Notities bij mijn levensloop
Norbert Elias
Norbert Elias (Auteur)
2 exemplaren
Beschikbaarheid | Uitgave | Volume | Plaats in de bib |
---|---|---|---|
Magazijn |
Het Spectrum, 1982 |
2 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 905.1 ELIA |
Magazijn |
Het Spectrum, 1982 |
1 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 905.1 ELIA |
15/07/2012
Nu is ook Norbert Elias opgenomen in de galerij van de Grote Klassieken. De prestigieuze reeks bestaat inmiddels uit bijna twintig boekdelen. Bewaarboeken, boeken die niet alleen hun schrijver maar ook hun lezer zullen overleven. Misschien is dat nog de beste omschrijving van een ‘klassiek’ boek. Boeken die op zichzelf staan, en het daar best naar hun zin hebben. Daarom is het niet erg dat er weinig samenhang is in de reeks. De afzonderlijke boeken staan zo ongenaakbaar op zichzelf, dat ze geen reeks nodig hebben. Het zijn de boeken die de reeks maken, niet omgekeerd. Nietzsches Also sprach Zarathoestra, Pascals Gedachten of Kierkegaards Of/Of hebben echt geen belendende boeken nodig om overeind te blijven staan. Ook geen boekensteunen. Ze staan op eigen kracht. Wie de auteurs in de reeks overloopt, treft namen aan van grote filosofen (Wittgenstein, Kant, Merleau-Ponty, Heidegger), maar toch vooral van moeilijk thuis te brengen auteurs (Benjamin, Pascal, Nietzsche, Kierkegaard, Erasmus, Foucault, Goethe ook) die de grenzen van disciplines overschrijden of uitvagen en die men dan maar filosoof noemt, of denker.
Norbert Elias (1897-1990) behoort tot die tweede categorie van moeilijk thuis te brengen auteurs. Hij noemde zich een beoefenaar van de sociologie. Maar dan wel van een sociologie zoals hij die op het oog had, één die geschiedenis, psychologie en filosofie weet te integreren. Hoewel hij veel te laat geboren is om gerekend te kunnen worden tot de generatie van de sociologische grondleggers (Weber, Durkheim, Simmel), heeft Elias ontegensprekelijk het temperament van een grondlegger. Van de grond af wil hij de sociologie heropbouwen. Om sociologisch te denken zoals het hoort, dat wil zeggen met oog voor het vlietende, procesmatige van de sociale werkelijkheid, zou men de taal moeten heruitvinden. De grammatica en de grondvormen van woorden schieten te kort, vindt hij. Zij houden ons een bedrieglijk beeld van de wereld voor. Alsof die uit ‘dingen’ en ‘toestanden’ bestond. Een nieuwe taal is nodig. Maar ja, wie kan nu de taal op z’n eentje heruitvinden? Elias beseft ook wel dat dat niet gaat, maar hij probeert. Hij is een wroeter, een taalworstelaar. Aan taalexperimenten waagt hij zich niet. Zijn worsteling met de taal blijkt veeleer uit zijn telkens opnieuw herformuleren. Er zitten nogal wat herhalingen in zijn werk. Storend? Ik denk van niet. Men kan die herhalingen zelfs beschouwen als oefeningen: denk- en spreekvoorbeelden voor de lezer. Lezen in Norbert Elias is zich oefenen. Lezend, herlezend en zich af en toe ergerend aan de omslachtige stijl, leert de lezer sociologisch te denken. Dat wil zeggen, te denken zoals de meester het voordeed. Het is dan ook niet verbazend dat heel wat lezers die Elias grondig hebben gelezen, zich ontpopten tot toegewijde leerlingen. Elias maakte school: in Duitsland, Groot-Brittannië, maar toch vooral in Nederland, waar hij de laatste jaren van zijn leven werkend doorbracht te midden van een kring van volgelingen. Het hoogtepunt van de Amsterdamse school, met mensen als Johan Goudsblom en Abram de Swaan, ligt inmiddels al een tijdje achter ons. Men kan de publicatie van Het civilisatieproces in de reeks Klassieken zelfs beschouwen als het afsluiten van een tijdperk.
Heeft Het civilisatieproces de actuele lezer nog iets te zeggen? Beslist. Om te beginnen is het boek een Fundgrabe. Historici, sociologen en psychologen gebruiken Het civilisatieproces zoals de barbaren Rome. Om te plunderen. Dat is niet verboden, en ook na veelvuldig plunderen blijft een bezoek aan de ruïnes de moeite. Toch is plunderen niet de beste vorm van lezen. In deze snelle tijden is een echte lectuur van dit omvangrijke, en niet altijd vlot leesbare, boek echt geen tijdverspilling. Het blijft een van de indrukwekkendste voorbeelden van wat Wright Mills sociological imagination noemde. Dat is het vermogen om verbanden te leggen tussen persoonlijke aangelegenheden en grootschalige maatschappelijke constructies. Elias doet dit voortdurend, en wie de moeite neemt om de studie ten einde toe door te lezen, ziet verbanden alom. Het verband, bijvoorbeeld, tussen het ontluikende schaamtegevoel van een kleine jongen en het belastingstelsel van de samenleving waarin hij opgroeit. Of tussen het gebruik van de neusdoek en het ontstaan van de moderne staat. Of tussen het ontstaan van de roman en de toename van zelfdwang. Of tussen de geschiedenis van de kwispedoor en de ontwikkeling in de moderne oorlogvoering. Of tussen tafelmanieren en neurosen. Die verbanden zweven niet in de lucht. Ze houden onderling verband met mekaar. En ze komen alle samen in één overkoepelend verband. Een duizelingwekkend verband van verbanden: het civilisatieproces.
Het door veelvuldig gebruik versleten en verdofte begrip ‘civilisatie’ werd door Elias geslepen en gepoetst tot een heilige graal van de sociologie en de geschiedenis. Het verklarend of althans het omkaderend begrip bij uitstek. Elias’ boek gaat dan ook over veel meer dan over fijne maniertjes. Het brengt het wijd- en fijnvertakt web van interdependenties aan het licht. Het vervlechtingsweb, zoals Elias het ook noemt. Het web dat met ragfijne, nauwelijks zichtbare draden doordringt tot in de diepste krochten van onze persoonlijkheid en dat ons verbindt met de samenleving in de breedste zin. Dit web, die figuratie van figuraties, is welbeschouwd al wat bestaat. Er is geen individu hier en een samenleving daar, er is geen innerlijk en geen uiterlijk, geen binnen en geen buiten. Er is alleen een allesverbindend en ook wel allesverslindend web. Een netwerk van dwangen en verbindende afhankelijkheden. Dat leert Elias. En die les blijft leerzaam, ook al leven we inmiddels in een Web 2.0-wereld. Juist daarom. [Walter Weyns]
Redactie
Deze klassieker over de ontwikkeling van de westerse beschaving vanaf de Middeleeuwen verscheen voor het eerst in 1939, maar werd pas echt populair en invloedrijk in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. De socioloog Elias (1897-1990) verbindt in deze magistrale studie sociologische, psychologische en historische inzichten om antwoord te kunnen geven op de vraag waarom en in welk opzicht mensen zich in de loop der eeuwen anders, 'beschaafder', zijn gaan gedragen. Aan de hand van voorschriften uit oude etiquetteboeken laat hij zien hoe omgangsvormen tussen mensen in de loop der tijd zijn veranderd. Dat levert soms vermakelijke passages op over het eten, het neus-snuiten, het spugen etc. Op knappe wijze verbindt de auteur de wijze waarop mensen zichzelf en anderen ervaren met processen van staatsvorming. Deze studie heeft veel sociologen en andere onderzoekers in hun werk geïnspireerd en heeft ook geleid tot discussies over de vraag of het civilisatieproces in de westerse samenleving ononderbroken doorgaat of van richting is veranderd. Kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.