Mijn broer bijvoorbeeld
Uwe Timm
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij Podium, © 2018 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : TIMM |
Karen Billiet
em/ec/21 d
De Duitse arts Alfred Ploetz was eind negentiende, begin twintigste eeuw een van de grondleggers van de eugenetica. Hij streefde in zijn wetenschappelijk onderzoek naar een sterkere mens en stimuleerde de discussie daarover in zijn Gesellschaft für Rassenhygiene. Zo plaveide hij de weg voor de rassentheorieën van de nazi's, die Joden, zigeuners en gehandicapten als minderwaardig bestempelden.
Uwe Timm vermeldt het nergens expliciet in zijn nieuwe roman Icarië, maar Alfred Ploetz is ook de grootvader van zijn vrouw Dagmar. Uit het dankwoord leren we dat hij veertig jaar op dit boek liep te kauwen. Vier decennia waarin hij een twintigtal boeken voor kinderen en volwassenen schreef, maar ook documenten over zijn beruchte familielid uitploos. De zoektocht naar 'een epische structuur voor de stof' verliep moeizaam. Icarië moest immers geen biografie of historische studie worden, maar een zoektocht naar Ploetz' drijfveren.
Uiteindelijk nam Timm zijn toevlucht tot een raamvertelling. De Amerikaanse soldaat Michael Hansen wordt in het voorjaar van 1945 naar Duitsland gestuurd. Omdat hij Duits spreekt, wordt hij betrokken bij het verhoor van artsen die op mensen geëxperimenteerd hebben.
Timm gaat niet al te diep in op die experimenten, noch op de rassentheorieën. Enkele zuinige anekdotes schetsen hoe ver de samenleving heen was. Over een ziekenhuis dat euthanasie op gehandicapten organiseerde, lezen we: 'Bij de tienduizendste dode, in 1940, werd gratis bier geschonken.'
Hansen moet onderzoeken hoe het zo ver is kunnen komen. Waar ligt de kiem van de rassentheorieën? Omdat Alfred Ploetz al in 1940 gestorven is, voelt Hansen diens jeugdvriend Karl Wagner aan de tand. Het boek is deels opgebouwd uit hun gesprekken. Die vorm is een goede zet, want zo blijft de filosofische, wetenschappelijke en politieke context behapbaar.
Superioriteit
Als student in Breslau was Ploetz nog een overtuigde communist. Hij raakte in de ban van het utopische boek Voyage en Icarie (1840), waarin de Franse filosoof Étienne Cabet een egalitaire maatschappij uittekende. Een reis naar de commune van Cabet in de VS, schudde Ploetz uit zijn dromen. De ideale samenleving bleek helemaal niet bevolkt door superieure lieden. Het werk met alcoholverslaafden in Zürich versterkte zijn idee dat naast de politieke ook een biologische revolutie nodig was. Door de voortplanting beter te controleren, vond Ploetz, konden erfelijke ziektes en mentale stoornissen ingedijkt worden.
Zijn ideeën werden omhelsd in een tijd waarin ziekte en alcoholisme alomtegenwoordig waren. Wereldwijd geloofden wetenschappers oprecht dat eugenetica een oplossing bood voor prangende maatschappelijke problemen. Maar hoe verder Ploetz opschoot met zijn onderzoek, hoe meer hij verstrikt raakte in tegenstrijdigheden. Zelf had hij een broer die 'een beetje wonderlijk' was. En terwijl hij eerst nog beweerde dat de Joden een bijzonder getalenteerde aftakking van de ariërs waren, raakte hij op het einde van zijn leven overtuigd van de superioriteit van de Germanen.
Het boek raakt daarmee aan een actuele discussie. Wetenschappelijk onderzoek kan ethische grenzen overschrijden. Waar ligt de rode lijn? In het geval van Ploetz was die niet meer zichtbaar, omdat politieke overwegingen het voortouw namen.
Kauwgum
Naarmate het boek vordert, verschuift de focus van Ploetz naar de man die het hele verhaal uit de doeken doet. Terwijl Ploetz steeds meer in de ban raakte van rechtse groeperingen, werd Karl Wagner een aanhanger van de linkse radenrepubliek die in 1919 ontstond in München. Het maakt duidelijk dat de Duitse geschiedenis er anders had kunnen uitzien. Maar het pacifistische experiment werd uit elkaar geslagen door reactionaire vrijkorpsen, die de weg vrijmaakten voor het nazisme.
Tussen de oude anarchist Wagner en de jonge soldaat Hansen ontstaat gaandeweg vriendschap. Ze delen een liefde voor boeken en hebben allebei pech bij de vrouwen. Daarmee weeft Timm een bijkomende laag door het boek: de toenadering tussen Amerikanen en Duitsers na de oorlog. De schwung waarmee Hansen in een cabriolet door het platgebombardeerde land rijdt, staat in schril contrast met het militarisme van de nazi's. Het zijn de Amerikaanse kauwgum, swingmuziek en losse omgangsvormen die een definitief einde aan de oorlog maken.
Met Icarië bewijst Uwe Timm nog maar eens wat een uitstekende verteller hij is. Hij kluistert je vast met beklijvende taferelen, overdondert met zijn historische kennis en eindigt met een onvergetelijke pointe. Het boek is een prachtig sluitstuk voor een oeuvre waarin de Duitse geschiedenis van de twintigste eeuw tot leven komt.
Vertaald door Gerrit Bussink, Podium, 444 blz., 25 €. Oorspronkelijke titel: 'Ikarien'.
Naar gegevens van J. Hodenius
Deze roman van de bekende Duitse schrijver, regisseur, scenarist en filosoof (1940) is er weer een waarin het Duitse verleden wordt gefictionaliseerd. (‘Mijn broer bijvoorbeeld’, 2003). Hier de geschiedenis van Alfred Ploetz, werkzaam in de eugenetica en de grootvader van zijn vrouw. Ploetz wordt geschetst in zijn rol van linkse idealist/utopist tot en met ‘faustische’ pseudowetenschapper rond het rassenhygiëne-project van de nazi’s. Het wordt verteld via ondervragingen van diens vroegere vriend/assistent en dissident Arthur Wagner in april 1945 door de jonge Amerikaanse officier Michael Hansen, zelf van Duitse afkomst. Het verhaal van hun vriendschap en latere verwijdering draait om de strijd om de beste maatschappelijke ordening: een marxistisch socialisme (Wagner) of Ploetz’ utopisch-egalitair project rond de Icarië-gemeenschap (in de VS gesticht door de Franse revolutionair Etiènne Cabet). Daarnaast is het via de verteller en verslaggever Hansen tegelijk ‘kaalslagliteratuur’ en een leerschool in de liefde. De Duitse kritiek is verdeeld, van liefdeloos verslag tot treffende weergave van de logica van historische waanzin. Met literatuuropgave.
Annemieke Hendriks
ua/an/12 j
Uwe Timm heeft zijn roman 'Icarië' gesitueerd in de zuidelijke, Amerikaanse bezettingszone van het net overwonnen Duitsland. Zelf was de auteur toen, in 1945, amper vijf jaar. Hij schildert het kapotte Duitse Rijk alsof hij Billy Wilders klassieker 'A Foreign Affair' op het netvlies had. In deze komedie komen de Amerikanen met een heropvoedingscampagne naar Berlijn. Ze mogen privé geen contacten met Duitsers onderhouden. Maar ja, de Fräuleins en de zwarte markt lokken. Ook bij Timm vormen de ruïnes, nu in München, bij alle ellende vooral het decor voor gesjagger en olijke losbandigheid.
De cultuurshock in Beieren is groot: de Yanks met hun okay, de voeten op tafel, versus de Duitsers met hun jawohl!, de hakken tegen elkaar slaand. In zijn nawoord vertelt de auteur hoezeer het gezag van de vadergeneratie slonk, vernederd door stoere Amerikanen. Hijzelf zou, als student-activist in München, tot de protestgeneratie van '68 gaan behoren. Bekend werd Timm met politiek getinte romans met een documentaire kern, zoals 'Mijn broer bijvoorbeeld', over de oudere SS-broer die hem ten voorbeeld werd gesteld, en 'Halfschaduw', over een pionierende Duitse pilote.
Uwe Timm is een gedreven verteller en chroniqueur, een beetje vergelijkbaar met Adri van der Heijden. Voor 'Icarië' dook hij in de archieven over eugenetica, de leer van de rasverbetering. Meesterlijk vervlecht hij het 'lichte' Amerikaanse perspectief van 1945 met een duistere 'Duitse' verhaallijn over de rassenwaan in het Derde Rijk. De Amerikanen moeten de verschrikkingen in kaart brengen. De centrale vraag van hun onderzoek - en van Timms roman: hoe kon het Duitse volk naar zoveel onmenselijkheid afglijden?
De meeste getuigen, een paar weken eerder nog verstrikt in het nazi-gedachtengoed, blijken zich van geen kwaad bewust. Een Amerikaanse majoor: "Het zijn altijd heel lieve vaders geweest, die met Pasen eieren verstopten en met Kerst tranen in hun ogen hadden als de kindertjes hun cadeaus uitpakten en hun gedichten opzegden."
Hij spreekt deze woorden tegen Michael Hansen, de Amerikaans-Duitse hoofdpersoon van 'Icarië'. Hansen is als officier tijdelijk naar zijn oude vaderland teruggekeerd - net als Billy (Samuel) Wilder en vele andere emigranten. Hij heeft mazzel met de opdracht die zijn majoor hem verstrekt. Waar zijn naaste collega nazi-artsen en euthanasieklinieken moet opsporen, mag hij in Beieren achter het geestelijke erfgoed van dr. Alfred Ploetz aan.
De eugeneticus Ploetz heeft echt bestaan. Een paar jaar voor zijn dood in 1940 was hij een serieuze kandidaat voor de Nobelprijs, met zijn 'wetenschappelijke' fundament voor 'rassenhygiënische' maatregelen. 'Het zwakke mag zich niet vermeerderen': zo luidde zijn darwinistische motto. Hitler maakte hem professor. Maar niet alleen in het Duitse Rijk sloeg de rasverbeteringsleer al decennialang aan, en zeker niet alleen bij extreem-rechts. 'Drinkende arbeiders denken niet': ook sociaal-democraten meenden nogal eens, mét Ploetz, dat alcoholisme overerfbaar was. Maar in diens eigen experimenten met dronkengevoerde konijnen bleek hier niets van, lezen we.
Alfred Ploetz was als jongeman communist. Hansens Psychological Warfare-dienst heeft diens langjarige metgezel Wagner opgedoken. Het verhaal gaat dat Ploetz en Wagner rond 1900 in Amerika in een communistische leefgemeenschap zaten. Hansen moet eigenlijk uitzoeken of er nog steeds banden bestaan tussen 'communistische' kolonies in de VS en de oude kringen van Ploetz. Al in 1945 wordt het Rode Gevaar serieuzer genomen dan oude nazi's.
Deze - fictieve - meneer Wagner werkt als tachtigjarige in een Münchens antiquariaat. Hij heeft de oorlog in de winkelkelder overleefd, samen met de verboden boeken van schrijvers als Hemingway, Faulkner, Döblin en Heine. Wat volgt is het fascinerende relaas van de bezielde Wagner over de Werdegang van Ploetz, zijn vriend, redder en latere haatobject.
Uwe Timm geeft de vijftien ontmoetingen van Wagner met Hansen weer als gespreksprotokollen, maar het zijn prachtige verhalen. Hij wisselt ze af met het 'straatgewoel'. Dan kijk je met Hansen mee naar een geit die op een balkon wordt gemolken, ontheemde dwangarbeiders, verlaten wegen waarover Amerikaanse jeeps en vrachtwagens racen, orgastische taferelen op een Amerikaans radiostation, en kraaien in de kasteeltuin van de familie Ploetz, die dronken zijn van de weggegooide konijnenhersens uit het lab.
Uit Wagners verhalen blijkt hoe dicht goed en kwaad bij elkaar kunnen liggen. Alfred Ploetz' oprechte meegevoel met de kansarmen kwam, griezelig geleidelijk, uit bij zijn geloof in de Übermensch. Uwe Timm wil deze moeiteloze overgang van de ene revolutionaire utopie naar de andere doorgronden.
Het begon allemaal bij de 'Reis naar Icarië', de titel van een utopische Franse roman uit 1840. Rond 1900 waren er in de VS nog overblijfselen van zulke 'icarisch' geïnspireerde leefgemeenschappen. Op basis van vrijheid, gelijkheid en broederschap zou daar de nieuwe mens ontstaan.
Wagner vertelt aan Hansen dat Ploetz en hij rond 1900 inderdaad in zo'n leefgemeenschap verbleven. Een communistisch angehaucht elitair genootschap in Breslau had hen uitgezonden.
Ook dit is historie. Nogal wat kopstukken, zoals de literatuur-Nobelprijswinnaar Gerhart Hauptmann, zaten bij deze linkse club. Slechts weinigen van hen heulden later niet met Hitler.
Ploetz en Wagner kwamen van een koude kermis thuis uit Amerika. Vooral Ploetz, met al zijn principes, vertelt Wagner. Die zaaide tweedracht, toen hij in de kolonie de ontbrekende gelijkheid van man en vrouw wilde doorvoeren. En het 'communisme' bleek daar te staan voor naijver, egoïsme en luiheid. Wagner zelf liet zich niet zo gauw uit het veld slaan. Interessant is dat hij nog een andere, ditmaal religieus geïnspireerde leefgemeenschap in de VS opzocht. Daar leken solidariteit en harmonie beter te gedijen. Ploetz moest er, als rotsvaste atheïst, niets van hebben.
De mensvisie van Alfred Ploetz werd almaar negatiever. Op de Joden, die hij, aldus Wagner, eerder nog als 'een bijzonder getalenteerde tak van de ariërs' had beschouwd, en sowieso. Slechts strenge selectie op kwaliteit en ras zou de mensheid redden. Maar ook als racist bepleitte Ploetz nog de gelijkheid van vrouwen, al zag hij ze nu als belangrijke baarmachines. En hij bleef pacifist, want oorlog verwoestte de beste mensen.
Uwe Timm had voor al zijn speurwerk een extra motief. 'Icarië' is opgedragen aan 'Dagmar'. Dat is zijn vrouw, de journalist Dagmar Ploetz. Zij is de kleindochter van Dr. Alfred Ploetz.
Vert. Gerrit Bussink Podium; 448 blz. € 25.
oordeel
Meesterlijk vlechtwerk van eigen speurwerk en fictie.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.