Het derde land
Karina Sainz Borgo
Karina Sainz Borgo (Auteur), Arie Van der Wal (Vertaler)
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Uitgeleend
|
Meulenhoff, © 2020 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : SAIN |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Meulenhoff, © 2020 |
VOLWASSENEN : ROMANS : SAIN |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Meulenhoff, © 2020 |
VOLWASSENEN : ROMANS : SAIN |
Marjolijn De Cocq
ru/eb/08 f
In het dankwoord achter in haar boek verwijst ze naar The Road, de postapocalyptische roman waarmee de Amerikaanse schrijver Cormac McCarthy in 2007 de Pulitzer Prize won, over een wereld waarin elke vorm van beschaving is weggevaagd.
Eenzelfde wereld beschrijft Karina Sainz Borgo in Nacht in Caracas. De 38-jarige Adelaida Falcon komt na de begrafenis van haar moeder alleen te staan, in een samenleving die onder het schrikbewind van de 'Comandante Presidente' en zijn 'Kinderen van de Revolutie' in vrije val is. Het enige wat nog functioneert is 'de moord- en roofmachine', de techniek van het plunderen. 'Leven was veranderd in op jacht gaan en levend terugkomen.'
"Deze apocalyps is voor mij normaal, dit is hoe ik heb geleefd", zegt Sainz Borgo. Hoewel zij bewust de namen niet noemt van de dictatoriale leiders die haar geboorteland Venezuela in het verderf hebben gestort, beschrijft ze in haar boek indringend de dagelijkse realiteit van wantrouwen en hyperinflatie, van demonstraties die met traangas en bruut geweld worden neergeslagen in een land waar je, zoals haar hoofdpersoon ondervindt, zelfs in je eigen huis niet veilig bent.
Bitter verwoordt ze het rauwe bestaan: "Ons leven, ons geld en onze krachten begonnen op te raken. Zelfs een dag duurde korter dan vroeger. Om zes uur 's avonds nog op straat zijn was een domme manier om je leven op het spel te zetten. Alles kon je dood betekenen: een kogel, een ontvoering, een beroving."
"Mijn roman is gebaseerd op de diepe crisis en het geweld in Venezuela. Maar ik wilde geen journalistiek boek schrijven. No, no, no. De journalistiek zoekt antwoorden; de literatuur kan iets wat de journalistiek niet vermag: je kunt de mensen raken en de paradox laten zien van schoonheid en geweld, met woorden schoonheid scheppen uit geweld. Ik denk dat mij dat als schrijver ook kenmerkt. Ik ben er in 2006 ontsnapt - je vertrekt niet uit Venezuela, je ontsnapt - maar ik had altijd gevoeld dat ik hierover móést schrijven, het was een levensbehoefte."
Het moest, benadrukt ze, een universeel boek worden. "Zoals het verdwijnen van mensen in autoritaire systemen universeel is - lees Primo Levi (1919-1987, Italiaanse schrijver, een van de overlevers van Auschwitz, red.). Alles wat er nu in mijn land gebeurt, is hier in Europa al gebeurd. Daarom heb ik moeite met de nieuwe titel die het boek internationaal heeft gekregen."
De dochter van de Spaanse
Ze tikt venijnig met haar wijsvinger op de kaft van Nacht in Caracas, de expliciete verwijzing naar Venezuela. Haar titel was La hija de la española, de dochter van de Spaanse, naar de nieuwe identiteit die Adelaida aanneemt om haar land te ontvluchten.
"Ik snapte wel dat het voor de uitgevers beter was het boek zo in de markt te zetten, het is duidelijk waarover het gaat. Maar ik vind het zelf een grote spoiler. Dat ik Chavez of Maduro nooit noem, was voor mij een belangrijke literaire beslissing. Als ik hen met name had genoemd, had ik ook hun verhalen moeten vertellen. Al die militaire leiders hebben een eigen verhaal. Ik wilde schrijven over gewone mensen die géén stem hebben, mensen wier levens door revolutie zijn verwoest. In dit geval de Bolivariaanse revolutie, maar dat doet er eigenlijk niet toe."
Sainz Borgo zwijgt, denkt lang na, plukt onzichtbare haren van haar truitje. Dan, geëmotioneerd: "Ik wilde mijn roman ook niet per se Venezolaans maken omdat ik het moeilijk vind er nu de hele tijd over te moeten praten. Het heeft tien jaar geduurd voor ik erover kon schrijven. Het was een strijd. En ik ben er pas een jaar geleden over gaan praten. Het doet, ook nu, zoveel pijn, want ik ben opgegroeid in een land dat ooit toekomst had maar moet nu vertellen over een land dat sterft, dat zelfmoord pleegt."
"Want we zagen het niet. We waren bezig met wie de mooiste was, wie het best gekleed was. En toen Chavez aantrad, werd hij binnengehaald als een held. De mensen geloofden echt in hem, maar hij bleek gekomen om Venezuela te begraven."
De symbiotische moeder-dochterrelatie die ze beschrijft, zegt Sainz Borgo, is een metafoor. Adelaida's moeder sterft in een land dat ten dode is opgeschreven. Het boek is niet autobiografisch, maar de stem van Adelaida is wel de hare. "Ze staat voor mijn generatie, de mensen die een ander Venezuela hebben gekend en die het land verlaten waar ze geboren zijn."
Daarom ook het contrast tussen de hoofdstukken in het heden en die in het verleden, met de dromerige bezoeken van Adelaida en haar moeder aan de tantes in hun dorpje, de uitstapjes naar de Galería de Arte Nacional, naar het grootste theater van het land, Teresa Carreño, of het beroemde park in Caracas met de nimfenfontein. En met de geliefde Venezolaanse literatuur, de boeken die later door de bezetters van hun appartement worden verscheurd, vertrapt, de bladzijden als prop gebruikt om het riool te verstoppen.
Dát Venezuela bestaat niet meer, zegt Sainz Borgo. Toen ze het boek begon te schrijven, miste ze de geluiden van vroeger, de liedjes, de traditionele canto del pilón. Maar ook de reggaeton 'Tu-tu-tumba-la-casa mami', de sinistere hit op de begrafenisfeesten van de armen (Tu tumba, jouw graf), drong zich op. Ze was in 2013 voor het laatst in Venezuela en heeft besloten niet meer terug te keren.
"Het land is onherkenbaar. Het bestaan is zwaar als het licht telkens uitvalt, als aan alles een gebrek is: water, voedsel, medicijnen. Er is geen regering, er bestaan geen wetten - een dictatuur kan het niet schelen of de ziekenhuizen functioneren of niet. Het is haast onmogelijk om die armoede te beschrijven. Hoe, hóé kun je een hele samenleving vernietigen?
"Er groeit nu een generatie op die niet weet wat vrije verkiezingen zijn, die het normaal vindt dat er geen eten en geen licht is. Er is een nieuwe klasse ontstaan, de 'Bolibourgeoisie' - de mensen die dollars hebben. En dan is er die 80 procent die alleen maar bezig is met overleven, die, als ze mijn boek zouden willen kopen, zes of zeven maanden zouden moeten werken om het te kunnen betalen. Daarom hebben we ervoor gekozen een non-profiteditie van honderd boeken uit te geven, zodat het daar in ieder geval kan worden gelézen. Heel ironisch: officieel is er geen censuur. Het is geld, althans het gebrek daaraan, dat mijn boek censureert."
Schuldig
Ook heel ironisch: haar Spaanse grootvader vluchtte in 1940 naar Venezuela, terwijl ze op 24-jarige leeftijd die vlucht juist omgekeerd maakte. Niemand van haar familie woont nog in Venezuela. "De roman gaat over verlies, maar ook over de survivor's guilt waaronder veel overlevers gebukt gaan. Primo Levi heeft uiteindelijk zelfmoord gepleegd. Ik voel me soms schuldig dat ik brood heb..."
Haar stem stokt, ze reikt naar het glas luxe prikwater voor zich. "Ik zal nooit meer zomaar een glas water kunnen drinken, ik zal daar nooit meer hetzelfde over denken. Ook daarom kan ik er moeilijk over praten. Ik voel me nu Spaans, niet zozeer omdat ik een Spaanse achtergrond heb, maar omdat ik van het land hou en het grootste deel van mijn volwassen leven in Spanje heb doorgebracht. Maar ik voel me ook schuldig, want ik ben niet dáár."
Meulenhoff, 240 p., 19,99 euro. Vertaald door Arie van der Wal.
Arjan Peters
ua/an/18 j
Een twee-eenheid, dochter en moeder Falcón in Caracas, al was het maar omdat ze beiden Adelaida heten. De vader is er niet, nooit geweest ook in het leven van zijn dochter, want er in zijn studententijd al vandoor gegaan, toen hij merkte dat zijn vriendin zwanger was. De dochter en de alleenstaande moeder waren 'een soort vetplant van het type dat overal kan groeien, gemaakt om te overleven', zoals de eerste opmerkt.
Dat overleven is in Venezuela geen sinecure, blijkt uit Nacht in Caracas, het romandebuut van Karina Sainz Borgo (1982), die daar werd geboren en in 2006 naar Madrid emigreerde. Er is een militaire machthebber, corruptie en plunderingen zijn aan de orde van de dag, inflatie, motorbendes en traangasregens maken het leven tot een uitputtingsslag.
Als de zachtmoedige moeder Adelaida aan kanker is gestorven en haar 38-jarige dochter bij de spaanplaten kist de wake houdt, komt er een vrouw uit de buurt langs. Niet om te rouwen, maar om te vragen wat de dochter met het appartement gaat doen - dat is immers te groot voor een vrouw alleen, wil ze niet een kamer verhuren, zij weet nog wel iemand, een verre nicht, handig toch? 'Iets in haar knaagdieroogjes probeerde voortdurend te ontdekken welk slaatje ze uit mijn situatie kon slaan of op zijn minst te achterhalen hoe ze háár situatie kon verbeteren via de mijne. Zo leefden we toen allemaal: een steelse blik werpend in de boodschappentas van de ander en speurend of de buurman iets bij zich had wat schaars was om vervolgens uit te zoeken waar je het kon krijgen.'
Met dit soort bijna aforistische observaties, in een voortreffelijke stijl vervat, verbindt Sainz Borgo de praktijk van alledag met de staat van het land: als de chaos regeert, wordt iedereen achterdochtig, en solidariteit omgezet in plundering. Venezuela, altijd al 'genereus in schoonheid en geweld', ziet de schoonheid vertrapt worden door de kracht van het geweld en het morele verval dat daarmee gepaard gaat. Wie meer wil begrijpen van het recente verzet en de woelingen in veel Zuid-Amerikaanse landen, moet zich deze roman niet laten ontgaan, waarvan de taalschoonheid even uitzonderlijk is als de rauwheid van het beschreven bestaan.
De belezen taalkundige Adelaida heeft geen moeder meer, geen geld meer en ook geen land meer. Haar eigen appartement wordt ingepikt door een vrouwelijke roversbende, zij verschanst zich muisstil in het huis van de buurvrouw Aurora Peralto, die ze dood op de vloer heeft aangetroffen. In de spannende dagen die volgen, denkt ze bij vlagen terug aan het leven met haar moeder. Dat levert, midden in de wanorde en angst, flonkerende scènes op. Niets is er meer over van die wereld, waarin ze samen schoenen gingen kopen bij de galante Italiaanse immigrant wie de kleine Adelaida toevertrouwde dat ze van Rome hield ('omdat het aan de overkant van de zee ligt en ik daar nog nooit ben geweest'), of waarin ze na een museumbezoek over een boulevard wandelden en de 12-jarige dochter geraakt is door het doek De jonge moeder (1889) van Arturo Michelena: 'Ik was niet moedig, maar wilde het wel zijn. Ik was niet knap, maar verlangde vurig naar die gladde vruchtbare huid van de vrouw die ik nu voor me zag.'
Ongeschonden herinneringen, die evenwel steken in het besef van de voltooid verleden tijd waarnaar ze verwijzen. En intussen moet Adelaida, om te overleven, afstand doen van haar identiteit: ze gaat er zelfs toe over het lijk van buurvrouw Aurora Peralto in brand te steken, haar post te bekijken, mailtjes te beantwoorden en haar kleren aan te trekken, al zijn die drie maten te groot. Terwijl buiten de granaten fluiten en ze niet meer bij haar spullen kan, rijpt het plan om met het paspoort van de buurvrouw (en het geld van haar rekening) naar Madrid te vluchten. Ze moet Aurora Peralto worden, een ontevreden kokkin van 47 jaar ('was ze als kind al een vaag wezen, als volwassene wist ze daar nauwelijks eigenschappen aan toe te voegen') om 'aan de overkant van de zee' te geraken.
Nergens laat Karina Sainz Borgo, die vóór haar debuut al twintig jaar als journalist werkzaam was, de namen Chávez of Maduro vallen, de presidenten van Venezuela sinds 1998. In haar verhaal is de vijand hoegenaamd gezichtsloos. Dat maakt de onmacht van de slachtoffers alleen maar groter; net als de zeggingskracht van deze grootse roman, die zowel gaat over een gestorven moeder en een verdwenen land, als over taal die herinneringen kan bewaren, als in een schatkamer.
*****
Uit het Spaans vertaald door Arie van der Wal. Meulenhoff; 239 pagina's; € 19,99.
Roderik Six
ua/an/22 j
Moeders begraven is nooit een pretje. Zeker niet wanneer je alleen achterblijft, zonder verdere familie, en zeker niet in Caracas, de hoofdstad van Venezuela, een land dat je nauwelijks nog een land kunt noemen. Rouw is niet aan de orde. Nadat Adelaida Falcón vigilantes heeft omgekocht om de kist ongeschonden op de begraafplaats te krijgen, moet ze terug naar haar appartement terwijl het in de straten traangasgranaten regent. Huilend en met schroeiende longen verschanst ze zich in haar moeders flat met slechts één vraag op haar lippen: wat nu? Hoe moet ze overleven in deze belegerde stad waar straatbendes de wet uitmaken en standrechtelijke executies meer regel dan uitzondering zijn? Ontsnappen is noodzakelijk maar onmogelijk: dat vergt geld en de bolivar is ten prooi gevallen aan een duizelingwekkende inflatie terwijl het regime buitenlandse valuta heeft verboden. ‘Geld nam stedenbouwkundige proporties aan. Je had twee hoge torens bankbiljetten nodig om een fles olie te kopen.’
Haar gepieker wordt enkel onderbroken door ‘mitrailleursalvo’s als gedachtenpuntjes’. Adelaida denkt terug aan haar gelukkige jeugd op het platteland en aan haar eerste minnaar, een oudere journalist die met zijn kritische artikels over een fout gelopen gijzeling ook zijn eigen doodvonnis tekende. Wanneer een vrouwenbende haar flat inpalmt en Adelaide het appartement van een dode buurvrouw kraakt, vormt zich een gewaagd plan. Wie ten dode opgeschreven is, kan zich evengoed vermommen in de huid van een dode. Wie al dood is, kan niet meer vermoord worden.
Debutante Karina Sainz Borgo woont al meer dan een decennium in Spanje maar kon het nu pas opbrengen om haar Venezolaanse verleden in een roman te gieten. ‘De woede was te groot. Woede en schaamte, het verpletterend schuldgevoel een overlever te zijn’, zo verklaart ze in interviews haar terughoudendheid. Tijd en afstand kwamen de roman duidelijk ten goede. Ondanks een paar uitschuivers – soms neemt het geweld groteske vormen aan – laat Sainz Borgo de lezer aan de lijve voelen hoe Venezuela eraan toe is, hoe het is om in een burgeroorlog te leven en je vaderland ten grave te dragen. Maar dit debuut is geen politieke afrekening: nergens worden politici bij naam genoemd, nergens wordt een tijdperk vermeld. Nacht in Caracas is vooral een zoektocht naar identiteit, naar wat het betekent om de laatste vrouw van een bloedlijn te zijn.
***
Meulenhoff (oorspronkelijke titel: La hija de la española), 224 blz., 19,99 euro.
Naar gegevens van Maarten Steenmeijer
Na de dood van haar moeder staat Adelaida Falcón er alleen voor in Caracas, de hoofdstad van Venezuela. Het socialistische paradijs van Hugo Chávez is er verworden tot een uitzichtloze nachtmerrie. De primaire levensbehoeften zijn niet of nauwelijks meer te krijgen, het geld is niets meer waard en de staatsterreur is doorgedrongen tot in elke vezel van de samenleving. Adelaida wordt de toegang ontzegd tot de woning die ze met haar moeder deelde. De dood van haar buurvrouw - de dochter van een Spaanse immigrante en van dezelfde leeftijd als Adelaida - brengt haar op een idee. Ze besluit haar identiteit aan te nemen en te proberen het land te ontvluchten met behulp van haar paspoort. Dit is de debuutroman, die in Spanje - waar de schrijfster (1982) woont - heel goed is ontvangen. Maar belangrijker dan het verhaal van Adelaida zelf is haar inktzwarte kijk op Venezuela: een totaal failliet land waar elk sprankje hoop op een doorstart vervlogen is. Succesvolle en toegankelijke roman waarin vanuit het perspectief van een alleenstaande vrouw de onmenselijke situatie in Venezuela gestalte krijgt.
Gerwin Van Der Werf
ru/eb/01 f
Een paar jaar geleden kwamen er schokkende beelden uit Venezuela, een land waarvan wij dachten (ik althans) dat het achteloos in olierijkdom baadde, onder leiding van een clowneske president. We zagen ineens gewelddadige demonstraties in Caracas, motorbendes die 's nachts de straten onveilig maakten, brandjes, schoten, geknok. En zoals dat gaat, verdween het land weer uit beeld, ook al zakte het in de jaren erna almaar dieper weg in politieke en economische malaise. In cijfers: drie miljoen Venezolanen ontvluchtten hun huizen, ruim een miljoen staken de grens over naar Colombia (met gevaar voor eigen leven). Prijzen verdubbelen iedere twintig dagen, negen van de tien inwoners lijden honger.
Toen ik 'Nacht in Caracas', de debuutroman van journaliste Karina Sainz Borgo, ter hand nam aarzelde ik een moment: waarom zou ik willen lezen over dat verre, reddeloos verloren land? Maar bij de eerste pagina's gebeurde het wonder dat je bij goede literatuur overkomt: je wordt gevangen door een vertelstem, in dit geval de stem van een jonge vrouw, die erin slaagt een niet te bevatten chaos te beschrijven.
Het is de stem van een overlever, gedrenkt in spijt en schuld.
Op de eerste pagina's van deze roman begraaft Adelaida Fálcon haar moeder. Ze heeft haar laatste euro's (de nationale munt is minder waard dan toiletpapier) eraan uitgegeven, er zijn zes bezoekers en ze vreest dat het graf geplunderd zal worden nadat ze is vertrokken. Ze leefde samen met deze strenge, afstandelijke vrouw, met wie ze een complexe relatie onderhield. "Samen vormden we een soort vetplant. We waren klein en giftig, bijna generfd, misschien om geen pijn te lijden als er een stuk, of zelfs het hele wortelstelsel, werd afgerukt. We waren gemaakt om te overleven."
In de ongewone, treffende metafoor herken je de Latijns-Amerikaanse invloed - de mystieke natuurkracht, de alles bepalende familieband. Adelaida draagt ook dezelfde naam als haar moeder, niet het enige detail dat maakte dat ik aan Gabriel Garcia Marquez moest denken. Al snel krijgt het boek een grimmige wending. Onderweg naar huis komt Adelaida een begrafenisstoet tegen van een groep 'Motorrijders voor het Vaderland', een losgeslagen bende anarchisten. Een korte, sinistere scène volgt: een jong meisje voert een seksueel getinte dans op de doodskist uit, ze krijgt een tik op haar billen van haar moeder en wordt toegejuicht door de motorrijders.
Hier gaat niet alleen een land ten onder, hier sterft de beschaving, en iedere vorm van moreel besef. Er bestaat geen misverstand over de symboliek: met haar moeder wordt een land begraven, de oude tijd waarin goede smaak, cultuur, boeken en kunst met snel verdiend oliegeld een precaire balans vormden. Een cultuur die eigenlijk al op instorten stond: "Ons land is altijd de monarchie geweest van de mooie mensen, de knapste jongen, het mooiste meisje. Een golfbeweging die uitmondde in ordinaire platvloersheid. Toen konden we het ons veroorloven. Olie betaalde de lopende rekeningen. Dat dachten we tenminste."
Vanaf hier gaat het bergafwaarts, en de manier waarop Sainz Borgo dit beschrijft, beneemt je op iedere pagina de adem. Als Adelaida na een vruchteloos bezoek aan de bakker (niets te koop) thuiskomt, blijkt een bende 'revolutionaire' vrouwen het appartement van haar moeder te hebben geconfisqueerd. Het uitschot staat onder leiding van een matrone die zichzelf Maarschalk noemt, hun handel bestaat uit het stelen van voedselpakketten om die met winst door te verkopen. De Maarschalk mishandelt Aldelaida en gooit haar buiten de deur. Vernederd en van al haar bezittingen ontdaan moet Adelaida zichzelf opnieuw uitvinden, een ander worden, een overlever - en ieder ander mens is een concurrent. "De volgende in de rij was altijd een potentiële tegenstander, iemand die net iets meer bezat. Zij die nog leefden vochten verbeten om de restjes. In die uitzichtloze stad streden we voor een plek om te sterven."
Adelaida handelt soms berekenend en soms instinctief, en de keuzes die ze noodgedwongen maakt zullen haar in schuldgevoel en zelfhaat dompelen. Een ding is duidelijk: ze zal moeten vluchten. Voordat Adelaida haar vluchtplan uitvoert, brengt ze nog een laatste bezoek aan het graf van haar moeder, een ontroerende scène waarin ze haar schuld belijdt: "En ik mama, ik ben niet moedig. Tenminste niet op de discrete manier die jij me hebt geleerd. Je hebt de moed aan me doorgegeven. Ik heb die gunst versmaad." Moed als een versmade gunst, het komt uit een gedicht van Borges dat Sainz Borgo als motto voor haar boek heeft gebruikt.
De heftige scènes in het boek deden me denken aan Cormac McCarthy's 'The Road', een wereld vol ontaarde types en obsceen geweld. Sainz Borgo's soms poëtische, soms droog observerende zinnen komen hard aan in de uitstekende vertaling van Arie van der Wal.
Misschien leg ik er zelf te veel mijn eigen onrust in, maar het boek leek mij ook een waarschuwing. Karina Sainz Borgo laat zien hoe een land te gronde gaat, hoe de mensen beschaving en saamhorigheid hebben ingewisseld voor lomp geweld, ze laat zien hoe een intelligente vrouw in dat wetteloze land geen enkele kans meer heeft te blijven wie ze wil zijn. De boekenkast van Adelaida blijft gapend leeg achter, de bladzijden zijn in het toilet gepropt. Cultuur, rede en naastenliefde zijn weerloos, en als het daarginds in korte tijd vernietigd kon worden, waarom niet hier?
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.