Blijf bij mij
Andrew O'Hagan
Andrew O'Hagan (Auteur), Hilje Papma (Vertaler), Marlies Weyergang (Vertaler)
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Uitgeleend
|
Prometheus, 2024 |
VERDIEPING 3 : NIEUW DUIZENDZINNEN : O'HAG |
Marnix Verplancke
il/pr/20 a
'Deze tijden zijn niet gemaakt voor oudere mannen', schrijft Campbell Flynn begin 2022 in een brief aan zijn oude studievriend William Byre. Campbell, 52, kunsthistoricus, auteur van een bejubelde Vermeer-biografie en presentator van een BBC-podcast met de titel Het onbehagen in de cultuur − waarin hij een diepteonderzoek uitvoert naar de oppervlakkigheden van onze tijd − is aan het einde van zijn Latijn.
Zijn studenten hebben hem immers negatief beoordeeld omwille van een artikel in The Atlantic waarin hij de 'witte wroeging' neerzette als een vorm van masochistisch genot en daarom dreigt hij zijn baan aan de universiteit te verliezen. Toch zal dat klein bier blijken te zijn vergeleken met de andere uitdagingen waar hij voor staat.
Campbell is het hoofdpersonage van de satirische roman Caledonian Road, waarin Andrew O'Hagan niet alleen de ondergang van de kunsthistoricus, maar ook die van zijn generatie en uiteindelijk ook die van heel Groot-Brittannië aankaart. Want Campbell is niet de enige die door het ijs zakt. Dat doen ook zijn vrienden en familieleden. Zo is er de eerder genoemde William Byre, die aan het hoofd staat van een winkelimperium waarvan de fundamenten door onlineverkoop worden weggevreten. Daarbovenop is hij een Russische oligarch die voor Poetin is gevlucht miljoenen ponden schuldig. Of neem Anthony, de hertog van Kendal en de schoonbroer van Campbells vrouw Elizabeth, van wie er opeens op YouTube een video opduikt waarin hij wel erg nauw verbroedert met een stel neonazi's.
Misdaad
O'Hagan kennen we van de romans Onze vaders en Blijf bij mij. In de eerste zag een architect op het einde van zijn leven hoe de sociale woonwijken die hij in Glasgow had mogen bouwen verloederden en werden afgebroken. De tweede ging dan weer over een Engelse priester die in Schotland verliefd werd op een jongen van 15, wat aanleiding gaf tot een soort xenofobe duiveluitdrijving. Het waren bijzonder knap geconstrueerde en stilistisch fijnzinnige geëngageerde romans. Hetzelfde kan gezegd worden over Caledonian Road.
De roman beslaat een jaar, beginnend in de lente van 2021, en zit strak aan de realiteit vastgeklonken. Zowat ieder maatschappelijk of cultureel fenomeen komt ter sprake. Er is natuurlijk de brexit die maakt dat de Polen weer naar huis vertrekken en er een tekort aan truckchauffeurs ontstaat. Er zijn de Vietnamese migranten die vanuit de haven van Zeebrugge naar Engeland gesmokkeld worden en van wie er op een dag 41 dood worden aangetroffen. Er zijn de Noord-Engelse illegale sweatshops waar de Londense mode-iconen hun kleren voor een appel en een ei laten maken, om ze nadien met gigantische winsten te verkopen.
Er is geld, heel veel geld, maar tezelfdertijd ook altijd te weinig geld natuurlijk, waardoor economie en misdaad steeds meer door elkaar heen beginnen te lopen. Daar heeft de befaamde Britse rioolpers natuurlijk een vette kluif aan. En er is, en hier komen we terug bij Campbell en co., macht, die in handen is van het old boy network, voor wie partijgrenzen niet bestaan, en ethische grenzen al zeker niet.
Campbell gaat trouwens niet alleen door een professionele crisis, hij worstelt ook met een persoonlijke. Als zoon van een timmerman en naaister uit Glasgow heeft hij het ver geschopt, maar hij wordt gekweld door schuld en schaamte omwille van zijn afkomst. Hij woont in een herenhuis in een van de chicste wijken van Londen en heeft ook nog een buitenhuis op het platteland. Daar werkt Elizabeth wel eens, waarbij ze afspreken om 's avonds via Zoom te eten. Regelmatig krijgt hij verzoeken om inleidingen te schrijven voor kunstcatalogi en hij mag zelfs een lezing geven in het British Museum. Maar overal zit de klad erin.
Darkweb en wiet
Thuis neemt die de vorm aan van de 70-jarige mevrouw Voyles, die de kelderwoning huurt en hem onophoudelijk aanklaagt voor verwaarlozing maar nooit herstellers binnenlaat. Voor een half miljoen wil ik best verhuizen, stelt ze, een eis waarin de sociale werkers die haar begeleiden haar volledig steunen.
En dan is er de echte bedreiging van de macht van zijn generatie, in de figuur van Milo, zijn beste student en later ook zijn assistent, die hem bekeert tot het darkweb en marihuana, maar die hem vooral bezweert dat hij moet meesurfen op de golf van dekolonisatie en emancipatie, waardoor zijn speech in het British Museum uitdraait op een pleidooi voor het teruggeven van alle buitenlandse cultuurschatten.
Misschien heeft O'Hagan net iets te veel feiten en faits divers in zijn roman gestoken om echt goed te zijn, maar zijn gevoel voor scherpe dialogen compenseert dit euvel ruimschoots. Bij het lezen van deze roman, die deel uitmaakt van een Britse traditie van sociale satire die loopt van Charles Dickens via Evelyn Waugh en Anthony Powell tot Martin Amis, kun je vaak niet anders dan grimlachen. Niet alleen om de zelfdestructieve neigingen van de personages, maar ook om die van een cultuur die niet veel verder meer komt dan vernissages die louter nog bestaan uit beschadigde kunst of modecollecties die het midden houden tussen 'traditionele shetlandwol en de angst voor een rassenoorlog'.
Sam De Wilde
il/pr/06 a
Er wordt weleens beweerd dat Andrew O'Hagan in 1999 de Booker Prize naar J.M. Coetzees In ongenade zag gaan omdat in zijn eigen genomineerde Our fathers de vorm te veel primeerde op de inhoud. Daar lijkt de auteur lessen uit getrokken te hebben. In zijn nieuwe roman Caledonian Road staat de inhoud voorop.
Migratie, mensenhandel, klassenjustitie, Brexit, covid, drillrapbendes, Russische oligarchen, de klimaatcrisis, racisme, seksisme, nepotisme, ongelijkheid, cancelcultuur, cryptovaluta en MeToo. Zowat elk thema dat de afgelopen jaren de publieke opinie in Groot-Brittannië en daarbuiten heeft beroerd, komt aan bod. Het leverde hem al bijnamen op als 'the Dickens of our post-Brexit pandemic age'. Maar zelfs de victoriaanse schrijver die bekendstond om het sociale commentaar in zijn boeken beperkte zich doorgaans tot enkele thema's per roman. O'Hagan daarentegen lijkt in zijn verhaal over een kunsthistoricus met een midlifecrisis een heel boodschappenlijstje af te vinken. Alsof de relevantie van een roman zit in de hoeveelheid maatschappelijke vraagstukken die erin behandeld worden.
O'Hagan voorzag elk thema van een bijbehorend personage, maar behapbaarder is zijn roman (die aanvangt met een twee pagina's lange personagelijst) er niet van geworden. Aangezien de vertegenwoordiging van een specifieke maatschappelijke kwestie hun voornaamste functie is, blijven zowel O'Hagans aristocraten als zijn straatdealertjes uit grove clichés opgetrokken. Het resultaat is een groots opgezette, maar uiteindelijk weinig meeslepende vertelling. Door het streven onze tijd te duiden aan de hand van de ervaringen van zowat alle bevolkingslagen wordt Caledonian Road hier en daar een victoriaanse roman genoemd. Dat klopt, toch in die zin dat het een boek is dat niet van deze tijd is.
Met een klassieke alwetende verteller bekijkt O'Hagan zijn onderwerpen van bovenaf. Dat is wellicht de eenvoudigste oplossing om veel perspectieven te verenigen, maar het staat meerstemmigheid in de weg. Met Caledonian Road lijkt O'Hagan een alomvattende sociale kritiek te willen leveren, maar de schrijver vergeet om daarbij ook te kijken naar zichzelf. Naar de literatuur en naar zijn plaats daarin. Caledonian Road is een roman die perfect functioneert binnen het systeem dat hij op de korrel neemt. Hij stelt de totale verrotting van onze samenleving vast, maar zet er te weinig tegenover.
In sommige passages vindt hij wel de juiste toon en levert hij net via de alwetende verteller het soort mild ironisch commentaar waar zijn negentiende-eeuwse voorgangers vaak in excelleerden. Hier en daar zie je een flits van wat O'Hagan in zijn mars heeft, maar vaker heb je het gevoel dat je gewoon het bronmateriaal voor een dure tv-serie aan het lezen bent.
Dat er bij hen nooit iets op het spel staat, krijgen schrijvers en kunstenaars in Caledonian Road te horen. Dat ze braaf binnen de lijntjes kleuren. Dat is precies wat O'Hagan met deze roman heeft gedaan.
Vertaald door Hilje Papma en Marlies Weyergang. Prometheus, 576 blz., € 27,50.
Hans Bouman
i /ul/20 j
Wie op een zoekmachine 'Londen aan de Theems' intikt, wordt gefêteerd op een rijkdom aan artikelen over Russische oligarchen die hun op dubieuze wijze verkregen miljoenen op grote schaal witwassen in de Britse hoofdstad. En dit met instemming en medewerking van een welgestelde (en al even dubieuze) Britse financiële 'elite'. Londen geldt sinds jaar en dag als de witwashoofdstad van de wereld. Naar verluidt wordt van elke 100 pond die criminelen in de City omzetten slechts 26 pence geconfisqueerd.
De schimmige wereld van het foute grote geld speelt een belangrijke rol in de nieuwe, zevende roman van schrijver en journalist Andrew O'Hagan: Caledonian Road. Hoofdpersoon is de 52-jarige Campbell Flynn, die net als O'Hagan zelf in relatieve armoede opgroeide in Glasgow, maar zich inmiddels heeft opgewerkt tot een cultuurcriticus van aanzien. Hij heeft een gezaghebbend boek geschreven over Vermeer en geldt als expert op het gebied van de Hollandse Gouden Eeuw.
Al vroeg in de roman maken we kennis met Flynns gespleten karakter. Hij werkt hard aan een progressief-liberaal aura en heeft daarom een BBC-podcast gemaakt, Het onbehagen in de cultuur. Het betreft hier een diepteonderzoek waarin hij zich heel correct afzet tegen de oppervlakkigheid van de moderne tijd. Verder heeft hij gedemonstreerd voor homorechten, is hij de trotse vader van een queer dochter en is hij 'zodra het kon in voornaamwoordentherapie gegaan'.
Waarden zijn belangrijker dan geld, zo luidt de uitstraling die hij nastreeft. Tegelijk maakt hij zich voortdurend zorgen over het feit dat hij niet zo rijk is als hij zou moeten zijn. Want hoe progressief hij zich ook voordoet, Flynn mag zich graag in de kringen van de rich and famous begeven en zijn levensstijl aan de hunne spiegelen.
Om zijn financiële slagkracht wat te vergroten heeft hij een zelfhulpboek geschreven, Waarom mannen huilen in hun auto, met als ondertitel: De crisis van de mannelijke identiteit in de twintigste eeuw. Hij en zijn uitgever zijn ervan overtuigd dat dit boek een potentiële bestseller is, met name in de Verenigde Staten. Maar natuurlijk staat een boek waarin je het opneemt voor de benarde positie van de hedendaagse man een beetje haaks op het progressieve imago dat Flynn wil uitdragen. Dus wordt er een acteur benaderd om zich voor te doen als de auteur van het boek. Een actie die niet zonder risico zal blijken.
Hoewel Flynn de hoofdpersoon is van Caledonian Road, is hij bepaald niet de enige wiens doen en laten we in deze roman krijgen gepresenteerd. Het boek wordt voorafgegaan door een dramatis personae van niet minder dan 59 personages, variërend van drillrappers tot modeontwerpers, Russische oligarchen tot dj's, mensensmokkelaars tot extreemrechtse shockcolumnisten, louche kunsthandelaars tot uitgebuite arbeidsmigranten, parlementsleden tot Britse adel. Plus een zowel hilarische als afschrikwekkende bejaarde huurster die Campbell het leven op hemeltergende wijze zuur weet te maken.
Caledonian Road laveert op indrukwekkende wijze tussen alle geledingen van de Britse maatschappij en zet net zo overtuigend bekakte tory's van het traditionele old boys network neer, als de netwerken van geharde internationale criminelen. Het boek is in de Britse pers wel een state-of-the-nation-roman genoemd, een genre dat auteurs als Jonathan Coe en Zadie Smith op knappe wijze hebben beoefend.
De oervader van dat romantype is Charles Dickens, en zijn naam valt dan ook in vrijwel elke Britse recensie van Caledonian Road. Niet ten onrechte, de indrukwekkend brede dwarsdoorsnede die O'Hagan schetst van de Britse maatschappij doet denken aan bijvoorbeeld Bleak House, al is ook een vergelijking met The Bonfire of the Vanities van Tom Wolfe zeer van toepassing.
Om als vijftiger meer voeling te krijgen met de jongere generaties en een beter begrip te ontwikkelen van moderne zaken als bitcoins, het dark web en überhaupt van de digitale wereld, papt Flynn aan met een van zijn studenten, Milo Mangasha. Hij realiseert zich niet dat Milo meer dan voldoende redenen heeft om rancune te koesteren jegens de wereld die Flynn belichaamt en dat zal in het vervolg van hun contact repercussies hebben. Hevige repercussies.
Caledonian Road biedt de lezer een adembenemende reeks verwikkelingen. Een ervan betreft Sir William Byre, een oude schoolvriend van Flynn, die een groot imperium van modezaken heeft opgebouwd, maar zijn hand overspeelt met ambities in Saoedi-Arabië, zich schuldig maakt aan ongewenste intimiteiten, nooit pensioenpremie voor zijn werknemers heeft betaald en zich blijkt te hebben uitgeleverd aan een Russische tycoon. Dat loopt natuurlijk niet goed af.
Ook bij Flynn zelf heeft de lezer bijna van meet af aan het gevoel dat hij, met al zijn gedraai en gekonkel, steeds verder verstrikt zal raken in een web waaruit geen ontsnappen mogelijk is. Een schijnbaar onschuldige, maar uiteindelijk fatale factor vormt mevrouw Voyles, de 70-jarige huurster die het souterrain van Flynns huis bewoont en in wie we een personage van dickensiaanse allure herkennen.
Zij klaagt voortdurend over de talloze tekortkomingen van haar appartement, maar houdt door Flynn gestuurde werklieden die de mankementen komen verhelpen consequent buiten de deur. Om vervolgens des te krachtiger te gaan klagen bij diverse instanties, die zich dan weer verontwaardigd tot Flynn richten.
Het valt niet te ontkennen dat de plottechnische achtbaan in dit boek met enige regelmaat piept en knarst: niet alle verwikkelingen zijn even aannemelijk. Ook over de karakterisering kun je soms je wenkbrauwen optrekken; O'Hagan heeft bij het schrijven niet op een karikatuur meer of minder gekeken.
Maar de research die aan deze roman ten grondslag ligt is indrukwekkend, evenals de wijze waarop Caledonian Road zo veel verschillende milieus en (sub)culturen tot leven wekt. More is more, in dit boek. En dat is op zijn tijd best lekker.
Uit het Engels vertaald door Hilje Papma en Marlies Weyergang.
Prometheus; 576 pagina's; € 27,50.
Bookarang
Een vuistdikke (575 blz.) satirische roman over klasse, privilege en de val van een gevierde academicus. Campbell Flynn, kunsthistoricus en intellectuele celebrity, betreedt het rijk van de middelbare leeftijd. Gevoed door een behoefte aan bewondering en de fijnere dingen van het leven neemt hij mensen niet half zo serieus als zij zichzelf nemen. Zijn student Milo Manghasa komt uit een onbekende wereld en heeft ervaringen en ideeën die Flynn prikkelen. Milo heeft echter ook een plan. Gedurende een gevaarlijk jaar komt een web van misdaden, geheimen en schandalen aan het licht, en het is de vraag of Flynn zich zal kunnen beschermen tegen de ontmaskering die hij zo vreest. In levendige, gedetailleerde stijl en met gevoel voor ironie geschreven. Met name geschikt voor een literaire lezersgroep. Andrew O’Hagan (1968) is een Britse schrijver, geboren in Glasgow. Drie van zijn boeken werden genomineerd voor de Booker Prize. Zijn werk is vertaald in vijftien talen. 'Caledonian Road’ wordt beschouwd als zijn magnum opus en zal worden bewerkt tot tv-serie.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.