Waagstukken
Charlotte Van den Broeck
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij De Arbeiderspers, © 2021 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : POEZIE : VAND |
Paul Demets
te/ep/18 s
Niet toevallig is 'Immersie' de titel van het openingsgedicht van Aarduitwrijvingen. In deze bundel dompelt Charlotte Van den Broeck de lezer onder in een taallandschap, dat tegelijkertijd een lichaam is. Wie deze gedichten leest, doet iets lijfelijks. Ons lichaam heeft een soort kennis die aan het denken voorafgaat en die wordt hier aangesproken bij het lezen.
Voor een gezamenlijk onderzoeksproject reisde Charlotte Van den Broeck met videaste Jana Coorevits naar de verhitte Death Valley in Californië. Behoorlijk wat gedichten zijn in dit landschap gesitueerd. In zekere zin is deze bundel de neerslag van hun ervaringen in taal. En in beeld. Want je wordt meteen in de juiste modus gebracht door het prachtige beeld op de cover. Je kijkt niet alleen naar het sierlijke lichaam van een vrouw, maar ook naar een vrouwelijk landschap. Als we een landschap observeren, kunnen we stilstaan bij de wisselwerking tussen organismen, waartoe ook de mens behoort, en niet-levende elementen waaruit het is opgebouwd. Of we kunnen letten op de elementen die het landschap vormen en structureren. Het verband tussen mens en landschap is nooit ver weg. Neem het gedicht 'In een vouw' (zie inzet): hier zijn vrouw en landschap met elkaar versmolten.
Bovendien nemen we het landschap onvermijdelijk als mensen waar. Want wat is verte, bijvoorbeeld? Van den Broeck omschrijft ze als 'een zekere vorm/ van afbeelden'. We projecteren onze ervaringen op het landschap, zowel de ervaringen tijdens de observatie als degene die we eerder hadden. Nooit is op die manier een landschap neutraal. Van den Broeck koos wellicht om die reden een citaat van de Franse fenomenoloog Maurice Merleau-Ponty als motto voor haar bundel. Hij heeft het over 'de fysionomie, de structuur van het landschap of van het woord, spontaan in overeenstemming met zowel de intenties van het moment als met de voorgaande ervaringen'.
Het binnenste van een steen
In het openingsgedicht van de bundel stelt Charlotte Van den Broeck heel wat waaromvragen. Ze zijn de uiting van een soort onbegrip bij de ik-figuur, omdat die zich niet zomaar kan overleveren aan de wonderbaarlijke schoonheid van het landschap, precies omdat ze het niet kan nalaten om te interpreteren: 'waarom zie ik wit als ontmanteld licht/ waarom geloof ik niet wat een loodrechte zon kan aanrichten, nog steeds niet/ waarom ligt er geen schaduw onder de hemel in herhaling'.
In het landschap komt een vrouw tevoorschijn, maar je kan je afvragen of dat niet een personificatie van het landschap is, want het landschap wordt in lichamelijke metaforen opgeroepen: 'de woestijn woelt en sleept haar laken mee'. De hele bundel is bedoeld als een poging om in het landschap door te dringen, bijvoorbeeld om in het binnenste van een steen te kijken. De steen krijgt lichamelijke eigenschappen: 'paars en azuur sijpelt/ het bloed/ uit de ingewanden van de steen'.
Het landschap wordt op zijn beurt een voorbeeld voor iemand die zich probeert te handhaven in een relatie waarin de een op de andere leunt: 'dorst zijn voor iemand jij deed het// zoals de creosootstruik overleeft/ door met haar wortels in de voorraad van andere wortels/ binnen te dringen.' Soms gaat er ook een dreiging vanuit: 'wie ontcijfert de bodem en haar krastekening/ wie slaapt daar verderop in de schaduw van de mesquiteboom/ heeft hij een wapen is het waar/ dat hij je wil liefhebben voor je het weet/ ben je een gewond persoon// van bloed en zout en barsten.'
Gevaarlijk natuurschoon
In deze versregels en op veel andere plaatsen gebruikt Van den Broeck enjambementen, waardoor veel dubbelzinnig wordt, open voor andere interpretaties. Het lijkt een soort vertaling van het overweldigende landschap, met zijn verleidelijke, maar ook gevaarlijke natuurschoon.
In deze bundel gaat het niet over alleen over ruimte en een tijd die door de eigenheid van het landschap in Death Valley nog ongrijpbaarder worden dan elders, maar ook over concrete, lichamelijke gewaarwordingen zoals migraine. Ook hier slaagt Van den Broeck om die gewaarwording sterk op te roepen: 'de bonze-bons de dreun/ die het vel van de hemel scheurt eruit gulpt/ een mengkleur een verdoving'.
Road Runner en Coyote uit de bekende animatiefilmpjes komen voorbij, maar niet zomaar als een manier om humor te genereren. Het gaat over dader en slachtoffer. In die zin zetten sommige gedichten aan tot reflectie over machtsverhoudingen, ook op seksueel vlak. Zo heeft Van den Broeck het over 'de sisklank' die de vrouw 's avonds de pas afsnijdt en bespiedt. En in het gedicht 'Aan de parkvijver' roept Van den Broeck het paringsspel tussen twee roodwangschildpadden op, dat niet minder dan een overweldiging is. De slotregels 'hoe lang// duren de minuten tot je adem opraakt/ het duurt tot hij loslaat' projecteren het hele tafereel tussen dieren op de mens.
In verschillende gedichten gaat Van den Broeck op zoek naar de kracht van de vrouw. Gelukkig vindt ze die, niet alleen in de mythologie of in de mystiek, maar ook in de verbondenheid van de vrouw met de aarde.
Tactiele gedichten
Met de titel van de bundel verwijst Charlotte Van den Broeck naar het werk van de Nederlandse beeldend kunstenaar herman de vries - die zijn naam graag met kleine letters schrijft, naar eigen zeggen om hiërarchieën te vermijden. Vanaf de jaren 80 onderzocht hij de band tussen mens en natuur. Hij verzamelt aardstalen van allerlei plekken op aarde en wrijft ze als pigment uit. Op die manier ontstaan kleurrijke, fragiele landschappen op papier die je zou willen aanraken. Zo tactiel zijn ook de gedichten van Charlotte Van den Broeck in Aarduitwrijvingen.
Deze bundel blijft wat minder langdurig aan je kleven dan Van den Broecks vorige, Kameleon (2015) en Nachtroer (2017), omdat het beeldenarsenaal niet altijd verrast, maar dat neemt niet weg dat Aarduitwrijvingen een bundel is die je werkelijk dicht op de huid zit.
De Arbeiderspers, 72 blz., 19,99 €.
Geertjan De Vugt
em/ov/27 n
'Waarom zie ik wit als ontmanteld licht', vraagt Charlotte Van den Broeck zich af in de allereerste regel van Aarduitwrijvingen. Het is een vraag zoals alleen een dichter die kan stellen. Een vraag die zich niet laat beantwoorden met begrippen als spectrum, elektromagnetische straling en frequentie. Ze vat Van den Broecks program in deze bundel kernachtig samen. De crux schuilt in het wit noch in het licht, maar in het 'ontmanteld'. Het wit wordt gezien als uit elkaar gehaald licht, of misschien als onbruikbaar gemaakt licht, maar ook als licht waarvan de mantel is afgenomen, naakt licht dus. Aarduitwrijvingen is een bundel fenomenologisch gedreven gedichten, een poging de wereld te ontdoen van die mantel om haar opnieuw te kunnen ervaren.
Om haar goed waar te kunnen nemen, moet je de vertrouwdheid met de wereld even vergeten. Ongeveer zo omschreef Maurice Merleau-Ponty eens zijn fenomenologische methode: even vergeten. Je moet je eerst ontdoen van de vaak onzichtbare lagen - sedimenten - van kennis over die wereld. Niet dat je dan een punt bereikt waarop je als een toeschouwer tegenover een keurige perspectieftekening staat. Nee, het doel is de naïeve ervaring van waaruit je je eigen gesitueerdheid in die wereld opnieuw kunt denken, als inherent verbonden met die wereld. Een haast onmogelijke opgave voor de gewone ziel. Maar voor schilders en dichters ligt dit volgens de Franse filosoof toch echt anders. En zo'n dichter is Charlotte Van den Broeck, die evengoed eenzaam de woestijn intrekt als langs de oevers van een vijver dierlijke paringsrituelen observeert.
Verlaten is ze daarbij wel, als ze meteen al aan het begin schrijft 'waarom hoop ik/ achter de rotsen op sporen van nachtdieren, op de spiegeling/ van een oude geliefde, waarom roept hij me niet - is hij mij dan niet kwijt'. Misschien moet dat ook wel als fenomenoloog. Wat zich vervolgens in de ruim dertig gedichten ontvouwt, is een myriade aan landschappen binnen landschappen, identificatiemomenten van de dichter met de haar omringende wereld. Zeker in de eerste tien gedichten van Aarduitwrijvingen, de sterkste van de bundel, betreft het een bekrast, gebroken of sissend landschap (opvallend zijn de voortdurend terugkerende kras- en sisklanken). Net als in haar vorige bundel Nachtroer, die in 2018 werd genomineerd voor de VSB Poëzieprijs, toont Van den Broeck zich ook hier buitengewoon geïnteresseerd in breuken. In Aarduitwrijvingen worden de droogte, de kras- en breuklijnen voornamelijk veroorzaakt door mannelijk geweld. Phaëton was 'een jongen schuldig/ aan de oorsprong van woestijnen'. Wie in 'aan de parkvijver' over de paring van twee roodwangschildpadden leest, leest een verkrachtingsscène. En wie 'Aphrodite van Knidos (360 v.C.)' volgt, merkt hoe pervers de objectificatie van de vrouw in de vorm van twee standbeelden werkt: vulgair en opwindend, maar alleen voor de man.
Het best werkt deze kritiek als die nauw verbonden is met de fenomenologische positie. Minder sterk wordt het als de beschrijving van de waarneming verdwijnt, de gedichten wat intellectualistischer worden en er geen verband meer lijkt te zijn met een ik. Tegen het eind van de bundel heeft ze zich van de dorre hitte van de woestijn richting de zee bewogen. In een serie van acht gedichten probeert Van den Broeck zich voor te stellen waar Ilsebill, de onfortuinlijke vrouw uit het sprookje van de gebroeders Grimm, werkelijk over droomde. Werd ze door de twee Duitse taalkundigen voorgesteld als een vissersvrouw met onverzadigbare hebzucht, Van den Broeck toont vooral de eenzaamheid van deze dame.
Na deze serie intertekstueel gedreven gedichten keert Van den Broeck ten slotte terug naar haar fenomenologische positie met de beschrijving van een zeegezicht. Wat ze daar ten overstaan van een golvende kleurenvlakte en het zonneoog aantrof, was wat ze aan het begin had ontmanteld: 'het behoeftige licht'.
****
De Arbeiderspers; 80 pagina's; € 19,99.
(bvds)
te/ep/14 s
★★★☆☆
Het eerste boek van Charlotte Van den Broeck na haar fenomenale prozadebuut 'Waagstukken' is een dichtbundel, haar derde inmiddels. 'Aarduitwrijvingen' is de vrucht van een samenwerking met videaste Jana Coorevits. Ze verbleven allebei een tijd in Death Valley, Californië, één van de heetste en droogste streken ter wereld, en stelden scherp op het landschap.
De bundel ontleent zijn titel aan werk van de kunstenaar herman de vries. Hij vergrootte foto's van bodems zodanig dat ze onherkenbaar worden, abstract en monochroom. Iets soortgelijks doet Van den Broeck in haar bundel. Ze kijkt vooral, ze neemt waar, ze is 'alleen met het weidse netvlies' en geeft het landschap weer als een lichaam: 'voor je het weet / ben je een gewond persoon / van bloed en zout en barsten'.
De wereld blijft niet buiten de gedichten - een antiek Grieks standbeeld komt langs, Road Runner en Wile E. Coyote, Pepe the Frog en de betreurde tekenaar Ward Zwart. Toch is Van den Broeck op haar sterkst als ze in prangende metaforen het dorstige landschap lijfelijk voelbaar maakt: de zon is een 'blakerende bloedappelsien', een vrouw heeft 'waterlelietepels'. Schitterende beelden, die het wat onvoldragen karakter van vele gedichten ruimschoots compenseren.
Marc De Pril
‘Aarduitwrijvingen’ van Charlotte Van den Broeck (1991) verwijst naar de kunstwerken van schilder Herman de Vries die aardstalen uit de hele wereld verzamelde om deze op papier of doek ‘uit te wrijven’. Aldus bekwam hij een pleiade aan aardtinten en kleuren. Charlotte Van den Broeck beoogt hetzelfde doel: het palet van ideeën, gevoelens uitwrijven om vooral vrouwelijkheid en natuur met elkaar te verbinden. Hierbij komen diverse actuele thema’s aan bod, steeds gelieerd aan vrouwelijkheidsbeelden, stereotypen en sensualiteit, tot en met seksueel geweld. Van het melodieuze ‘sisklank’ (p.28) en het nafluiten van de vrouw en/of belagen door de man op de straat tot het ‘MeToo’ getinte ‘Aan de parkvijver’ (p.30), waarbij ‘wederzijdse toestemming’ en ‘seksuele beschikbaarheid’ in vraag zijn gesteld. De relatie tussen mens en natuur wordt niet uit de weg gegaan. Gemene deler van elk gedicht: zintuiglijkheid en prikkels als een passe-partout, ingangspoort tot de poëzie van de dichter. Klap de achterzijde en voorzijde van de kaft open en je ontdekt een vrouwenlichaam ‘uitgewreven’ in de natuur. Gelauwerd met de grote poëzieprijzen in België en Nederland, vertaald in meerdere talen en zeer gevierd in Duitsland. Engelse vertaling van deze bundel is in voorbereiding.
Janita Monna
te/ep/25 s
Een hand aarde kun je uitwrijven op papier tot zuivere kleur. Afhankelijk van waar je die aarde vond, in Noord-Holland of op de Canarische Eilanden, kunnen dat diepe zwarten zijn, of roestige aardetinten. Beeldend kunstenaar herman de vries, voor wie natuur kunst is, maakt al jaren dit soort 'aarduitwrijvingen', composities in levende kleuren.
Iets vergelijkbaars doet de Vlaamse Charlotte Van den Broeck in haar nieuwe dichtbundel, maar dan in taal. De opvolger van haar succesvolle roman Waagstukken (2019) kreeg als titel Aarduitwrijvingen. Van den Broeck werkte samen met kunstenaar Jana Coorevits, die foto's en video's maakte in Death Valley, werk waarin het onbarmhartige Californische woestijnlandschap zowel menselijke trekken als abstractere vormen aanneemt.
In het gedicht waarmee Aarduitwrijvingen opent, roept het landschap intense ervaringen op: het indringende wit in het licht, hitte die 'bezweringen' lijkt te lispelen. Of is het de mens zelf die beelden en gevoelens projecteert op wat hem omringt? 'waarom hoop ik/ achter de rotsen op sporen van nachtdieren, op de spiegeling/ van een oude geliefde, waarom roept hij me niet'. Waar zit de mens in het landschap en waar dat landschap in de mens?
In de poëzie van Van den Broeck, waarin Phaëton - is de verwoestijning zijn schuld? - voorbijkomt en 'beep beep' Road Runner, is de grens tussen beide een vluchtige. Het leidt tot taal die leeft: 'hars en munt hoe een geur zich scherpt/ aan regen'. Tot beelden die als met druipende kwast op papier gezet zijn: 'vlam vat de zon, blakerende bloedappelsien/ perst de bergtop uit'.
Evenals Coorevits zoekt Van den Broeck nu eens naar abstractie, dan naar meer anekdotiek. Zoals in het gedicht over Cholita, de mishandelde circusbeer, van tanden en klauwen ontdaan, die op haar oude dag haar vrijheid terugkreeg. Van den Broeck toont in even lichtvoetige als prangende regels een verstoorde relatie tussen mens en natuur. De teloorgang van zeeleven: 'adelaarsrog zwemt/ door een hindernissenparcours van lila inbrenghulzen'. Ze maakt kwetsuren zichtbaar, in het landschap, bij dieren, bij mensen, vrouwen. Betrokkenheid verpakt ze in scherp omlijnde beelden. En soms, zoals in een MeToo-gedicht, heeft ze daarvoor aan een sisklank genoeg: 'het is laat en de sisklank/ snijdt de vrouw de pas// de sisklank bespiedt, gist/ de vrouw geschikt'.
Charlotte Van den Broeck , Aarduitwrijvingen, Arbeiderspers; 72 blz. €19,99.
Janita Monna schrijft wekelijks over poëzie voor Trouw.
in een vouw
in de halsaanzet van de heuvel de knik
in de taille van de slapende zandreuzin
ze ligt in het landschap het landschap verschuilt zich
in haar, kittelend
speelt een wind door haar baard van woestijnhulst en zilver
het ruikt er blauwgroen dofgroen groenachtig
- stilaan koeler een plek om te liggen en ze leent je
haar middenrif ze leent je haar slaap een uitzicht
zonder voetafdrukken
oeroud en opgeschud
spreidt het bed de ochtend haar lichaam
een herbergzame liesstreek, het plooirijk
gesteente je legt je in een vouw
en vloeit
Charlotte Van den Broeck
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.