Jouw huid : roman
Jeroen Theunissen
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2022 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : THEU |
Maarten Steenmeijer
i /un/11 j
Mannen die hun door werk, woning en wederhelft ingesnoerde bestaan niet meer trekken, het is een type personage dat nogal eens voorkomt in het werk van de Vlaamse schrijver Jeroen Theunissen, die in 2017 op de shortlist van de Libris Literatuurprijs stond met De omwegen. In zijn debuutroman De onzichtbare (2003) laat hij bankbediende Herbert Danigs, de vleesgeworden burgerlijkheid, ontsporen en zijn vrouw vermoorden. Zo dramatisch wordt het niet in het geval van Horacio Gnade, de docent Spaanstalige letterkunde uit Een vorm van vermoeidheid (2008) die van het ene op het andere moment huis en haard verlaat en naar verre oorden trekt. In Jouw huid (2018), Theunissens nieuwste roman, laat Griff de vrouw die van hem zwanger is in de steek en verkast hij van Wales naar Brussel, de internationale stad waar hij in zijn nopjes lijkt te zijn met zijn nieuwe leven van succesvol lobbyen en tot niets verplichtende onenightstands. Totdat in een buurtcafé zijn blik wordt gevangen door een jonge immigrante uit Ghana.
In Ik = cartograaf is het Theunissen zelf die worstelt met zijn sedentaire burgerbestaan (al strooit hij helemaal aan het eind van het boek de lezer nog wel wat zand in de ogen met een nogal sleetse disclaimer dat hij en zijn personage elkaar maar ten dele overlappen). Het is 2017 en de schrijver wordt geplaagd door verlammende angstaanvallen. Zijn huwelijk is op sterven na dood, hij heeft een baan die hem niet zint, de zorg voor zijn twee zoontjes is hem te veel en hij heeft voor het stukje van de aarde dat zijn thuis zou moeten zijn 'nooit enige liefde (...) gevoeld'.
Hij besluit om in zijn eentje een lange wandeltocht dwars door Europa te maken. Een tocht die begint in het zuidwesten van Ierland en die hem via Engeland, Nederland, Duitsland, Oostenrijk, Slowakije, Tsjechië, Polen, Oekraïne, Roemenië en Bulgarije ten slotte in Turkije zal brengen. Wanneer hij in Istanbul, ruim zes maanden na zijn vertrek, aan de andere oever van de Bosporus Azië ziet liggen, is zijn tocht volbracht.
Existentiële crisis of niet, in het lijvige, veelkleurige Ik = cartograaf (geen mooie titel trouwens) doet Theunissen niet aan navelstaarderij, al had hij daar onderweg natuurlijk alle tijd voor. Wel lardeert hij het verhaal van zijn wandeltocht met passages over de periode na zijn terugkomst, waarin hij opvallend genoeg bijna alle aandacht richt op zijn zoontjes en nauwelijks rept over zijn (inmiddels ex-) vrouw. Theunissen stelt zijn vaderschap ter discussie en concludeert dat hij een vader is 'die zelf niet goed weet hoe hij dit leven moet leven'. Over zijn 'partnerschap' hoor je hem niet of nauwelijks. Wat voor huwelijk had hij? Waarom ging het mis?
Het is maar een detail, maar dat deze vragen ontbreken valt op in een relaas dat op veel plekken wordt voortgestuwd door vragen en door pogingen om daar antwoorden bij te bedenken. Ik = cartograaf is in hoge mate een vragenboek en dat komt doordat Theunissen niet alleen zichzelf wil begrijpen, maar zo ongeveer alles. Wie ben ik? Maar ook bijvoorbeeld: wat is Liverpool? Wat maakt een Duitser tot Duitser? Wat is Europa? Wat is de geschiedenis van Europa? Wat is geschiedenis überhaupt? Wat is onze moderne werkelijkheid? En wat behelst het begrip 'werkelijkheid' eigenlijk?
Dit klinkt allemaal nogal theoretisch maar dat is zo ongeveer het laatste wat Ik = cartograaf is. Theunissen stelt grote vragen, jawel, maar zijn antwoorden verliezen zich niet in abstracties, ze blinken uit in concreetheid. Zijn boek is een magnifieke verzameling verhalen, verhandelingen, anekdotes en wetenswaardigheden waarvoor de schrijver met de onbegrensde nieuwsgierigheid van een homo universalis heeft geput uit een waaier van disciplines en kunstvormen (geschiedenis, filosofie, literatuur, film, biologie, geologie, architectuur, archeologie en nog zo het een en ander). Met trefzekere intuïtie heeft hij dit alles aaneengesmeed tot een eigenzinnig, meeslepend geheel.
Gebaande paden volgt Theunissen daarbij nauwelijks. Als hij het over Liverpool heeft, gaat het een keer niet over de Beatles maar over de grote rol die deze havenstad in de slavenhandel heeft gespeeld en over Billy Fury, een allang vergeten popster uit de jaren zestig. Als de schrijver in Polen is, trekt hij niet naar de grote steden maar naar een uithoek in het zuidoosten van het land, waar hij in het stadje Dukla filosofeert naar aanleiding van een roman van Andrzej Stasiuk met dezelfde naam. In Oostenrijk is Hitler een bijna onvermijdelijk onderwerp, maar ook hier focust Theunissen op het kleine en het niet voor de hand liggende: de 'unieke zielsverbondenheid' van de jonge Hitler met zijn moeder, die in 1907 in het bijzijn van haar zoon stierf. Dan schrijft Theunissen: 'Ik betrap mij erop dat ik bij dit beeld van die zachte, lieve moeder en de wat wereldvreemde maar welmenende zoon enigszins week word.'
'Honderdduizend verhalen bevat het duister', schrijft Theunissen ergens. Het lijkt wel alsof hij er zoveel mogelijk wil vertellen. Intussen kijkt hij ook goed om zich heen en dat levert vooral in de hoofdstukken over de landen in het oosten van Europa indringende pagina's op. Over de sporen die talloze invasies, veroveringen, bezettingen, genocides en deportaties hebben achtergelaten: voortdurend verschuivende grenzen, ruïnes van steden en dorpen die ontvlucht of ontruimd zijn. Geïsoleerde taalgemeenschappen van achterblijvers of van niet geïntegreerde nieuwkomers.
Theunissen is een veertiger maar ontpopt zich zo nu en dan als een grumpy old man: hij moppert op sociale media, is van mening dat we te veel werken, vindt het massale gebruik van gps maar niks en zet vertaalapps weg als een verarming van onze communicatie. Maar hij kan ook lol hebben. Onvergetelijk is de passage waarin hij beschrijft hoe hij en een jonge vrouw in een café op de grens van Oekraïne en Roemenië zomaar samen de slappe lach krijgen: 'We giechelden en tikten elkaar aan, en vielen uiteindelijk schaterend met onze hoofden op tafel, we hielden pas op toen een van de gasten van buiten kwam kijken wat er in godsnaam aan de hand was (...).'
Het is ondoenlijk om in dit korte bestek recht te doen aan alle onderwerpen die Theunissen aansnijdt en aan alle verhalen die hij vertelt. Wel zou je Ik = cartograaf kort kunnen samenvatten in de prachtige woorden waarmee Jorge Luis Borges zijn bundel De maker (1960) afsluit: 'Een mens stelt zich ten doel de wereld in kaart te brengen. (...) Kort voor hij sterft, ontdekt hij dat zich in dat geduldige lijnenlabyrint het beeld van zijn eigen gelaat aftekent.' Misschien is dankzij Borges de titel van Theunissens boek toch zo gek nog niet.
****
De Bezige Bij; 428 pagina's; € 24,99.
Bart Van der Straeten
2/ei/03 m
Je bent een man van bijna 40, net voor de tweede keer vader geworden, in de nacht dat Donald Trump tot president verkozen werd nog wel, en je voelt je gevangen in een huwelijk en een leven dat je verstikt. Je krijgt angstaanvallen, een psycholoog werkt niet voor jou. Wat doe je dan? Je slaat op de vlucht. Dat is althans wat auteur Jeroen Theunissen heeft gedaan. Na zes romans en drie dichtbundels is er nu zijn eerste literaire non-fictieboek. ‘Ik = cartograaf’ is het verslag van een voetreis door Europa, van het westelijkste puntje van Ierland twaalf landen door, tot in Istanbul. Meer dan een reisverslag is het een bijtend zelfportret en een plaatsbepaling: wie ben ik en waar ben ik, vraagt de verteller zich meermaals af. En voor wie goed leest, is ‘Ik = cartograaf’ nog wel één en ander: een romantische poging om nieuw leven te geven aan wat voorbij is, om het verleden door te geven aan toekomstige generaties, een essay over wat het betekent om vandaag mens te zijn op deze planeet, en een ode aan de werkelijkheid, ‘die in ieder detail mysterieus en fascinerend is’. Op zijn tocht probeert Theunissen ‘anders te kijken’, een plaats te vinden in en met het landschap, een connectie die we als scherm- en gps-verslaafden grotendeels verloren hebben. Heel af en toe lukt dat, voelt hij een bijna mystiek moment van eenheid met wat hem omringt, een ‘zijn zonder tijdsbesef’. Maar veel vaker zit de mens in de weg. Autowegen, industrieterreinen en winkelcentra hebben het landschap verminkt. Grensovergangen doorsnijden de omgeving op een kunstmatige manier. Met zijn individuele soortgenoten valt het nog mee: het boek staat bol van de grappige ontmoetingen met meer of minder interessante, al dan niet zonderlinge figuren. Sommigen, zoals de Slowaakse paddenstoelenplukker Jaro, lijken zo weggelopen uit een column van Delphine Lecompte. Een enkele ontmoeting confronteert hem met zijn eigen (voor)oordelen. Meegenomen op café door een Roma-familie merkt hij achteraf dat zijn gsm uit zijn rugzak is gestolen, een spijtige ‘bevestiging van het cliché dat Roma dieven zijn’. Even later geeft hij toe dat hij die mensen ook zelf ‘onaangenaam en ergerlijk’ vond: is hij gewoon zelf niet een beetje een racist? Mild voor zichzelf is Theunissen niet bepaald. Onbeschaamd schrijft hij over zijn voyeuristische neigingen – hij begluurt een gastvrouw, snuistert in fotoboeken uit een kast die hij heeft geforceerd, geilt op een barvrouw. Over de seks die hij met een meisje in Nijmegen heeft (‘Shit, dacht ik, ik heb mijn vrouw bedrogen. Niet dat ik dat werkelijk erg vond’). Over hoe hij tijdens een videochat met het thuisfront zijn vrouw ‘schaamteloos’ keurt en ‘Ik mis je’ zegt (‘een grove leugen, maar het klonk goed’). En over momenten waarin hij zin heeft in ‘een beetje roes en misschien wat zelfdestructie’. ‘Was ik een pelgrim of een patiënt?’ vraagt Theunissen zich af, terwijl hij in Polen door de verlaten dorpen trekt waar vóór hun deportatie vooral Roethenen woonden. Hij is het natuurlijk allebei, zoals wij allemaal pelgrim en patiënt zijn, en een complex samenraapsel van ontelbare identiteiten. En juist dat is wat gevierd moet worden, vindt Theunissen: het leven, dat ‘niet zo eenvoudig is, maar in al zijn tragiek ook fantastisch’. Bij zijn terugkomst weet hij wat hij bij zijn vertrek eigenlijk al wist: een thuis is geen plaats, geen locatie. De vader die ‘zelf niet goed weet hoe hij dit leven moet leiden’ en intussen gescheiden is, weet wel: ‘Thuis is bij mijn kinderen.’ Zo is het grillige en fascinerende ‘Ik = cartograaf’, naast alle andere dingen, ook een oproep tot actie: onze ware thuis, dat is de toekomst.
Redactie
Een persoonlijk verhaal van de auteur Jeroen Theunissen. Hij laat zijn gezin achter om een wandeltocht van Zuidwest-Ierland naar de Bosporus te maken waarmee hij in de voetsporen treedt van de Brit Patrick Leigh Fermor. Hij lijdt aan depressies en voelt zich gevangen in zijn huwelijk. Onderweg doet hij een poging om grip te krijgen op de snel veranderende wereld. In heldere stijl, beeldend en poëtisch geschreven. Geschikt voor een publiek van literaire lezers. Jeroen Theunissen (1977) is auteur en dichter. Hij schreef meerdere boeken.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.