De haas met de amberkleurige ogen : een geheime erfenis
Edmund de Waal
Edmund de Waal (Auteur), Reintje Ghoos (Vertaler), Jan Pieter van der Sterre (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2021 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : DEWA |
Rudi Meulemans
i /un/05 j
De Britse schrijver Edmund de Waal bezoekt het Musée Nissim de Camondo in de Rue de Monceau in Parijs. Uit de archiefstukken en, vooral, de objecten spreken de doden tot hem. Op zijn beurt richt hij zich in brieven tot zij die er niet meer zijn. Hij schrijft Moïse de Camondo (1860-1935), bankier en de oprichter van het museum, aan als een vriend omdat hij zich met hem verwant voelt. De schrijver en de magnaat behoren tot families uit de Joodse diaspora die rond dezelfde tijd, op het einde van de negentiende eeuw, in de Rue de Monceau terecht kwamen. De Ephrussi's, de familie van De Waal, kwamen uit Odessa, de Camondo's uit Constantinopel.
In zijn internationale bestseller De haas met ogen van barnsteen onderzocht De Waal hoe een verzameling Japanse gordelknopen, netsukes, die hij geërfd had, een rol speelde in de geschiedenis van zijn ontwrichte familie. Ook dat verhaal begon in de Rue de Monceau, waar Charles Ephrussi, die bevriend was met Moïse de Camondo, de beeldjes in een vitrine bewaarde. Beide verhalen gaan dus over een familie en haar persoonlijke bezittingen.
Ik lees Brieven aan Camondo in de Nederlandse vertaling, maar bedenk dat in het Engelse origineel 'belongings' niet enkel persoonlijke bezittingen zijn maar ook verwanten. En 'to belong' betekent ergens thuishoren, erbij horen. Moïse de Camondo verkocht of schonk alles wat herinnerde aan zijn afkomst weg en richtte zijn huis in met Franse meubelen, Franse objecten, Franse kunst. Hoe wordt een Jood een Fransman?
Camondo had een dochter, Beatrice, en een zoon, Nissim. Nissim vocht in de Eerste Wereldoorlog voor Frankrijk, voor wat hij 'zijn land' noemde. En hij sneuvelde. Zijn werkkamer in de Rue de Monceau werd une chambre de souvenir. Het hele huis werd een lieu de mémoire, een teken van rouw. Moïse de Camondo schonk het met de inboedel aan de Franse staat om het als museum te bewaren en liet het naar zijn zoon noemen: Musée Nissim de Camondo.
Zorg voor dingen
Het verhaal van de familie gaat voort. In een koele chronologie beschrijft De Waal de manoeuvres van het Vichy-regime dat met Hitler collaboreerde: Beatrice en haar verwanten worden gedeporteerd en vermoord in een concentratiekamp. In het museum staat De Waal stil in de Habillage de Mlle, de vroegere kamers van Beatrice. Hij kijkt naar de objecten die achtergebleven zijn, naar dat wat overblijft, en beseft het belang van de zorg voor deze dingen. Net als in zijn vorig werk onderzoekt De Waal ook hier hoe er omgegaan moet worden met de geschiedenis en met wat objecten met zich meevoeren.
Wandelend door het museum slaagt De Waal er niet in om uit te tekenen hoe het huis in elkaar zit. Een kamer leidt telkens naar een andere. Alles schakelt aaneen. Zo kan je vanuit de bibliotheek, rond zoals die van Montaigne, wel drie kanten op. Er zijn alkoven en wenteltrappen, suites en geheime kamers en aan de parkkant zelfs een extra benedenverdieping.
Het huis is een ingewikkelde puzzel vol deuren om door weg te glippen. Niets is wat het lijkt. In een houten sofa zijn porseleinen platen aangebracht, een opklaptafeltje heeft geheime compartimenten, een commode à rideaux heeft schuifpanelen. Trouwens, dit meubel werd gemaakt door de befaamde ebenist Jean-Henri Riesener en fineren is de kunst bij uitstek om iets er helemaal anders te laten uitzien. Het lijkt een metafoor voor de assimilatie van deze Joodse families.
Gewoon spullen
Naast schrijver is Edmund de Waal keramist. Over de geschiedenis van zijn werkmateriaal, het porselein, schreef hij De witte weg. Het verbaast mij dan ook niet dat hij in het museum lange tijd blijft hangen in de porseleinkamer. Met veel plezier bekijkt hij de rijk gevulde vitrinekasten met de services aux oiseaux Buffon. Hij heeft veel bewondering voor de manier waarop Camondo zijn collectie organiseerde. De Waal moet denken aan de kijkdozen van de Amerikaanse kunstenaar Joseph Cornell, vitrines waarin, zoals Octavio Paz in een gedicht schreef, 'de herinnering de echo's verweeft en ontrafelt'. Objecten die lukraak in een kamer worden geplaatst zijn gewoon spullen, zelfs al zijn ze kostbaar en verguld. De stukken in het Musée Nissim de Camondo staan in relatie tot andere voorwerpen in ritmische herhalingen, gespiegeld, paarsgewijs. De verzamelaar ordent. Het huis is een installatie. Niets staat op zich.
Het is de compositie, de zorgvuldige plaatsing van een object in relatie tot een ander die het betekenis geeft. Zo ontstaan er, in de woorden van De Waal, 'kleine samenklanken, echo's, herhalingen en cesuren'. Het is wat hijzelf ook doet in zijn atelier. Hij draait zijn potten, bakt ze, glazuurt ze en bakt ze opnieuw. En daarna kan hij het vaatwerk samenbrengen of uiteenhalen, op zoek naar het juiste ritme.
In de gang op de eerste verdieping van het museum hangen, mooi geordend, 33 gravures van Chardin, de schilder van wie Marcel Proust hield. Camondo kocht ze in de veiling van de verzameling van de broers Goncourt. De Waal schrijft dat het bij de stillevens van Chardin gaat om het plezier om dingen naast elkaar te zetten en om te kijken. Over dat plezier gaat het ook bij De Waal. Het is hier dat de schrijver en de keramist samenkomen.
Ordenen
Op de bovenste verdieping van het Victoria & Albert Museum in Londen, waar de collectie keramiek is ondergebracht, is er van Edmund de Waal een permanente installatie te zien. Aan de rand van de witgeschilderde koepel is een rode aluminium plank aangebracht waarop 425 porseleinen potten staan. Het werk verwijst naar De Waals herinneringen aan de Edwardiaanse oude keramiekgalerie in het museum.
Met dezelfde nauwgezetheid waarmee hij zijn kleine objecten op de plank in het museum ordende tot een geheel, componeert hij met korte hoofdstukken het boek over Camondo. Alles heeft zijn plaats. Het is dan ook niet verwonderlijk dat De Waal zich aan het einde van dit boek afvraagt waar hij thuishoort. En, met hem, de lezer.
EDMUND DE WAAL, Brieven aan Camondo, vertaald door Reintje Ghoos en Jan Pieter van der Sterre, De Bezige Bij, 222 blz., 21,99 € (e-boek 13,99 €). Oorspronkelijke titel: 'Letters to Camondo'.
A.H.B. de Munnick
Geschiedenis van de Frans-Joodse bankiersfamilie Camondo aan de hand van 58 (korte en langere fictieve) brieven van de auteur (1964) aan Moïse de Camondo (1860-1935), lid van deze rijke familie. Nog altijd is in Parijs het Musée Nissim de Camando te vinden aan de Rue de Monceau 63 en de auteur beschrijft de 19e- en 20e-eeuwse familiegeschiedenis aan de hand van de vele, zeer weelderig ingerichte, vertrekken in dit huis en de kunstobjecten daarin. Die geschiedenis is er één van hoogte- en dieptepunten. De zoon van Moïse, Nissim geheten, sneuvelde in de Eerste Wereldoorlog. Moïse stierf vóór de Tweede Wereldoorlog, maar zijn dochter, haar man en kinderen werden allen vermoord in Auschwitz. Prachtig boek dat een bijzonder familieverhaal doet herleven en dat zeer goed werd ontvangen in de pers. De auteur van dit boek werd beroemd met 'De haas met de ogen van barnsteen'* (2010).
Sylvia Heimans
i /un/26 j
Met zijn keramische werk exposeert 'pottenbakker' Edmund de Waal in vooraanstaande musea, maar zijn grote bekendheid heeft hij te danken aan de wereldwijde bestseller De haas met de ogen van barnsteen uit 2010, die anderhalf miljoen keer over de toonbank ging, in 29 talen. De daarin fijnzinnig vertelde geschiedenis van zijn Joodse familie gaat terug tot 1780 en loopt tot na de Holocaust. Met de nu verschenen Brieven aan Camondo keert de Waal terug naar zijn familie, de Ephrussi's, en hun kring in Parijs.
In De haas met de ogen van barnsteen vertelde De Waal, een Brit met een Nederlandse grootvader, hoe de Ephrussi's, die in Odessa rijk zijn geworden in de graanhandel in de negentiende eeuw naar Europese steden als Parijs en Wenen trekken. Hun vermogen investeren ze in kunst en in de prachtige paleizen die ze bewonen. Keramist De Waal wist ook als schrijver ivoor, hout, zijde, fluweel en Japans lakwerk zinnelijk voor je op te roepen. Daarbij draaide het om een collectie Japanse kunstwerkjes, die meer dan anderhalve eeuw in de familie is en maar net uit handen van de nazi's bleef. Direct na de Anschluss van 1938 wordt het imperium van de familie onteigend, maar een trouwe huishoudster verstopt de beroemde netsukes in haar schort.
Uiteindelijk erft de auteur de 264 beeldjes zelf. Een ervan 'is gemaakt van bukshout en heeft de kleur van een caffè macchiatio, is heel klein en zo uitgesneden dat wanneer je hem in je hand laat rollen, je de glibberige schildpadjes telkens weer over elkaar heen voelt klauteren, steeds maar in het rond.' De Waal beschrijft het zo aanstekelijk, dat je ernaar hunkert zelf zo'n beeldje door je handen te laten gaan.
Die zinnelijkheid vind je terug in Brieven aan Camondo, waarin De Waal in briefvorm het woord richt tot Moïse de Camondo, stichter van het Parijse Nissim de Camondomuseum, gelegen in dezelfde Rue de Monceau waar de Ephrussi's ook woonden, tien huizen verderop. De families kenden elkaar, hun netwerken waren onderling vertakt. Edmund de Waal kwam regelmatig in het museum, hij zou er misschien zijn porselein gaan exposeren, maar toen die plannen door corona spaak liepen, ging hij in zijn hoofd in gesprek met de stichter.
In zijn brieven wisselt De Waal beschrijvingen van de uiterst zorgvuldig gerangschikte collectie vazen, klokken, wandtapijten, beelden en schilderijen af met een verslag van de weinig gelukkige levensloop van de familie met eigen gedachten en invallen.
Direct van de schildersezel
Moïse de Camondo, telg uit een Joodse bankiersfamilie uit Constantinopel, trouwt in 1891 met Irène Cahen d'Anvers, die als achtjarige werd geportretteerd door Renoir op zijn inmiddels vermaarde schilderij La Petite Fille au ruban bleu. Heerlijk is het om te lezen hoe Charles, Moïse en hun tijdgenoten werken 'direct van de schildersezel' kopen van schilders als Degas, Pissaro, Morisot, Sisley, kunstenaars die we nu alleen uit het museum kennen.
De Camondo's krijgen twee kinderen, Nissim en Béatrice, maar het huwelijk is niet gelukkig. Er volgt een scheiding, de kinderen blijven bij Moïse aan de Rue de Monceau. Nissim neemt bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog dienst bij de Franse luchtmacht. Daar komt hij om het leven. Uit verdriet probeert zijn vader de tijd stil te zetten: hij besluit dat er niets veranderd mag worden aan het huis, ook niet nadat hij het na zijn eigen dood schenkt aan de Franse staat - dit uit dankbaarheid omdat Frankrijk Joden sinds 1789 als volwaardige burgers beschouwt. "Nissim gaf zijn leven voor Frankrijk en Frankrijk schonk hem emancipatie, gelijkheid voor de Joden, een soort welkomstgroet en verdraagzaamheid, een plek om te wonen, een heuvel met vrienden en neven, gesprekken tussen gelijken."
Zo voegt de collectioneur zich in een traditie van Joodse weldoeners als de Rothschilds, de Ephrussi's en Cahen d'Anvers, die de Franse staat hun paleizen en kunstcollecties nalaten, ook omdat ze zich thuis voelen in het land. In 1936, een jaar na zijn dood, wordt Camondo's woonhuis feestelijk geopend als museum. Het antisemitisme sijpelt dan al door de kieren van de Franse maatschappij.
Bij die vooravond van de Tweede Wereldoorlog aangekomen, maakt De Waals vriendelijke, Britse toon plaats voor een grimmige opsomming van anti-Joodse maatregelen.
Piepklein bordje
Dan volgt de bekende treurige reeks van het afnemen van (burger)rechten, van bezit, van vrijheid en uiteindelijk van het leven. Met als triest dieptepunt de razzia van het Vélodrome d'Hiver, waarbij niet de nazi's, maar de Franse politie zelf meer dan 13.000 Joden deporteert.
Het is niet de eerste keer dat dit verhaal verteld wordt, maar in de versie van De Waal krijgt het opnieuw urgentie. Het grote geschenk aan de Franse staat, noch de dood van zijn zoon Nissim voor het vaderland beschermt de Camondo's. Dochter Béatrice, haar man en hun twee kinderen worden vermoord in de vernietigingskampen. Wat rest is een piep-klein bordje met hun namen op het museumhuis.
Brieven aan Camondo grijpt naar de keel, omdat het zo duidelijk laat zien hoe migratie-achtergrond en etniciteit doorwerken in deze familie; hoe kwetsbaar het hen maakt. Aan het slot geeft de Oostenrijks-Brits-Nederlandse auteur hier een eigen wending aan. Hij doet afstand van zijn bezit om zijn kinderen er niet meer mee te belasten. Een deel van zijn netsukes geeft hij in bruikleen aan het Joods Museum in Wenen en een ander deel laat hij veilen ten bate van vluchtelingen in het Verenigd Koninkrijk.
"Het is een poging om een elegie te vermijden. Ik hoef hiermee niet te leven. Ik hoef dit niet door te geven."
Edmund de Waal, Brieven aan Camondo. De Bezige Bij; 224 blz. € 21,99.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.