Bezette gebieden : roman
Arnon Grunberg
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Nijgh & Van Ditmar, © 2018 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : GRUN |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Nijgh & Van Ditmar, © 2018 |
VOLWASSENEN : ROMANS : GRUN |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Nijgh & Van Ditmar, © 2018 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 11068 |
Maria Vlaar
us/ug/31 a
Er zijn kunstenaars die steeds nieuwe paden kiezen: Picasso, Van Gogh. En er zijn die één kunstwerk in vele variaties maken: Morandi met zijn stillevens, Monet met zijn waterlelies, Rothko met zijn kleurvlakken. Arnon Grunberg is van de laatste categorie. Eén grondthema en een vast kleurenpalet hanteert hij, waarmee hij een uitgesproken eigen toon heeft ontwikkeld, wat het unieke kenmerk van een belangrijk schrijver is. Wie veel Grunberg gelezen heeft, kan een pagina 'Grunberg' zo uit een stapel van dertig andere vissen.
Grunbergs thema is het verlies. In al zijn romans raken de hoofdpersonen alles kwijt: de liefde, het geloof, het vertrouwen in andere mensen. De dood loert overal. Grunbergs toon, die humoristisch en soms cynisch is, maakt de zwarte werkelijkheid die hij presenteert verteerbaar. Herkenbaar zijn de mensen die aan Grunbergs brein ontspruiten, daarentegen niet. In Goede mannen, de ruim 500 pagina's tellende nieuwe roman over een brandweerman die denkt altijd terug te kunnen vallen op zijn kameraden in de brandweerkazerne, doen zijn figuren rare dingen. Een naaldhak in de aars van een verdrietige man duwen bijvoorbeeld, met de mededeling dat dat troostende seks zou zijn. Zo houdt Grunberg de empathie van de lezer voor de half-Poolse brandweerman Geniek in Heerlen tegen. Echt meeleven is niet de bedoeling.
Troost heeft Geniek - zelfs door zijn vrouw 'de Pool' genoemd - zeker nodig. Zijn moeder is jong gestorven, waarna zijn vader elders een nieuw leven heeft opgebouwd zonder hem. Voor wie dat zo zien wil, heeft de Pool de dood om zich heen hangen. Als zijn oudste zoon dramatisch aan zijn einde komt hebben het huwelijk en het seksleven van de Pool zwaar te lijden. De zorg voor hun jongste zoon, consequent 'het overgebleven kind' genoemd, brengt het echtpaar niet meer bij elkaar. De Pool vindt achtereenvolgens troost bij een oude eenzame pony, bij de vrouw van een collega (de vrouw die met de naaldhak in de weer gaat) en bij een importbruid uit Oekraïne, die letterlijk in het bed van de 'verdwenen jongen' slaapt. De passages over de poepproblemen van de twaalfjarige, waardoor hij zich isoleert van zijn leeftijdgenoten, over hoe de Pool met zijn zonen omgaat en over de kamer van de dode jongen ontroeren en zijn de sterkste van de roman.
Acupunctuur voor pony's
Grunberg beschrijft zijn personages bijna afstandelijk; hij schetst uitgebreid iemands handelen, maar de gedachtewereld achter dat handelen blijft duister, misschien omdat de schrijver er niet gelooft dat je iemand echt kunt kennen, begrijpen en helpen. Daardoor komen sommige ontwikkelingen voor de lezer volkomen uit de lucht vallen, wat grappig kan werken -Wat doet de Pool nu? Rijp voor het gekkenhuis, zouden ze in veel families zeggen - maar ook de inleving blokkeert. Zo schuift hij eigenhandig de pony de lopende band van de slachterij op, nadat hij eerst een fortuin aan acupunctuur voor het dier heeft uitgegeven, en gaat hij een jaar als kluizenaar in een klooster wonen, waar hij het kippenhok betrekt en zichzelf ouderwets kastijdt, terwijl tot dan toe uit niets blijkt dat hij überhaupt gelovig zou zijn. Grunberg maakt seks en god, beide ontoereikende substituten voor liefde, inwisselbaar met elkaar - dat is een onderdeel van zijn palet. Er is geen god meer, en de vrijheid die in de plaats is gekomen heeft het onderscheid tussen goed en kwaad opgeheven. De Pool blijft een ongrijpbare figuur die van zijn bedenker allerlei tegenstrijdige eigenschappen krijgt: hij is een mensenredder die niet in staat is te redden, hij is zwijgzaam maar lult wat af, hij is een zorgzame vader maar toch ongeschikt als opvoeder, hij is een stoere vent maar geen 'echte man', hij is een 'man zonder verleden' met een heel verleden. En net als je ervan overtuigd bent dat de Pool en zijn vrouw nooit met het verlies van hun zoon kunnen leven, schrijft Grunberg 'Was het niet arrogant te denken dat zij konden wat andere mensen niet of zoveel moeilijker konden, over het verlies van een kind heen stappen alsof het niet meer was dan een geliefd parasolletje dat ze waren kwijtgeraakt?' Hier verkiest Grunberg de vondst van de vergelijking met een parasolletje boven de geloofwaardigheid van zijn verhaallijn.
Reality tv
Tot het eind hoop je dat er nog goede mannen - of goede vrouwen - zijn, maar je weet beter: in Grunbergs universum is redding niet voorhanden.
Grunberg zet de herhaling in als stijlkenmerk. Vaak wordt een zinnetje uit het begin van een alinea herhaalt aan het slot, alsof de lezer de betekenis vooral niet mag ontgaan. Sommige scènes zijn eindeloos uitgesponnen, zeker in de laatste honderd pagina's van de roman, waarin de Pool met een reisgezelschap van alleenstaande mannen naar Kiev afreist op zoek naar liefde. Je ziet de reality-tv-show zo voor je: wanhopige mannen die zich groepsgewijs laten bedotten door vrouwen met wie ze niet kunnen praten. Stuk voor stuk worden de mannen geportretteerd, alle gesprekjes in krukkig Engels uitgebreid genoteerd, wat helaas saai is. En dat is jammer, voor een schrijver als Grunberg, die zulke rake opmerkingen over rouwtoerisme kan maken: 'Ze doen het voor zichzelf. Het zijn net roofvogels, die troosters.' Soms hoop je dat hij met alles wat hij ziet en kan eens een ander palet ter hand neemt en je verrast. Aan de andere kant: Morandi, Monet en Rothko zijn ook grote kunstenaars.
Nijgh & Van Ditmar, 508 blz., 24,99 €
Arjan Peters
te/ep/08 s
Het klinkt als een beroep, brandweerman zijn van de C-ploeg in Heerlen, maar in de vuistdikke roman Goede mannen van Arnon Grunberg hoeft de hoofdpersoon Geniek Janowski niet één keer uit te rukken. Dat geeft te denken. Het komt vooral neer op samenzijn en oefenen. Vervolgens wordt de lange kale man vanwege zijn naam altijd 'de Pool' genoemd, en zo noemt hij zichzelf ook maar; terwijl niet hij maar zijn vader een Pool was en Geniek in Nederland is geboren. Zodat we van doen hebben met een Pool die dat niet is, en die van beroep brandweerman is zonder een brand te zien.
Naar dagblad De Limburger een jaar geleden berichtte, heeft de schrijver toen een dag met een brandweerman in Heerlen meegelopen. Het zou kunnen dat Goede mannen, waarin de brandweerlui in kwestie zich laten kennen als een stelletje xenofobe primitievelingen, een realistisch beeld schetst van het brandweermannenbestaan in Zuid-Limburg. In elk geval is een symbolische lezing mogelijk: zelfs in die glooiende uithoek des lands valt tegen de uitslaande branden van verdriet en pech niet op te blussen.
En daarmee zijn we, ondanks de ongebruikelijke locatie, al snel op bekend terrein gekomen. Achttien jaar geleden zei Grunberg in een Volkskrant-interview dat een schrijver pech in scène zet: 'Schoonheid in een verhaal vereist pech - of die zich nou vermomt als een natuurramp, een buurman met een mes, een ziekte, een verzameling kapotte familieleden of een vliegtuigramp. Iemand ziet pech op zich afkomen, denkt: wegwezen - en maakt het alleen maar erger. Hij denkt te vluchten voor de pech, maar loopt er juist heen. Dat is zo'n krachtig gegeven, en zo wáár ook. Een schrijver strooit met pech.'
Die pech lijkt dit keer zijdelings het verhaal binnen te komen. Al heeft de vroege dooddoener 'Wat wil een mens nog meer?' wel argwaan gewekt, als slot van een alinea waarin Geniek opsomt dat hij gelukkig kan zijn omdat hij niet alleen brandweerman is maar ook nog een vrouw, een kind en een huis heeft. In die leuze trappen we niet. Maar dat collega-brandweerman Beckers in de C-ploeg gooit dat zijn vrouw terminale kanker heeft, en dat Geniek besluit met een boeketje bloemen naar het bezoekuur in het ziekenhuis te gaan, is onmogelijk een onheilszwangere actie te noemen.
Een aantal stadia in de tragedie verder roept Wen, de vrouw van de brandweerman, uit: 'Wie ben ik echt? Ik weet niet meer wie ik ben. Het lijkt alsof wij pech aantrekken, alsof dat het enige is wat wij nog zijn, pechmagneten.'
Aan die grunbergiaanse riedel kleeft een gevaar, namelijk dat de lezer onder al die pech onaangedaan blijft, en van uitspraken in het genre 'als je goed kijkt zijn er alleen hulpbehoevenden' of 'de wereld is een ziekenhuis' niet direct van slag raakt. En in een verhaal is een natuurramp altijd een wat flauw paardemiddel. Als je dáármee angst en verdriet wilt oproepen, kun je beter in de filmindustrie gaan werken.
Interessanter wordt het om die oude interview-uitspraak erbij te halen en in Goede mannen te bekijken waar de personages de pech al dan niet bewust opzoeken. Want dan laat een schrijver iets zien over menselijk gedrag.
In letterlijke zin loopt Geniek naar de pech toe, als hij de doodzieke vrouw van collega Beckers in het ziekenhuis een laatste bezoek brengt. Waar wij dan nog onkundig van zijn, is dat hij tien jaar eerder, toen zijn eerste zoon Borys onder de trein was gekomen, op een heel speciale en intieme manier is getroost door mevrouw Beckers. Die hele beerput gaat weer open, doordat de Pool als een goeiige collega een ziekenbezoekje aflegt.
Wederom demonstreert de wrange humorist Grunberg dat de ellende mensen soms overkomt, maar dat ze die ook vaak tevoorschijn roepen. Borys was een kind zonder vrienden, en om hem toch zoiets te geven, zadelde Geniek zijn zoon op met een eenzaam vals kreng van een pony, Manja, die in een stal stond te verpieteren bij een enge boer die zijn eigen vrouw naar boven heeft gedaan en aan het bed vastgebonden. Ook een Grunberg-motief trouwens, het paard dat (vermoedelijk door zijn zwijgzaamheid) voor sommige mensen een bruikbaarder kameraad is dan de medemens, zie ook Huid en haar (2010), waarin student Gwendolyne haar universitair docent dwingt naar de stal te komen om excuses te maken aan haar paard Bine, dat hij in een college heeft beledigd door economie belangrijker te noemen dan paarden.
Als de zieltogende pony Manja naar de slacht moet, volgt een alweer realistisch aandoende scène, niet verwonderlijk omdat Grunberg blijkens de bibliofiele uitgave Bloed (2017) embedded is gegaan bij een aantal slachterijen. En wanneer Geniek voor een jaartje zijn intrede doet in het kippenhok van een klooster, omdat de omgang met de mens hem te veel is geworden, moeten we niet automatisch denken dat dát is verzonnen, want de auteur heeft vorig jaar óók veldwerk verricht in de cisterciënzer abdij Lilbosch te Echt-Susteren, een aantal keer zelfs. Wannéér Grunberg die bezoeken allemaal aflegt, blijft een raadsel, gezien zijn enorme productie. Terecht heeft dichter Radna Fabias in haar bekroonde debuutbundel Habitus (2018) in een rits van typisch Hollandse fenomenen als de wind, de biblebelt, de hitlergrappen, het seksisme en het calvinisme ook 'de alomtegenwoordigheid van arnon grunberg' ondergebracht.
Aan kluchtige taferelen geen gebrek, als Geniek een jaar lang als vegetarische heremiet het kippenhok verkiest (zoiets adviseerde de bijbel al die hij van zijn vader had gekregen: 'Mensenkind, ga naar binnen, sluit je op in je huis. Je wordt er met touwen vastgebonden', waarin ik Ezechiël 3:24 meen te herkennen), onbereikbaar voor derden in de kloosterafdeling die Het Slot wordt genoemd, want ook Kafka doet in Limburg mee. Het hoogtepunt van kolder en droefenis heeft Grunberg voor de laatste 150 pagina's bewaard, als de weergekeerde Pool in het gezelschap van enkele andere sneue mannen onder leiding van de florerende organisatie 'Liefde over de grens' tegen betaling in Kiev een nieuwe bruid gaat zoeken. In zijn bagage heeft de Pool als lokkend presentje drie Heerlense vlaaien meegenomen.
Tegen die tijd is het geen serieuze vraag meer of de Pool daar verstandig aan doet. Wat Grunberg intussen aantoont, is dat we allemaal, zelfs in een wereld waarin vermanende religie niet langer heerst, bezig blijven met bidden, offeren en het uitvoeren van bezwerende rituelen. Hoe inventief zijn personages ook zijn in rollenspel en grensoverschrijdingen - welbeschouwd vanaf zijn debuut Blauwe maandagen (1994) -, ze komen er nooit achter wie we echt zijn. En het blijkt telkens ijdele hoop te ontkomen aan de eenzaamheid die al gegeven is door in het bestaan te worden geworpen - als in een verzengend vuur, waartegen ook een brandweerman die met name geoefend is in oefenen niets kan uitrichten.
****
Nijgh & Van Ditmar; 508 pagina's; € 22,50.
Frederick Vandromme
te/ep/11 s
Zijn eerste zoon, Borys, was een stille, in zijn broek poepende jongen voor wie de Pool en zijn vrouw Wen ooit een therapeutische pony hadden gekocht. De pony heette Manja - een knipoog naar de 'Seinfeld'-fans onder zijn lezers, van wie ik vermoed dat ze met veel zijn, want qua humor en invalshoek op de werkelijkheid vertonen Grunberg en Jerry Seinfeld veel raakvlakken. Maar die pony bleek niet genoeg troost te bieden aan de gekwelde Borys, en na ongeveer honderd pagina's springt de jongen voor de aanstormende intercity naar Amsterdam.
Vanaf dan zoomt Grunberg in op vijf vragen: hoe ga je als koppel om met een niet uit te spreken drama, en met ijle schuldgevoelens? Wat is troost? Wat is een echte man? Wat is een góéde man? En hoe gaan boze witte mannen om met het langzaam binnensijpelende besef dat ze er nu schijnbaar minder toe doen dan vroeger?
De troost neemt in 'Goede mannen' verschillende gedaantes aan, maar vaker wel dan niet dragen die gedaantes een lederen sm-pakje. De Pool laat zich bijvoorbeeld troosten door de vrouw van een collega, die hij ook tijdens het kussen 'de vrouw van Beckers' blijft noemen. Zij verlicht het rouwproces van de Pool door voorwerpen in zijn aars te stoppen, te beginnen met een winterpeen. In een radio-interview vergelijkt Grunberg die scène met mensen die aan automutilatie doen: 'De ene pijn kan de andere wegduwen.' In het Nederlandse dagblad Trouw stond het zo: 'De Pool probeert zijn inwendige lijden te verdringen door de grenzen van zijn rectale incasseringsvermogen af te tasten.' Daarna gaat de Pool in het plaatselijke klooster een master and servant-relatie aan met God. Seks is sowieso nooit een vrolijke, probleemloze bezigheid in de boeken van Grunberg, en 'Goede mannen' bevat meer huiveringwekkende seksscènes dan het verzamelde oeuvre van Kaat Bollen.
'Goede mannen' telt vijfhonderd bladzijden, en het boek heeft die veelheid ook nodig. Net wanneer je gaat denken: 'Is er nu nog niet genoeg over die pony gezegd?', schakelt Grunberg in vijfde versnelling en wisselt de ene dramatische plotwending de andere af.
Grunberg is een method-auteur. Ter voorbereiding van 'Goede mannen' ging Grunberg zelf een tijdlang het klooster in. Hij liet achteraf weten die plek 'erotiserend' te vinden. 'Het tegenovergestelde van een ziekenhuis of een bordeel. Alles draait er om de ziel. Maar juist door die volstrekte ontkenning van het lichaam dringt het zich op.' De schrijver ging ter research ook in slachthuizen kijken. En in 2009 al berichtte Grunberg in Humo over zijn romance tour door Oekraïne: 'Hier hoop ik mijn vertrouwen in de vrouw te hervinden en te doen wat mijn moeder wilde dat ik al heel lang geleden had gedaan: trouwen.' In 'Goede mannen' gaat ook de Pool op zoek naar een nieuwe bruid in Kiev. Bij wijze van zoenoffer neemt hij drie Nederlandse vlaaien mee uit zijn thuisstad Heerlen. Ter plaatse vat één Oekraïense vader het zo samen: 'You want to fuck my daughter, you want to fuck my family, you want to fuck my country, you are a foreigner.' De vlaaien lustte hij ook niet.
In 2014 interviewde Grunberg dan weer Rammstein-zanger Till Lindemann, een ontmoeting waar hij mogelijk iets opstak over de gebeurlijke verwarring tussen liefde en pijn, en tussen geilheid en moordlust. Dat laatste is meteen één van de belangrijkste thema's in 'Goede mannen', dat ook een intelligent woordje meepraat over de samenleving anno 2018, waarin mensen steeds vaker als beesten behandeld worden, en vice versa.
Op de vraag wát een goede man is, komt in deze roman geen antwoord. De Pool probeert er één te zijn door zichzelf weg te cijferen en zich te richten op de wensen en de verlangens van zijn omgeving. De brandweercollega's van de Pool - stuk voor stuk zelfverklaarde goede mannen - doen het door geintjes te puren uit andermans leed.
Voor wie het laatste hoofdstuk al gelezen heeft, is 'Goede mannen' vooral een wrange, ranzige titel. Het boek eindigt in goede 'Tirza'-traditie namelijk op de bodem, in een gitzwarte, troosteloze, beenharde scène, het dramatische slotakkoord van de vijfhonderd pagina's aanhoudende helletocht van de Pool.
'Goede mannen' is het 43ste boek van Grunberg, het blijft gegarandeerd op onze maag liggen tot het 47ste.
★★★★☆
Marnix Verplancke
te/ep/12 s
‘Je hebt me getroost’, fluistert Geniek Janowski in het oor van de stervende mevrouw Beckers. Hij had haar meer dan een decennium niet meer gezien, maar toen hij hoorde dat ze terminaal was, repte hij zich naar het ziekenhuis om afscheid te nemen. ‘Er komt iets na het verdriet’, voegt hij er voor haar man en drie dochters aan toe, gewoon omdat ‘klote’ zo hard aankomt, ook al vat het de situatie wel helemaal samen.
Geniek is een typische Grunberg-antiheld. Hij is een buitenstaander van Pools-Duitse afkomst die in het Limburgse Heerlen zijn kost verdient als brandweerman. Hij heeft met iedereen het beste voor, bijt wegens gebrek aan ruggengraat nooit van zich af en neemt het leven zoals het komt. Alleen bij de goede mannen van de C-ploeg, zijn werkmakkers dus, voelt hij zich thuis. Stuk voor stuk fatsoenlijke mannen zijn het, met het hart op de juiste plaats. Samen onder de douche knijpen ze wel eens in elkaars vetrollen, omdat ze al zo lang collega’s zijn. ‘De Pool’ noemen ze Geniek, net zoals iedereen trouwens, zijn vrouw Wen en hun twaalfjarige zoon Jurek incluis, die ook al vlug doorheeft wat voor iemand zijn vader is. Wanneer de Pool opmerkt dat Jurek tijdens het eten niet de hele tijd naar zijn gsm moet zitten staren, antwoordt de jongen gevat: ‘Waar moet ik dan naar staren? Naar jou? Denk je dat het zo leuk is om jou te zien?’
De Pool is inderdaad geen plaatje, en dat heeft alles te maken met het verleden: ooit hadden Wen en hij twéé zonen. Borys heette Jureks schuchtere en teruggetrokken broer. Toen Borys een jaar of twaalf was, begon hij opeens in zijn broek te poepen. Kinderen lachten hem uit en de schooljuf zette hem bij het open raam. Niets leek te helpen, tot Borys zelf met het idee op de proppen kwam dat hij een pony wilde. Voortaan ging de jongen vrijwel dagelijks bij het dier in de stal staan. Hij fluisterde tegen de pony, poepte naast hem in het stro en had voor het eerst werkelijk contact. Maar ook dat bleek uiteindelijk niet voldoende, en dus sprong hij onder de intercity en werd zijn vader opgeroepen om hem van de rails te krabben. Van die dag af ging de Pool zelf naar de pony en stond hij uren naast hem op stal.
In Goede mannen scheert Arnon Grunberg toppen van bitterheid en cynisme, want het voorval met Borys en de pony is nog maar een onschuldige inleiding op wat komen gaat: Genieks zoektocht naar troost en betekenis en het uiteindelijke verraad door die mannen uit de titel. Meedogenloos gidst Grunberg je door scènes waarvan je aanvankelijk niet begrijpt waarom ze zo overdreven gedetailleerd of zelfs ietwat sullig langdradig zijn, tot je beseft dat zij je in de juiste sfeer dienden te brengen zodat het genadeloze einde des te harder aan zou komen. En dat doet het, keihard. Nog maar zelden bleven we zo onthutst achter na het lezen van een roman.
Maar eerst die troost dus, die de vrouw van zijn collega Beckers hem wil bezorgen. Ook zij treurt, om een liefde die altijd een belofte is gebleven, vertelt ze de Pool, die in feite alleen maar geïnteresseerd lijkt in seks. Ze liggen naakt op bed en ze gebiedt hem zich op zijn buik draaien, waarna ze hem neukt met een winterpeen en toont dat de ene pijn de andere kan verdrijven. Ze laat hem kennismaken met de troost die pijn doet, de troost die ook flagellanten en kluizenaars zochten.
Normale mensen bestaan niet, shockeerde Freud een eeuw of wat geleden de goegemeente. Hetzelfde zou je na het lezen van Grunbergs nieuwe roman over goede mensen kunnen zeggen. Of zoals ‘de mensenknecht’ zegt die de boer en de boerin verzorgt op de boerderij waar de pony op stal staat: ‘Ik sta niet boven de hulpbehoevenden, diep vanbinnen ben ik ook een hulpbehoevende, als je goed kijkt zijn er alleen hulpbehoevenden.’
*****
Nijgh & Van Ditmar, 512 blz., € 24,99.
C.C. Oliemans
Geniek Janowski is een brandweerman in Heerlen, gelukkig getrouwd en vader van twee zoons. Eén van de twee jongens heeft echter onduidelijke problemen. Wanneer hij op een dag voor de trein springt, komt Genieks leven op zijn kop te staan. Wanneer hij de crises (persoonlijk, religieus en amoureus) uiteindelijk overwonnen heeft, blijft het noodlot hem echter achtervolgen, hoezeer hij ook zijn best doet om positief in het leven te blijven staan. Aangrijpende roman over hoe iemand de klappen die het leven hem toedient probeert op te vangen, met tegelijkertijd de boodschap dat een mens die klappen nu eenmaal niet kan ontwijken. Zeer knap en schrijnend geschreven, zodat het verhaal onvermijdelijk onder de huid kruipt. Het grote bezwaar is wel dat Grunbergs wereldbeeld zó overduidelijk is en zijn stijl zó afstandelijk dat de hoofdpersoon eerder lijkt op een marionet van een superieure poppenspeler dan op een realistisch personage, zoals ook blijkt uit het feit dat de schrijver hem nergens 'Geniek' noemt maar steeds 'de Pool' (hoewel hij al totaal ingeburgerd is). Longlist Libris Literatuur Prijs 2019.
Gerwin Van Der Werf
te/ep/08 s
De hoofdpersoon in de nieuwe roman van Arnon Grunberg is brandweerman. Een mensenredder. Hij heet Geniek Janowski maar wordt door zijn collega's bij de Heerlense brandweer simpelweg 'De Pool' genoemd, en op mindere dagen ook door zijn vrouw. De Pool is een goede man - natuurlijk heeft hij verlangens en ergernissen, maar hij streeft naar het goede, wil een betrouwbare collega, toegewijde echtgenoot en lieve vader zijn. Dat gaat natuurlijk fout, want Grunberg laat zijn personages graag lijden - niet als tragische helden maar als acteurs in een slapstick die met hun goedbedoelende en doodernstige klunzigheid blind zijn voor onheil. Reddeloos verloren zijn ze, en toch moedig genoeg om een daad te stellen die uiteraard verkeerd uitpakt. Je kunt er om lachen, maar evengoed de handen voor de ogen slaan. Wees dus gewaarschuwd, want Grunberg is radicaal als altijd in de behandeling van zijn materiaal en gaat in deze roman verder dan wie dan ook zou durven.
In 'Goede mannen' worden de Pool en zijn vrouw hard geslagen door het lot, als hun oudste zoon Borys voor de trein springt. 'We slepen je er doorheen' zeggen de meelevende brandweermannen van de C-ploeg, vervolgens gaan ze in zijn huis alle kamers opnieuw verven. Dat soort goede mannen dus. Rouw is een eenzaam proces, zo stelde Grunberg in een interview met Trouw, en eenzamer dan bij de Pool wordt het niet, ondanks de C-ploeg, zijn lieve vrouw en 'overgebleven zoon' (hoe pijnlijk, die betiteling). Met zijn vrouw kan hij nauwelijks meer praten, de seks die ze hebben om de draad weer op te pakken is lusteloos en wanhopig. Gekweld door schuldgevoelens zoekt hij troost in de stal bij de pony van Borys, het enige levende wezen met wie de depressieve jongen sprak, maar de pony is oud en moet worden afgemaakt. Als de Pool het dier naar de paardenslager begeleidt wordt ook die handeling een surrogaat voor de slachting van zijn zoon door een trein. Grunberg maakt duidelijk dat het verlangen naar liefde van de Pool even hevig is als zijn verlangen naar lijden. Hij legt het aan met de vrouw van een collega, die hem bevredigt én straft door voorwerpen in zijn anus te duwen. Een winterwortel is dan nog maar het begin. Als het allemaal nog meer schuldgevoel op blijkt te leveren (naast een ontstoken achterste) gaat hij het klooster in. Hij verblijft daar enige maanden in een verlaten kippenhok. Een kippenhok, ach waarom niet, denk je enigszins murw gebeukt door alle absurditeiten.
'Goede mannen' is een boek over rouw. Maar wil Grunberg een karikatuur van de rouw maken, of graaft hij juist door de gebruikelijke dikke lagen pathos en zieligheid heen tot hij bij de kern komt? Een interessante vraag, want tegen de tijd dat het zo grotesk wordt dat je wilt afhaken slaat Grunberg een andere toon aan. De Pool vindt via een datingbureau een nieuwe liefde, de Oekraiense Yulia. Je houdt je hart vast, maar de Pool zet zijn eerste voorzichtige stappen uit het zwarte gat. De toenadering tussen de twee is liefdevol en aandoenlijk, ook Yulia heeft een verleden, waarover niets duidelijk wordt. Ze kan het goed vinden met de 'overgebleven zoon', wat de Pool weer jaloers maakt. Het is allemaal uiterst breekbaar, voorstelbaar en lief.
Zo wordt de roman tegen het slot ineens razend spannend, want je vergeet geen moment dat Arnon Grunberg aan de touwtjes trekt, en Grunberg legt zijn personages doorgaans zonder genade op het hakblok. Ondertussen schrijft hij helder en precies als altijd, waarbij het mij opviel dat hij zijn wisecracks uit eerdere romans lijkt te hebben ingeruild voor een meer zoekend schrijven. Hij laat de Pool denken en gissen, mistasten en langs de waarheid schuren: "Alles moest dood in dit gezin, en alles ging dood want hier was de dood liefde." Het staat er als een apodictische Grunberg-voetnoot, maar het is een weifelende gedachte van de Pool, die er even later weer anders over denkt.
Tegen het einde kreeg Grunberg mij precies daar waar hij zijn lezers hebben wil: naast zijn personages op het hakblok. Het is vreemd, een roman over een brandweerman, een mensenredder, waarin geen enkele brand wordt geblust en niemand wordt gered. Heel vreemd, maar wel vintage Grunberg.
Nijgh & Van Ditmar; 512 blz. € 24,99.
oordeel
Absurd, zoekend en tegen het einde uiterst spannend.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.