Boek der rusteloosheid
Fernando Pessoa
Fernando Pessoa (Auteur), Michaël Stoker (Samensteller)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij Van Oorschot, 2020 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : PESS |
Alexandra De Vos
ob/kt/24 o
Fernando Pessoa (1888-1935) was ook Alberto Caeiro, een dichter van heidense, zonnige gedichten. Hij was de strenge epicurist Ricardo Reis, én de gevoelsmens-zonder-grenzen Álvaro de Campos. Hij was de dromerige hulpboekhouder Bernardo Soares die ons Het boek der rusteloosheid naliet. Elk van die namen heeft een eigen oeuvre, een eigen stijl, een eigen persoonlijkheid. Het zijn niet zomaar pseudoniemen, vermommingen van een en hetzelfde schrijvende individu. Pessoa bedacht er een term voor: het zijn 'heteroniemen'.
Literatuurwetenschappers vonden maar liefst vijfenzeventig van die hele en halve incarnaties, van Pessoa's kindertijd tot aan zijn voortijdige dood. Elk kind droomt zich ridder of jonkvrouw of piraat, maar bij Pessoa werd het opgaan in fictieve persoonlijkheden met de jaren sterker - tot het zijn natuurlijke vorm van zijn werd. 'Alles wat ik aan menselijkheid had verdeelde ik over de schrijvers voor wie ik slechts de exécuteur littéraire was', schreef Pessoa in zijn dagboek. 'Ik ben de verzamelplaats van een klein mensdom dat alleen voor mij bestaat.'
Hoe komt een geprivilegieerde jongen, zoon van de Portugese consul in Zuid-Afrika, tot zo'n gecompliceerd bestaan? Het antwoord daarop - of de vele mogelijke antwoorden, want bij Pessoa is niets eenduidig - vonden Pessoa-adepten in een houten kist. Die kist bleef achter in het appartement van de schrijver nadat zijn dagelijkse liter sterkedrank hem op zijn zevenenveertigste fataal werd. Ze bevatte niet minder dan dertigduizend manuscripten, waaronder ook Het boek der rusteloosheid. Schetsen, verhalen, dromerijen, dagboeknotities, filosofische en politieke overpeinzingen: de miraculeuze inhoud houdt literatuurvorsers al 75 jaar bezig, en nog is niet alles in kaart gebracht.
Mannelijkheid
In Kroniek van een leven dat voorbijgaat doet Pessoa-kenner Michaël Stoker een dappere poging om althans een deel van de literaire schat te vertalen. In chronologische volgorde verschijnen kattebelletjes en paragrafen vol twijfels en paradoxen, maar ook oneliners en originele inzichten. Wie vertrouwd is met Het boek der rusteloosheid zal de vertelstem van Bernardo Soares herkennen. Want ook Pessoa is een rusteloze ziel, een denker en geen doener, kinderlijk ontvankelijk en ongeschikt om de werkelijkheid aan te kunnen. 'Arme jongen, als banneling levend in zijn mannelijkheid!' beweent Fernando zichzelf.
Met die mannelijkheid wil het niet vlotten. Pessoa noemt zich aseksueel, vermoedt homoseksuele neigingen, droomt van een schrijvende bruid, maar beseft dat de enige affectie die hij ooit zal krijgen die van zijn spiegelbeeld is. 'De onthouding van het Vlees was mijn heraldiek.'
Maar ook een monomane ziel moet ergens vervulling vinden. En als dat niet kan buiten het eigen ik, dan maar erbinnen. Pessoa zal zichzelf steeds weer heruitvinden, hij wil alles begrijpen, alles voelen, in alle tijdperken leven, alle overtuigingen aanhangen en verwerpen.
Hij voelt hoe bijvoorbeeld op een dag in 1914 Ricardo Reis in hem geboren wordt, compleet met doctorstitel, een Hellenistische filosofie en een zestal in een koortsroes neergeschreven Oden.
Ook is hij zijn eigen bruid, is zijn edelmoedige helft in burgeroorlog met een laaghartiger deel van zijn karakter, is hij een monarchist in de middagzon en 's avonds een republikein - en allemaal met overtuigend neergepende argumenten. 'Ik ben alle mensen. De complete samenleving ligt in mij besloten. Ik ben mijn beste vrienden en mijn waarachtige vijanden.'
Cafés
Bekomen van zijn scheppingsdrift doet Pessoa in de cafés van Lissabon. Een detectiveroman, een sigaret, een glaasje absint - en de nog onbekende schrijver is voor even gelukkig. Hij ziet poëzie in lege bierglazen, hoort ze in het straatlawaai van karren en arbeiders. Poëzie en nihilisme sluiten elkaar niet uit in Pessoa's paradoxale geest: 'Wat betekende de wereld voor mij? Niets, nul; maar wel een niets vol mysterie.'
Pessoa zal er een leven lang in slagen de wereld - en alle wereldse ambitie - op een afstand te houden, het leven te observeren maar nauwelijks te beroeren. Hij overleeft als vertaler en kantoorklerk, publiceren vindt hij 'onwaardig'. Die éne keer dat hij zich engageert, voor het modernistische tijdschrift Orpheu, loopt de zaak tragisch af: zijn mederedacteur en vriend Sa-Carneiro pleegt zelfmoord.
Hoe ouder Pessoa wordt, hoe meer leegte en melancholie beginnen te wegen. Op zijn achtendertigste schrijft hij dat 'het eindstation Nooit-iets-bereikt-hebben in zicht komt'. Eenzaamheid is de rode draad in een versnipperd leven, hij smeekt om tenminste één ziel in wie hij zichzelf had kunnen gieten. Hij besluit: 'Ik ben langs de dingen heen gegaan als de schim van mijn eigen leven.'
Kon deze briljante onaangepaste maar in de toekomst kijken: dan zag hij zichzelf vermenigvuldigd in bibliotheken, in boekhandels, als bronzen beeld voor zijn stamcafé, als literaire muze van Portugal. En ook in Kroniek van een leven dat voorbijgaat betovert Pessoa, in zijn stilistische brille, in zijn bizarre versnippering.
De vier grootste Portugese dichters? Fernando Pessoa. En dat is niet om te lachen.
Samengesteld en vertaald door Michaël Stoker, Van Oorschot, 352 blz., 24,50 €.
Sander Kollaard
te/ep/19 s
Pessoa zag het leven aan zich voorbijgaan. Hij beschrijft zichzelf als toerist, vreemdeling en toeschouwer. Een deelnemer was hij nooit, niet uit keuze, maar omdat hij nu eenmaal zo in elkaar stak. Hij schrijft over 'de eenzaamheid die ik altijd bij me draag en die mij daarom definieert'. Tussen hem en anderen gaapte een afgrond. Zelfs zichzelf was hij vreemd. Als hij iets terugleest wat hij lang geleden schreef, lijken die teksten 'te zijn geschreven door een vreemde'. Nadenkend over dat verschijnsel raakt hij 'verward in een labyrint in mijzelf waarin ik mijzelf uit het oog verlies'. Die vervreemding leidde geregeld tot wanhoop. 'De man die ik nooit ben geweest is dood.'
Na zo'n zinnetje zit je als lezer een tijdje in gedachten verzonken. Omdat het wemelt van dit soort zinnetjes, verzonk ik vaak in gemijmer. Dat zou Pessoa vast deugd hebben gedaan: hij joeg het denken graag aan.
Fernando Pessoa (1888-1935) beschrijft zichzelf als 'een dichter begeesterd door de filosofie'. Zijn filosofie was nooit systematisch, maar twijfel is er een vast bestanddeel van. In veel opzichten was dat getwijfel een karaktertrek, iets wat hij nu eenmaal deed, maar vaak maakt hij er een zelfbewust statement van. 'Ik heb nooit opvattingen gehad over welk onderwerp dan ook zonder weldra op zoek te gaan naar andere opvattingen.' Zo ging het wel vaker bij Pessoa: hij maakte van de psychische nood een literaire deugd.
Dat geldt ook voor de beroemde heteroniemen: de personages die hij bedacht en een eigen biografie en soms zelfs een eigen oeuvre gaf. 'Ik heb van kleins af aan de behoefte gehad mijn wereld te verrijken met fictieve persoonlijkheden', schrijft hij. Eenmaal in de greep van zijn volwassen verbeelding putte hij uit die behoefte een nog altijd obsederend oeuvre. Ik ken geen andere schrijver die de identiteit zo grondig heeft ontmanteld als Pessoa. 'Mijn God, mijn God, naar wie kijk ik? Hoevelen ben ik? Wie is ik?' Uiteindelijk leidden die vragen tot onvergetelijke dichtregels. In ons leven tallozen./ Ik weet niet, als ik denk/ of voel, wie denkt of voelt./ Ik ben de plek slechts waar/ gevoeld wordt of gedacht. Op die plek kregen zijn literaire verzinsels alle ruimte, maar de grens tussen psyche en literatuur blijft vaag. De enige vrouw met wie Pessoa een (kuise) relatie heeft gehad, Ofélia Queiroz, wist niet altijd of ze met Pessoa of met een van zijn heteroniemen te maken had.
Behalve met zijn heteroniemen verkeerde Pessoa met de geesten die hij tot spreken bracht via de toen populaire techniek van de écriture automatique. Opvallend genoeg veegden ze hem nogal eens de mantel uit, zoals een zekere Margaret Mansel. 'Jij onanist! Trouw met me! Geen gemasturbeer meer!' De aanmaning hielp niet: Pessoa hield niet van vrouwen. De borsten, dat ging nog wel, 'maar die verachtelijke grot is niets dan vunzigheid.' De afkeer is zo hevig dat hij het feminisme 'een seksuele afwijking' noemt.
Kroniek van een leven dat voorbijgaat laat zien dat Pessoa's proza minstens zo rijk is als zijn poëzie. De stroom van fragmenten bevat alles onder de zon, filosofische mijmeringen natuurlijk, aforismen, brieven, droombeschrijvingen, zelfduiding, literaire kritiek en verhaalflarden. Pessoa schrijft over geschiedenis, sport, familie, literatuur en schrijvers. Hij is aangedaan door de zelfmoord van zijn beste vriend, de schrijver Mario de Sá-Carneiro, in 1916. Zo nu en dan neemt een heteroniem het over. 'De psyche van dit individu is zeer moeilijk te definiëren, of, als ik het zo mag formuleren, hij is onmogelijk met een analyse te ontraadselen.'
Het is een sterk staaltje dat samensteller en vertaler Michaël Stoker uit die verscheidenheid een samenhangend boek heeft weten te maken. Thema's en onderwerpen volgen elkaar als vanzelf op. De vertaling is soepel en doet recht aan Pessoa's helderheid. Als bonus heeft Stoker een nawoord geschreven zonder een spoor van de zwaarte die de Pessoa-exegese soms moeizaam maakt. Bij hem ook geen blinde verering: er bestaat zoiets als een overdosis Pessoa, bekent hij zelfs.
Dat wil ik geloven, maar dat punt is met dit boek nog niet bereikt. Op elke bladzijde staan geweldige zinnen. Pessoa beschrijft zijn kindertijd als een 'eeuwig voortlevend kadaver in mijn borst'. Hij lijdt zonder te weten waarom, 'als een opgejaagde ree'. Soms krijgt hetzelfde sentiment iets baldadigs. 'Ik verschil van mening met het leven en ik ben er trots op.' Op andere momenten is hij berustend. Als alles mislukt waar ik op hoop, schrijft hij, 'dan rest mij nog altijd het vooruitzicht naar de provincie te trekken om aardappels te telen in de schaduw van het ideaal'. Niet dat zijn psychische nood zo bijzonder was: het is ieders lot. De mens is 'onnozele dienaar van zijn ambities, schimmenspel van zijn vruchteloze verlangens, opstandige en barbaarse slaaf van universele chemische wetten'.
Scherp en vermakelijk is hij ook over de politiek van zijn jaren. Hij sneert naar mensen die de censuur van Salazar verdedigen omdat er nog veel is waar wel over kan worden geschreven. 'Als ze me in een cel opsluiten, hoeven ze zich niet op de borst te kloppen mij de 'vrijheid' te hebben gegeven tussen vier muren heen en weer te mogen lopen.' Hij schrijft met afkeer over de eigen tijd en wenst de toekomt in handen van 'degenen die het meest tegenwicht bieden aan het lawaai, de heldenverering, de bedrijvigheid en het nutsdenken van het moderne leven, kortom, aan degene die gewetensvol de traagheid en de argeloosheid cultiveert.'
Maar wat me uiteindelijk het meest trof is hoe radicaal Pessoa anno 2020 nog altijd klinkt, niet omdat hij allerlei ferme overtuigingen naar voren brengt, maar omdat hij dat meestal nalaat. Hij twijfelt vooral. Hij nuanceert. Hij zoekt en tast. Zodra zich een inzicht aankondigt, verdedigt hij het tegendeel. Hij verklaart zichzelf een voorstander van de monarchie en voegt onmiddellijk toe: en daarom ben ik republikein. De kroniek telt op tot een pleidooi voor radicale twijfel. 'Zodra je aandachtig over iets nadenkt', schrijft hij, 'wordt het moeilijk er een mening over te hebben.'
Pessoa houdt ons zoiets als intellectuele waardigheid voor: een scherp besef van onze beperkingen om wat dan ook te begrijpen. 'We wandelen slechts in het duister.' Stellige meningen getuigen van een 'gebrek aan ontwikkeling'. Je vindt ze bij 'lieden die de dingen om zich heen uitsluitend opmerken om ze niet omver te lopen'. Hij beschrijft de publieke opinie als een vorm van liegen: 'Simpel maken wat ingewikkeld is, geen onderscheid maken tussen dingen die je wel zou moeten onderscheiden, in algemeenheden spreken waar je om iets goed te kunnen definiëren eigenlijk in bijzonderheden zou moeten spreken en nonchalant zijn bij zaken waar precisie is vereist.'
Je zou willen dat Pessoa nog leefde en Twitter bestookte met zijn geëngageerde twijfel. 'Een wezen met een moderne hartslag, een wakker gevoelsleven en de gordijnen van zijn intellect wijd open heeft de cerebrale verplichting om verschillende keren per dag van gedachten te veranderen.'
Zo is het maar net. Of misschien ook niet.
Uit het Portugees vertaald door Michaël Stoker. Van Oorschot; 352 pagina's; € 24,50.
Drs. G.A. Ribbink
Een bundel met dagboeknotities – filosofische overpeinzingen en korte, vaak onafgemaakte essays – uit de nalatenschap van de Portugese schrijver Fernando Pessoa (1888-1935), bijeengebracht en vertaald door Michaël Stoker. Stoker promoveerde in 2009 op Pessoa en ontdekte tijdens zijn onderzoek veel onuitgebracht werk. De stukken dateren van 1906 – toen Pessoa 18 was – tot zijn dood in 1935. Behalve een kennismaking met zijn anarchistische, inconsistente maar toch logische filosofische ideeën, schept de bundel een beeld van Pessoa’s zielenroerselen en zijn commentaar op de wereld waarin hij leefde. Een boek om in teugen te lezen, beetje bij beetje, strikt voor fijnproevers.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.