Kikkers
Mo Yan
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Bakker, 1995 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MO |
31/12/2000
In het Paradijsgewest telen bijna alle boeren knoflook, maar op een dag beslist de overheid de overtollige knoflook niet meer te kopen en de boeren komen in opstand. De roman begint met de arrestatie van Gao Yang; hierna worden vier vertellijnen (die van Gao Ma, Gao Yang, Jinju en Vierde Tante) parallel ontwikkeld, soms literair, soms retrospectief, soms associatief. Een vijfde lijn, die van de blinde minstreel Zhang Kou, is een kaderlijn en beweegt zowel binnen als buiten de roman en krijgt de functie van een Grieks koor. Zhang Kou is in het begin en op het einde van de roman aanwezig en elk hoofdstuk begint met een stuk uit zijn liederen (een verwijzing naar de titel). Deze teksten, met commentaar, zijn het 'geweten' van de roman. Op deze manier ontstaat een spanningsveld, dat slechts op het einde wordt opgelost, wanneer de volledige omvang van de tragedie zichtbaar is. Schokkende realistische beschrijvingen (vooral de scènes in de gevangenis) wisselen af met mooie natuurbelevingen; schoonheid en lelijkheid, droombeelden en brute realiteit zijn samen aanwezig. Met als thema de gerechtigheid is deze roman een striemende sociale aanklacht tegen de Chinese bureaucratie, mistoestanden, hebzucht en onrecht. Het harde werk van de boeren en de gerechtvaardigde liefde tussen Gao Ma en Jinju kunnen de spiraal van onrecht niet doorbreken. [Redactie]
Redactie
Op een dag aan het einde van de zomer van 1985 worden in een klein dorp in het oosten van China drie personen gearresteerd. Het betreft een voormalige soldaat, Gao Ma, een weduwe, vrouw Fang, en een arme boer die net opnieuw vader is geworden, Gao Yang. Later blijkt dat zij allen hebben deelgenomen aan een opstootje in de districtshoofdstad nadat de overheid weigerde de knoflookoogst op te kopen. Terwijl de schrijver zijn hoofdpersonen volgt van politiepost naar gevangenis en werkkamp, beschrijft hij tegelijkertijd in flashbacks de voorgeschiedenis van het knoflookoproer en de achtergrond van zijn hoofdpersonen. Zijn grootste aandacht gaat hierbij uit naar de voormalige soldaat Gao Ma en zijn liefde voor Fang Jinnü, de dochter van de weduwe. Mo Yan (1956) biedt in deze roman een overweldigende evocatie van de vrijwel uitzichtloze achterlijkheid en armoede van het hedendaagse Chinese platteland. Hij schildert een bestaan gekenmerkt door stank en vuil, geweld en willekeur op alle niveaus, waartegen de zuivere liefde van Gao Ma voor Fang Jinnü en de simpele eenvoud van Gao Yang des te schriller af steken. Pocketeditie; kleine druk, krappe marge.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.