Harlem shuffle : roman
Colson Whitehead
Colson Whitehead (Auteur), Harm Damsma (Vertaler), Niek Miedema (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij Atlas Contact, 2019 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : WHIT |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij Atlas Contact, 2019 |
VOLWASSENEN : ROMANS : WHIT |
Kathy Mathys
i /ul/05 j
De verontwaardiging ritselde door mijn lijf tijdens het lezen van dit krachtige boek over een tuchtschool voor blanke en zwarte jongens. Nickel is de fictieve naam voor de Dozier School for Boys in Florida. In 2014 hoorde de Amerikaanse schrijver Colson Whitehead voor het eerst over deze school waar de directie een ziekelijk beleid voerde, voor zover je van een beleid kan spreken. Wrede willekeur droegen de leraren en opzichters blijkbaar het hoogst in het vaandel.
Whitehead kiest heel slim voor een verteller die alles overziet en die bericht over heden, toekomst en verleden. Hij houdt afstand zonder dat zijn verhaal aan intimiteit inboet.
Het verhaal begint in het heden: samen met een groep archeologen arriveren we op het kerkhof van de tuchtschool. Een van de wetenschappers ontdekt een officieuze begraafplaats waar ze de stukgeslagen beenderen van leerlingen opgraaft. Vervolgens verlaten we de school en keren we terug naar de vroege jaren 60. We lopen mee met Elwood, een zwarte jongen die opgroeit bij zijn oma. Hij is serieus, betrouwbaar en daar wordt misbruik van gemaakt. Blanken mogen hem: hij is een harde werker.
Voor Elwood gaat het licht aan wanneer hij Martin Luther King hoort speechen over hoe haat niet verdreven kan worden met haat, wel met liefde. Zeer tegen de zin van zijn oma, die te veel mensen heeft verloren omdat ze hun nek uitstaken, sluit haar kleinzoon zich aan bij de burgerrechtenbeweging. Elwood lijkt een interessante toekomst tegemoet te gaan. Hij mag zelfs gaan studeren. Door pech - hij lift mee met een autodief - komt hij op de tuchtschool terecht.
Hartverscheurend is het om te lezen hoe Elwood het systeem tracht te doorgronden. Welk gedrag wordt beloond en wat kan je beter laten? Ietwat wereldvreemd is het hoofdpersonage; hij kan maar niet geloven dat je wordt afgeranseld omdat de glimlach op je gezicht de oppasser niet zint.
Verdoken slavernij
Blanken hebben op Nickel geen paradijselijk leven, wel is hun situatie onvergelijkbaar met die van de zwarte jongens. Het geweld dat witte leerlingen wordt aangedaan is nooit dodelijk. Zowel zwart als wit wordt meegenomen naar - what's in a name - het Witte Huis voor een afranseling met de lederen riem. Enkel zwarten worden soms afgevoerd 'naar achteren', waar ze worden gemarteld tot ze sterven. Hun familieleden krijgen te horen dat ze zijn gevlucht.
Elwood heeft een danig sterk gevoel voor onrecht dat hij de problemen niet kan omzeilen. Wanneer een jongen wordt gepest, grijpt hij in. Wanneer de school inspectie krijgt, schrijft hij een brief met een overzicht van de mistoestanden.
Het geweld is schokkend, ja, maar ook de buitenschoolse praktijken verbijsteren. Vergeet niet dat dit alles zich afspeelt in de jaren 60, wanneer de rassenscheidingswetten geleidelijk aan worden afgeschaft. In Florida is daar niets van te merken. Wordt een zwarte jongen ontslagen uit de tuchtschool, dan dient hij als horige te werken voor een blanke uit de buurt van Nickel. Het gaat om verdoken slavernij, de jongens zijn niet vrij.
Met een opsomming van wanpraktijken heb je nog geen goede roman. Gelukkig laat de schrijver zich kennen als een meesterverteller die ongedwongen, zelfs bijna terloops vertelt, waardoor alles dubbel zo hard binnenkomt. Tegenover de serieuze Elwood plaatst hij Turner, een jongen die op komische wijze de roman in tuimelt. Turner en Elwood zijn water en vuur. Turner gelooft niet in onrecht bestrijden, wel in boze krachten ontwijken. Hij is nooit te beroerd voor een grap, maar zijn wereldbeeld is gitzwart.
Halverwege De jongens van Nickel laat Whitehead fragmenten uit de toekomst zien. Ex-leerlingen trachten een leven op te bouwen, al raken ze de 'Nickelse doodsheid in hun blikken' nooit kwijt. Over die toekomst wil ik niet meer onthullen, dat zou de leeservaring verstoren. Het volstaat u te vertellen dat Whitehead zichzelf overtreft met een verhaal dat zowel op inhoudelijk als vormelijk vlak imponeert. Dit is een grootse roman.
Vertaald door Harm Darmsma en Niek Miedema, Atlas Contact, 272 blz., 22,99 € (e-boek 12,99 €). Oorspronkelijke titel: 'The Nickel boys'.
Hans Bouman
i /un/22 j
Het was dus geen toeval, geen toevallige uitschieter, dat prachtige De ondergrondse spoorweg (The Underground Railway) waarmee Colson Whitehead, auteur van vijf eerdere romans, in 2016 doorbrak bij een groot publiek en bekroond werd met de Pulitzer Prize.
Na de verrassende, surrealistische wijze waarop hij in deze roman Amerika's slavernijverleden tot leven wekte, heeft Whitehead ditmaal gekozen voor een bijna historische benadering. In De jongens van Nickel (de Amerikaanse editie The Nickel Boys verschijnt half juli) vertelt hij een verhaal waarin de personages aan zijn verbeelding zijn ontsproten, maar dat voor de rest is gebaseerd op feiten die even bizar als keihard zijn.
Enkele jaren geleden kwam aan het licht dat de geruchten over de Arthur G. Dozier School for Boys in Florida, die al decennialang de ronde deden, nog door de werkelijkheid werden overtroffen. Nadat in 2009 een onderzoek was ingesteld naar deze tuchtschool, werden niet alleen de geruchten over lijfstraffen, seksueel misbruik en marteling bevestigd. Er werden 55 stoffelijke overschotten gevonden, de meeste buiten de officiële begraafplaats van de school. Vervolgonderzoek, dat tot de dag van vandaag doorloopt, wees uit dat er meer dan 100 lichamen rond de in 2011 gesloten instelling liggen begraven.
Deze gruwelijke ontdekkingen waren voor Whitehead aanleiding zijn werkzaamheden aan een in Harlem gesitueerde misdaadroman te onderbreken. Hij voelde de dringende noodzaak het verhaal in een roman te verwerken. En wát een roman is het geworden.
'Zelfs na hun dood zorgden de jongens nog voor overlast', zo opent het boek cynisch. We lezen over de schokgolf die de ontdekking van hun stoffelijke resten teweegbrengt, en maken kennis met de man die de hoofdpersoon van het boek zal worden: een oud-leerling van Nickel, Elwood Curtis, die thans in New York woont.
Na de proloog gaat de roman terug in de tijd, met opnieuw een wat cynische en in elk geval omineuze zin: 'Op eerste kerstdag 1962 kreeg Elwood zijn beste cadeau ooit, ook al bracht het hem op ideeën die uiteindelijk tot zijn ondergang zouden leiden.' Het betreft een langspeelplaat met toespraken van Martin Luther King, die hij zo vaak draait dat hij ze bijna uit zijn hoofd kent. Hij houdt er de overtuiging aan over dat hij, ondanks zijn donkere huidskleur, net zoveel waard is als de anderen.
Elwood komt in de roman naar voren als een leergierige, misschien wat al te brave jongeman, die bij zijn oma woont en via allerlei bijbaantjes een centje bijverdient voor zowel levensonderhoud als zijn toekomstige studie. Hoewel intelligent is hij soms onmiskenbaar naïef, iets waar zijn omgeving graag misbruik van maakt. Als hij bij een wedstrijd bordenwassen een encyclopedie wint, blijkt alleen het eerste deel ('Aa-Be') tekst te bevatten. De pagina's van de andere delen zijn blanco.
Een lift naar zijn nieuwe school wordt hem fataal. De auto waarin hij meerijdt, blijkt te zijn gestolen en Elwood wordt als medeplichtige ter 'heropvoeding' naar de Nickel-tuchtschool gestuurd.
De beschrijvingen van het dagelijks bestaan op Nickel zijn deprimerend, verontrustend en soms hartverscheurend, al zorgt Whiteheads ingetogen, nuchtere vertelstijl ervoor dat het verhaal nergens larmoyant wordt. 'Jongens van Nickel waren goedkoper dan meisjes van plezier en je kreeg meer waar voor je geld, althans dat werd gezegd.'
De tuchtschool kent een blanke en een zwarte afdeling, en zoals te verwachten zijn de omstandigheden op de zwarte afdeling het zwaarst. En echt niet alleen omdat de schoolleiding de gewoonte heeft om voedselvoorraden die bestemd zijn voor de zwarte jongens aan de plaatselijke restaurants te verkopen en zelf de winst op te strijken.
Naast het seksueel misbruik zijn vooral de straffen gevreesd die worden toegediend in het witte gebouwtje dat door de zwarte jongens het Witte Huis wordt genoemd en door de blanke de IJsfabriek (het verhaal achter deze benamingen illustreert Whiteheads grote verbeeldingskracht en observatievermogen).
Elwood belandt in het Witte Huis als hij zo onverstandig is geweest tussenbeide te komen bij een vechtpartij en de details van de behandeling die hij vervolgens ondergaat zijn gruwelijk. Maar het kan erger. Je kunt - als je zwart bent - ook 'naar achter' worden meegenomen. In dat geval beland je niet op de ziekenafdeling; je wordt gewoon nooit meer gezien.
Al op zijn tweede dag in Nickel ontmoet Elwood Jack Turner, een streetwise jongeman die al eerder op de kostschool heeft gezeten en weet hoe je er moet overleven. Die ontmoeting zal de belangrijkste van Elwoods leven blijken. Turner helpt Elwood zich een weg te vinden op de kostschool, de twee worden vertrouwelingen, beramen plannen.
De jongens van Nickel speelt zich af tegen de achtergrond van de Burgerrechtenbeweging en de zogeheten Great Migration, waarbij in de twintigste eeuw meer dan zes miljoen Afro-Amerikanen van de zuidelijke naar de noordelijke Verenigde Staten trekken, wat onder meer leidde tot de Harlem Renaissance.
Ook Elwood maakt de reis van het zuiden naar Harlem, zo lezen we in het laatste deel van het boek, waar Whitehead de lezer van de sokken blaast met een onthulling die plottechnisch verrassend en thematisch o zo treffend is. Bovendien blijkt deze wending symbolisch prachtig te zijn voorbereid door de anekdote met de encyclopedie waarvan slechts het eerste deel inhoud bevat.
Als kers op de taart is De jongens van Nickel, via een reeks subtiele verwijzingen, een impliciet eerbetoon aan wat waarschijnlijk de allergrootste roman is over zwarte emancipatie, de Burgerrechtenbeweging en de Great Migration: Invisible Man van Ralph Ellison (1952).
Literair, ethisch, historisch: Whiteheads boek is een victorie op alle niveaus.
Uit het Engels vertaald door Harm Damsma en Niek Miedema. Atlas Contact; 272 pagina's; € 22,99.
Sam De Wilde
2/ei/28 m
Amper drie jaar nadat hij voor zijn slavernijroman ‘De ondergrondse spoorweg’ een Pulitzer Prize, een National Book Award en een rist andere literaire prijzen op de schoorsteenmantel heeft mogen zetten, duikt Colson Whitehead opnieuw in een afreus stuk Afro-Amerikaanse geschiedenis. Dat Oprah Winfrey en Barack Obama zich destijds hebben geout als enthousiaste lezers van zijn verhaal over het geheime netwerk van burgers die ontsnapte slaven uit de zuidelijke staten smokkelden, heeft wellicht meer gedaan voor de verkoop van ‘De ondergrondse spoorweg’ dan alle literaire prijzen samen. Toch moeten ook die officiële bekroningen Colson Whitehead deugd gedaan hebben. De New Yorkse schrijver mocht dan wel iets minder experimenteel of opzichtig taalvirtuoos aan de slag zijn gegaan dan in zijn vorige romans, de grandioze literaire geste die hij maakte door de metafoor van de Underground Railroad uit te werken alsof het letterlijk een ondergronds spoorwegennet betrof, was niet onopgemerkt gebleven. Net als Toni Morrison in haar klassiek geworden slavenverhaal ‘Beminde’, zette Whitehead magisch realisme in om de horror van de slavernij tastbaar te maken. Van dat magisch realisme is geen spoor meer te bekennen in zijn zevende roman, ‘De jongens van Nickel’, een tuchtschooldrama uit het gesegregeerde Florida van de jaren 60 waarin de auteur zijn proza verder uitbeent. Je zou het een knieval voor de commercie kunnen noemen, maar je kunt het net zo goed zien als de volwassenwording van een auteur die niet langer de nood voelt om uit te pakken met talige tierelantijntjes. Het verhaal is andermaal een inktzwarte bladzijde uit de geschiedenis van de Verenigde Staten, en een op verschrikkelijke feiten gebaseerd relaas. De stem van Martin Luther King weerklinkt uit de luidsprekers van de platendraaier van Elwood Curtis, een arme, maar pientere jongeman die aanvankelijk nog geloof hecht aan de woorden van de dominee als die predikt dat zwarte jongens en meisjes, ondanks de strikte rassenscheiding in het diepe Zuiden, evenveel waard zijn als anderen. Dat idealistische geloof wordt de inzet van de roman, en het wordt danig op de proef gesteld wanneer Elwood onterecht veroordeeld wordt tot een tuchtschool waar racistische opzichters, ‘die van hun vaders geleerd hadden hoe ze een slaaf in het gareel moesten houden’, hem en de andere leerlingen gruwelijk mishandelen. Wie ‘De ondergrondse spoorweg’ heeft gelezen, weet dat Whitehead zowel fysieke als mentale ontbering zo zintuiglijk en onverbloemd verbeeldt dat je denkt zelf de zweep in je vel te kunnen voelen. Aan staalharde beschrijvingen van jongens die het bloed in hun gympen voelen soppen, koppelt de schrijver bredere inzichten over structureel racisme. Hij laat ook niet na er fijntjes op te wijzen dat zwarte tieners nog steeds vaker worden opgesloten en meer politiegeweld moeten verdragen dan hun blanke leeftijdsgenoten. Op het einde van ‘De jongens van Nickel’ spreekt opnieuw dominee King: ‘Wees ervan verzekerd dat wij jullie zullen uitputten met ons vermogen om te lijden.’ 248 pagina’s diep in het boek is dat lijden geen abstract begrip meer, en heeft Whitehead duidelijk gemaakt dat de uitputting waar King over sprak, nog lang niet nabij is. Whiteheads boodschap blinkt niet bepaald uit in subtiliteit en zijn goede bedoelingen liggen er soms iets te dik op, maar dat heeft ook alles met het genre te maken. Meer nog dan een historische roman is ‘De jongens van Nickel’ een klassiek melodrama, inclusief enkele schetsmatige personages en een onverwachte coup de théâtre. Bij momenten gaat hij iets te ver in de manier waarop hij appelleert aan de emoties van de lezer, maar hij houdt zich dankzij zijn steeds verfijndere taalgevoel, zijn narratieve beheersing en zijn soms bijtende humor gracieus staande op het slappe koord tussen plat sentiment en oprechte ontroering.
L. Torn
Op feiten gebaseerde roman over de gruwelijke cultuur op een tuchtschool in het Diepe Zuiden van Amerika. In de jaren zestig van de vorige eeuw wordt de zwarte student Elwood Curtis door een misverstand naar de Nickel Academy gestuurd, een tuchtschool in Florida. Terwijl Martin Luther King de burgerrechten van de zwarte bevolking voorgoed op de kaart heeft gezet, is daar op Nickel niets van te merken. Nickel is een ‘pijnfabriek’ waar de blanke bewakers zich te buiten gaan aan sadisme en rassenhaat en waar (vooral de zwarte) leerlingen worden misbruikt en mishandeld. Elwood ontdekt aan den lijve hoe leerlingen in het ‘Witte Huis’ (een afgelegen schuur op het schoolterrein) stelselmatig worden afgetuigd. Sommige jongens worden mee naar ‘achter’ genomen en komen niet meer terug. De intellectuele Elwood raakt bevriend met de door het leven geharde Turner die nog maar één doel heeft: ontsnappen uit deze hel. Colson Whitehead (1969) schreef een zevental romans, waaronder ‘De ondergrondse spoorweg’ (2016) die mede dankzij de aanbeveling van Oprah Winfrey ook in Nederland een bestseller werd.
Gerwin Van Der Werf
i /un/15 j
Vijf jaar geleden werd nabij de Dozier School for Boys in Marianna, Florida een gruwelijke vondst gedaan: op een heuvel achter de school bleken meer dan vijftig kinderen te zijn begraven. De meeste overblijfselen waren niet meer te identificeren. De tuchtschool was net een paar jaar gesloten en al vaker in opspraak geweest, maar een deugdelijk onderzoek naar de misdaden had nooit plaatsgevonden.
Sinds 1900 werden op het instituut jongens in de leeftijd van 5 tot 20 jaar gevangengezet voor soms belachelijk kleine vergrijpen (roken op straat, rondhangen, winkeldiefstal), ze moesten zogenaamd leren en werken, maar werden uitgebuit, uitgehongerd, misbruikt en gemarteld. Sommige scholieren verdwenen van de ene op de andere dag. Met de vondst van de graven werd duidelijk hoe. Dozier bleek een hel en een massagraf.
Colson Whitehead veranderde in zijn nieuwe roman 'De jongens van Nickel' de naam van de school in Nickel Academy, verder hoefde hij zich alleen maar aan de gruwelijke feiten te houden. Het werd een heel ander boek dan 'De ondergrondse spoorweg', zijn vorige roman, die belangrijke prijzen won en door Obama en Oprah werd geprezen. In dat boek verzon hij een onderaards netwerk van treinen en fantaseerde hij op filmische wijze een nachtmerrieachtig Amerika bij elkaar. 'De ondergrondse spoorweg' was een roman over slavernij, maar ging op een subtiele manier ook over hedendaags racisme.
'De jongens van Nickel' gaat over de segregatie in de jaren zestig en het begin van de burgerrechtenbeweging, en het is opnieuw een boek met een sterke onderstroom: net als Cora in 'De ondergrondse spoorweg' kent de jonge hoofdpersoon Elwood Curtis een niet in te tomen drang naar vrijheid, die niet kan worden gebroken door geweld, machtsmisbruik en voortdurende vernedering. "Maar wees ervan verzekerd dat wij jullie zullen uitputten met ons vermogen om te lijden, en dat de dag komt dat wij onze vrijheid zullen heroveren." Aldus Martin Luther King.
Elwood, een rustige, intelligente jongen uit een arme, zwarte wijk in Tallahassee (Florida), bezit één grammofoonplaat, met speeches van de dominee, en hij kent ze uit zijn hoofd. Hij kan goed leren en maakt indruk op zijn leraren, waardoor hij de kans krijgt op een goede high school verder te studeren. Door een misverstand belandt hij niet op die nieuwe school, maar op de tuchtschool Nickel.
Het ligt in Elwoods karakter om niet bij de pakken neer te zitten. Hij blijft rustig en vastberaden, en dat maakt hem aandoenlijk. "Ik zit hier vast, maar ik ga er het beste van maken, zei Elwood tegen zichzelf, en ik blijf hier niet lang." De zachtaardige, slimme nieuweling is natuurlijk het klassieke slachtoffer op een tuchtschool, zeker als daar stereotype sadisten rondlopen als de witte opzichter Spencer.
Maar Elwood onttrekt zich als personage aan iedere vorm van stereotypering. Hij verrast steeds. Zo stelt hij koel vast na een afranseling dat men het niet eens speciaal op hem gemunt heeft: "Er zat geen hogere logica achter de wreedheden op Nickel, die kwamen enkel voort uit wrok en willekeur." Zijn vriendschap met de laconieke, door de wol geverfde Turner sleept hem door de dagen. Ten slotte ziet hij in dat hij een radicale en zeer gevaarlijke actie zal moeten ondernemen om weg te komen van Nickel. Zal het Elwood en Turner lukken om te ontsnappen?
Vanaf het moment dat die vraag de lezer in een ijzeren greep houdt, wordt het verhaal niet meer lineair verteld. We bevinden ons ineens in een bloedheet New Yorks appartement met ratten en kakkerlakken. Ook dat is een van Whiteheads onmiskenbare sterke punten: hij kan in terloopse zinnen een heel nieuw decor oprichten, beeldend en spaarzaam tegelijk, alsof hij een camera bedient in plaats van de pen. Whitehead wisselt in het slotdeel per hoofdstuk van plaats, tijd en perspectief, en pas als je het verbluffende slot van deze roman hebt gelezen begrijp je waarom.
Afgelopen jaar verschenen twee klassieke romans uit de Afro-Amerikaanse literatuur van de jaren zestig en zeventig in vertaling: William M. Kelley's 'Uit de maat', en James Baldwins 'Als Beale Street kon praten'. Colson Whitehead toont zich in deze roman de erfgenaam van deze auteurs: hij bezit een poëtisch register en een drang tot experimenteren waarmee hij aan Kelley schatplichtig is, en een harde, realistische toon die aan Baldwin doet denken. Van beiden heeft hij de warm-menselijke ondertoon die toch prevaleert in een snoeiharde wereld vol onrecht.
Tijdens het lezen vroeg ik mij zo nu en dan af wat Whitehead met dit boek precies wil. Wil hij de misstanden op de Dozier-school tonen, of inzicht bieden in hoe geïnstitutionaliseerd racisme werkt? Of is het in de eerste plaats een tijdsbeeld, een karakterschets en een spannend verhaal? Na afloop was ik zo onder de indruk dat ik de vraag uit het oog verloor. Het kan heel goed alle drie zijn.
Kort daarna las ik het schokkende bericht dat in april opnieuw resten van 27 lichamen zijn opgegraven rond de Dozier School. Het benadrukt de urgentie van dit verhaal. 'De jongens van Nickel' verschijnt pas over een maand in het Engels, Whitehead laat in het nawoord geen enkel misverstand bestaan over zijn bronnen, dus het is te hopen dat het boek de Dozier School in Florida opnieuw in de media brengt, en in het kielzog daarvan andere weggemoffelde racistische wandaden. "Geweld is de enige hefboom die groot genoeg is om de wereld in beweging te krijgen", mijmert een wanhopige Elwood in 'De jongens van Nickel'. Maar met een boek kom je soms een heel eind.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.