Zwemlessen voor later : klimaatpoëzie
Klimaatdichters
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij Vrijdag, copyright 2020 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : POEZIE : THEMABUNDEL : DIVERS |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij Vrijdag, copyright 2020 |
Woord Volwassenen Poezie : 876 KLIM |
Jeroen Dera
ua/an/09 j
In hun voorwoord schrijven samenstellers Annelie David, Moya De Feyter en Saskia Stehouwer dat Zwemlessen voor later van een 'collectief van klimaatdichters' voortkomt uit 'een behoefte aan verzet': tegen de gelatenheid van mensen die doen alsof er niets aan de hand is, tegen het verlies van ecosystemen, tegen ontbossing en het afsterven van koraalriffen. Poëzie is het literaire genre dat zich bij uitstek leent voor zulke weerstand: 'Als de destructie van onze planeet de menselijke verbeelding te boven lijkt te gaan, dan is het aan kunstenaars om die verbeelding open te trekken.'
Dat juist David, De Feyter en Stehouwer met zo'n statement komen, hoeft niet te verbazen. Hun eigen bundels zijn moeiteloos onder de noemer 'ecopoëzie' te scharen. David publiceerde recent de interessante bundel Schokbos (2020), waarin ze explosieve stof trotyl 'in de dorst van de sloot' laat sijpelen - 'nog niet giftig' maar de schoonheid van het landschap serieus bedreigend. De Feyters bundel Massastrandingen (2019) legt gefragmenteerd vast hoe alles wat leeft ten onder gaat - van bloeiende sinaasappelbomen tot imposante walvissen. Stehouwers Bindweefsel (2019) gaat zelfs letterlijk ten onder: de bundel is gemaakt van gecomposteerd materiaal en zal dus biologisch worden afgebroken.
De thematische focus op ecologie en klimaat is niet het enige wat David, De Feyter en Stehouwer verbindt. Voor alle drie heeft poëzie ook een duidelijke conceptuele kant. Bij Bindweefsel zit hem dat in de bijzondere materiaalkeuze; in Schokbos gaan Davids gedichten verbanden aan met onheilspellende tekeningen van Guido van Driel, en De Feyter vermengt in Massastrandingen poëzie en proza op pagina's die een slim spel spelen met de typografie en de bladspiegel. In die zin trekken deze drie dichters inderdaad 'de verbeelding open': ze schrijven niet zomaar gedichten, maar realiseren zich dat de klimaatcrisis vraagt om poëzie die zich vertakt en haar lezers mee de wortelgangen in sleurt, zonder comfortabele houvast. Goede klimaatgedichten slaan alarm zonder dat we onze schouders ophalen. Ze schudden ons door elkaar en boren zich in onze herinnering, zodat ze ons overvallen als we de airconditioning van een winkelcentrum in onze nek voelen hijgen.
Eerlijk is eerlijk: vanuit dat criterium bezien bevat Zwemlessen voor later nogal wat slechte klimaatpoëzie. Want het 'opentrekken van de verbeelding' lijkt mij toch iets anders dan het aan elkaar rijgen van clichés, van het 'verloren paradijs' (Jan Ducheyne) tot 'andermans fouten wassen mij niet schoon' (Geert Simonis) en van 'vogels in de lucht / grassprieten in het water' (Saskia van Kampen) tot 'geluk is geen najaagbare prooi / geen Antarctica op de dooi' (Marjan De Ridder). 'En fuck no, / we schrijven beslist geen toegevende zinnen', schrijft Arthur Lava programmatisch in het gedicht 'Klimaatdichter' - maar dat lijkt een statement dat veel van zijn collega's helaas aan hun laars hebben gelapt.
Wat dat betreft heeft Zwemlessen voor later wel wat weg van de kustlijn van Mexico: soms moet je je een weg banen door het plastic, maar er zijn schitterende stranden te vinden. Zeer de moeite waard vond ik bijvoorbeeld de gedichten van Frank Keizer ('wij stroomden er samen om vrede te vinden en technieken te fluisteren / door de bomen de fabrieken de overstemmen met ons gehum te consumeren'), Willemijn Kranendonk ('Wij geven terug wat we ontnomen hebben, / er blijft een kunstheup achter, / een paar gouden tanden') en Marwin Vos ('gras ligt te rotten in de stad / niemand stoort het gras rotten'). Xavier Roelens, die met zijn bundel stormen olielekken motetten (2012) al bewees dat hij klimaatpoëzie schrijven kan, schreef de meest memorabele strofe:
Of zal ik je namaken met
een 3D-printer? Je
onderkaak je
borstbeen je
heupkom? Zal ik je in elkaar puzzelen en je dan tweehonderd
jaar aan een stuk neuken? Zal ik me suf schieten in je, tot mijn
hersenen onder jouw
schedel zitten? Is er die
tijd?
In conceptueel opzicht springt dan weer de bijdrage van Anneleen Van Offel in het oog. De bloemlezing bevat twee stills uit haar videogedicht 'Galerie de l'évolution', dat via een QR-code in zijn geheel te bekijken is. Van Offels werk dateert al van 2016, toen zij als jonge maker in de schrijfresidentie van het Vlaams-Nederlands huis deBuren in Parijs verbleef. Het videokunstwerk, dat de evolutie van de mens op ontwrichtende wijze in beeld brengt, trekt de verbeelding in alle opzichten open. Als lezer moet je er de bloemlezing letterlijk voor verlaten - over vertakking gesproken! Wie liever in de bundel blijft, kan zich gelukkig laven aan het beste gedicht dat Zwemlessen voor later te bieden heeft. Alleen al voor de bijdrage van Jan-Willem Anker (zie inzet) zou men moeten overwegen een boom aan te planten.
Vrijdag, 192 blz., 20 € (e-boek 9,99 €).
Albert Hagenaars
Het klimaat is een van de belangrijkste politiek-maatschappelijke thema’s en dat levert hopen gedichten op. Dit boek bundelt er ruim 160 van meer en minder bekende Nederlandse en Vlaamse participanten, van Jana Arns tot en met Miek Zwamborn. De meesten schreven speciaal voor dit project een tekst. De literaire kwaliteit loopt sterk uiteen, maar aan de betrokkenheid van de 'milieuactivisten, zenboeddhisten, biologen en ecofeministen' (aldus de redactie in het voorwoord) hoeft niet te worden getwijfeld. De stemmen klinken daarom ook afwisselend boos, hoopvol, bezwerend enzovoort. Tot de treffendste regels behoren: '...legden we een daverend groot bos van dwarsbomen / rond hun kwaadaardigheid aan', van de onlangs overleden Arthur Lava. Sommige verzen zijn voorzien van een QR-code naar een video. De tekeningen tussendoor zijn van Charlotte Peys. Zoeken is onnodig lastig: er is geen alfabetische volgorde, maar die is er wel voor de dichtersprofielen achterin, zij het op voornaam, waar echter geen paginanummer bij staat. Alleen al het onderwerp, blijvend actueel, kan veel lezers trekken, want het klimaat spreekt veel, en steeds méér, mensen aan!
Janita Monna
em/ov/21 n
Terwijl ik bezig was aan dit stukje heb ik twee bomen geplant. Dat doet mijn ecologische zoekmachine voor mij, in ruil voor een zoekopdracht. Ik wilde namelijk een interview met Moya de Feyter herlezen, die met haar klimaatdichters-collectief een plek in Trouws Duurzame 100 kreeg. Poëzie, zei ze in dat gesprek, kan het klimaat dan misschien niet redden, ze kan wel het denken stimuleren en zo iets in gang zetten. Een verandering van gedrag, van gewoontes. En dat is nodig, want stijgende zeespiegels, oprukkende woestijnen, verblekend koraal, het is voor velen nog altijd iets van ver weg en veel later.
Bij De Feyters initiatief sloot zich een bonte groep van bekende en minder bekende dichters uit Nederland en Vlaanderen aan. Inmiddels ligt er een bloemlezing, Zwemlessen voor later, met nieuw en eerder verschenen 'klimaatpoëzie'.
Jens Meijen ontbreekt niet, de jonge Vlaming wiens prijswinnende debuut wel te lezen was als 'een encyclopedie van het uitsterven'. Of Jan Willem Anker - ook hij toonde zich al eerder klimaat-geëngageerd - die zich de prangende vraag stelt in hoeverre wie wij zijn, samenhangt met het weer dat ons gevormd heeft: 'Ben ik het nog als ik er ben/ zonder vrieskou'.
Zijn gedicht doet wat de samenstellers willen: 'de verbeelding opentrekken'. Maarten Ingels doet dat ook, met zijn plan voor een 'wereldbeker voor bomen'. En Anne Provoost, die in een langzaam van idylle naar apocalyps verschuivend gedicht toont hoe het ontbreken van woorden 'voor de zwermen van meeuwen boven het stort' de crisis kan verdoezelen.
Dat lukt overigens niet alle gedichten. De vraag is hoe komen we in beweging? En dan, wat kan één mens helemaal uitrichten? Nou, best iets, zie Vrouwkje Tuinmans praktische klimaatactivisme: 'Omdat de mensen in de straat hun tegelvoegen epileren/ moet ik zorgen voor wat overblijft. (...) Voor elke uitgeroeide conifeer en elke/ sneuvelappel plaats ik iets terug, maar dan bij mij.'
En waar Miek Zwamborn me doet zwemmen in zee, tussen wier met 'roesjes langszij, pepert elders Tsead Bruinja me de consequenties van mijn gesurf nog even in - 'over zes jaar vreet het hele internet een vijfde van alle stroom'. De opbrengst van Zwemlessen voor later gaat naar de bomen.
Vrijdag; 192 blz. € 20.
Janita Monna schrijft wekelijks over poëzie voor Trouw.0
... men moet de oliebaronnen en aandeelhouders de oorlog verklaren.
V.I. Lenin
Ben ik het nog als ik er ben
zonder vrieskou, als de kans op
een snoek bevroren in de sloot
roodgoud in winters polderlicht,
met schaatsen op je stuitje vallen
of huilen om je steenkoude vingertoppen
nihil geworden is, wordt wie ik
ben dan niet onmededeelbaar,
ben ik als ik mezelf in woorden
tracht te gieten voortaan gedwongen
te evoceren wat definitief voorbij is
voor een volk van elfstedenzwemmers
dat al zwemmend verwikkeld is
in een krachtmeting met natuur
die overal doorheen stroomt -
maakt mij dit een verweesd kind
uit de nadagen van een interglaciaal,
voorgoed veranderd in de hel
van een uitgestoten prehistorie?
Voortaan buig ik de taal om waarmee
ik mezelf oproep, klinkt het als verzet,
dan richt ik me op, mobiliseer ik al.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.