitterend en ontroerend in memoriam voor zijn overleden vriend Herman de Coninck.
Wie de vorige essaybundels van Geert van Istendael, Bekentenissen van een reactionair en Anders is niet beter kent, weet wat zijn stokpaardjes zijn. Ook in Nieuwe uitbarstingen snijdt hij die opnieuw aan: de taal en de literatuur natuurlijk, de schoonheid van het Vlaams en de verkrachting van wat ,,Verkavelingsvlaams'' heet, het gedrocht Europa en hoe daarin alles wordt afgemeten aan winst- en verliescijfers, dat complexe land dat België is met een hoofdstad die hij tegelijk verafschuwt en liefheeft, de spanningen tussen Walen en Vlamingen.
Maar nog steeds schrijft hij verfrissend, is hij heerlijk tegendraads en, vooral, kun je zijn meningen en analyses niet zo maar negeren. In En België zweeg bijvoorbeeld, een briljant essay over het jaar (1996) waarin ,,in België de onschuld werd vermoord'', analyseert hij diepgaand en indringend de crisis die dit land te verwerken kreeg door de Dutroux-affaire. Hij betrekt veel in zijn analyse: de witte marsen, het spaghetti-arrest, de vlucht van Lieckendael en de houding van het gerecht, de onmacht van de politiek en de verontwaardiging van de burger. Tegelijk trekt hij boeiende parallellen, met de val van de Berlijnse Muur bijvoorbeeld en de reacties van de Duitsers daarop.
Je hoeft het niet eens te zijn met de ideeën en analyses van Barnard en van Istendael, maar je koud laten doen ze niet. Ze dagen uit en stellen scherp. Ze geven graag hun meningen en opinies, maar steeds zijn die onderbouwd en gefundeerd. Daarbij formuleren ze raak en helder en is de humor en de zelfspot een essentieel onderdeel. België heeft schrijvers, denkers en essayisten als Barnard en Van Istendael nodig.
Drs. Jef Abbeel
Dit boek is een selectie uit polemische artikelen, columns en manifesten die de auteur publiceerde in kranten en tijdschriften. De thematiek is heterogeen: Dutroux, ABN-Amro, België, Bill Gates, talen in Brussel en in de EU, economisch liberalisme, Oost-Europa, stad en platteland, rijk en arm, verkeersdoden. De rode draad is de afkeer van de auteur voor de vrije markt en zijn kritiek op vrijwel alles: het gaat slecht, in België, in de EU, in het huidige Oost-Europa sinds de val van de Muur, in de wereld. De talentrijke schrijver zet elke lezer aan tot kritische reflectie. Hij heeft ook zijn zwakke kanten: hij is Belgicist en doet alsof ieder weldenkend mens zo is (pagina 47); hij heeft een afkeer voor Dehaene, maar zulke politici hielden/houden zijn België samen; hij verheerlijkt het kleinschalige platteland, maar blijft in Brussel wonen; hij bewondert de ex-DDR, maar vervloekt de eenvormigheid van de EU; hij klaagt alle onrecht aan, maar formuleert geen enkele oplossing en laat zichzelf voor elke column en elke lezing een veelvoud betalen van wat de door hem verguisde politici daarvoor vragen.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.