Beschikbaarheid en plaats in de bibliotheek
ARhus - afdeling Rumbeke
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Bosch en Keuning, cop. 1999 |
VOLW. : NON FICTIE : 921 RUDG |
ARhus - De Munt magazijn
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Bosch en Keuning, cop. 1999 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 921 RUDG |
Besprekingen
31/12/2000
De steentijd is de bakermat van onze beschaving, dat is de boodschap van Richard Rudgley's boek "Het stenen tijdperk". Rudgley wil de rijke culturele voedingsbodem van de oertijd belichten. Hij gaat terug in de tijd vanaf het algemeen erkende beginpunt van de historische periode: de ontdekking van het schrift, rond 3100 v.C. in het Oude Egypte. Als beginpunt van 'de beschaving' is dit tijdstip maar een arbitraire keuze. Tevoren was er in het neolithische Europa reeds een echte beschaving, zegt hij. Gimbutas, een Californische archeologe, stelt dat deze de voorloper was van vele latere culturele ontwikkelingen. De neolithische Europese beschaving bloeide tussen 6500 v.C. en 3500 v.C., en tot 1450 v.C. in Kreta. Er waren steden met grote bevolkingsconcentraties, tempels met meerdere verdiepingen, men kende schrift, woonde in ruime huizen met vier of vijf kamers, er waren professionele pottenbakkers, wevers, koper- en goudbewerkers, en een netwerk van handel in obsidiaan, schelpen, marmer, koper en zout. Mannen en vrouwen hadden allicht een gelijkwaardige status, en de hoogste Godheid werd voorgesteld als een vrouw.
Eén aspect van beschaving waarvoor Rudgley overtuigende prehistorische wortels aanwijst, is het schrift. Men is het er in het algemeen over eens dat het eerste ons bekende schrift stamt uit het Nabije Oosten uit de jaren 3500 tot 2800 v.C. bij de Sumeriërs en de Egyptenaren. De gedachte dat prehistorische Europeanen een eigen schrift ontwikkeld zouden hebben, werd beschouwd als te onwaarschijnlijk om serieus te nemen. Het Nabije Oosten moest immers de bron zijn van alle culturele ontwikkelingen van enige betekenis. Nochtans is het heel waarschijnlijk dat deze oude wereld inspiratie vond bij de neolithische wereld, en zelfs dat de eerste neolithische boerengemeenschappen hun inspiratie ontleenden aan symbolische tradities van de vroegere jager-verzamelaars.
Ook voor de wetenschap zijn er allicht heel wat vroegere wortels dan algemeen wordt aangenomen. Men veronderstelt dat de oorsprong van de wiskunde en wetenschap 5000 jaar geleden ligt. Maar in de grotten van Remouchamps vond men fragmenten van dierenbotten van 10.000 jaar oud gegraveerd met mooie gaatjes in een dobbelsteenpatroon. Elders vond men maansteentjes met krassen van dagen. Waarom zou er in die tijd niet wetenschappelijk gedacht worden? Het jagen vereist immers een gelijkaardige verstandelijke aanpak. Op basis van fragmentaire informatie zoals geur, urine, voedseltekens, losgeraakte stenen, moet men net als in een detectiveverhaal of bij wetenschappelijk onderzoek het verhaal samenstellen, hypothesen uittesten en de prooi opsporen. De mens heeft zo'n slecht ontwikkelde reukzin dat hij allicht alleen succesvol kon jagen door zijn verstand te ontwikkelen. Het is een misvatting de gedocumenteerde historie van intellectuele prestaties gelijk te stellen aan de evolutie van het verstand. We klimmen op elkaars rug. We weten meer, maar ons verstand is niet beter, zegt Rudgley. Wat we nu kunnen, konden we toen in principe ook.
Ook voor geneeskundige praktijken zijn er heel vroege bewijzen. Door de dagelijkse ervaring van het slachten was er een degelijke anatomische basiskennis. Zelfs in de steentijd deed men aan hersenchirurgie, zoals blijkt uit fossiele doorboorde schedels van patiënten die de behandeling blijkbaar vaak overleefden. Van de behandelingen op zacht weefsel is niets overgebleven, maar wanneer ze zich de schedel en vaak ook aan de tanden waagden, experimenteerden ze ongetwijfeld ook op andere lichaamsdelen. Verder sprokkelde Rudgley bewijzen bijeen voor vroege vuur- of pyrotechnologie, vermalingstechnieken van zaden die tot 30.000 jaar terugvoeren en mijnindustrieën die 50.000 jaar oud zijn. Hij wijst op vroeg artistieke en religieuze uitingen, onder meer in het gebruik van oker bij begrafenissen tot 100.000 jaar terug, ook bij onze verwanten de Neanderthalers, hij toont intrigerende neolithische erotische beeldjes en oudere paleolithische venusbeeldjes, sieraden van 40.000 jaar oud, bewijzen van begrafenissen tot 120.000 jaren terug, en 50.000 jaar oude muziekinstrumenten.
Rudgley volgt een mooie meeslepende bewijsvoering. Via de artefacten van onze voorgangers gluren we even over hun schouders mee in een soms ontroerend herkenbare realiteit. De mozaïek van prehistorisch bewijsmateriaal wijst er inderdaad op dat de indrukwekkende geboorte van wat wij cultuur noemen, geen plotse revolutie kan geweest zijn. Rudgley onderschrijft het cumulatieve model: de wortels van ons cultureel en symbolisch gedrag stammen uit de steentijd. De prehistorie verklaart voor een deel onze historische tijd. [Hilde Vervaecke]
Suggesties
Krijg een e-mail wanneer dit item beschikbaar is
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.