Een stad, het meisje en de duivel : roman
Svealena Kutschke
Svealena Kutschke (Auteur), Goverdien Hauth-Grubben (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij Atlas Contact, 2018 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : KUTS |
Emilia Menkveld
i /ul/07 j
Wie een groots opgezette familieroman in Lübeck situeert, ontkomt niet aan associaties met die ándere familieroman uit de Noord-Duitse Hanzestad: Buddenbrooks van Thomas Mann. Gelukkig probeert Svealena Kutschke (1977) de meester niet naar de kroon te steken. Ook zij laat een geslacht ten onder gaan, maar daarmee houdt de overeenkomst op.
In haar derde roman, Een stad, het meisje en de duivel, volgen we drie generaties vrouwen uit de familie Hinrichs, van de tijd van keizer Wilhelm II tot diep in de jaren negentig. Geen grootburgerlijke dynastie, maar eenvoudige lieden die al decennia hetzelfde donkere achterhuis bewonen, slechts toegankelijk via een doorgang waar net een doodskist doorheen past. (Een exemplaar van de Buddenbrooks doet in dit huis dienst als meetlat, om groeistreepjes op de muur te zetten.)
Het begint allemaal met grootmoeder Lucie, die wonder boven wonder levend uit de Trave wordt gevist nadat haar moeder zich daar de nacht tevoren hoogzwanger in heeft geworpen. 'Wel heel hongerig, onderkoeld en ónder de parasieten, maar geen twijfel mogelijk: ze leefde. En daarmee begon de ellende eigenlijk pas.'
Vanaf dat moment rust er een vloek op het huis; het kan alleen nog ontaarde moeders voortbrengen. Via Lucies dochter, het oorlogskind Freya, komen we bij kleindochter Jessie - punker, losbol, kind van de jaren negentig - die al vroeg weet wat haar lot is: wie uit de Trave komt, moet vroeg of laat terug de Trave in. En zij zal de laatste zijn, daarvan is ze overtuigd.
Met grote vanzelfsprekendheid brengt Kutschke het bovennatuurlijke de roman binnen. Naast de wondere geboorte van Lucie is er een voorvader die eerst met mosselen overgroeid raakt en vervolgens langzaam versteent. Lucies echtgenoot Christoph wordt geboren zonder schaduw en op de bodem van de Trave huist de monsterlijke Roggenbuk, altijd in afwachting van zijn volgende slachtoffer.
Een hoofdrol is er voor de duivel, die in ettelijke scènes toekijkt hoe de mensen er een potje van maken. Het is een duivel 'zonder hel en zonder goddelijke tegenstrever'. Althans, die is hij nog nooit tegengekomen. Zelf zit hij al eeuwen gevangen in Lübeck en verveelt zich te pletter. De komst van Lucie, die zijn ijsblauwe ogen heeft en hem als enige mens kan zien, brengt hem eindelijk een verzetje.
Is het dan een en al monsters en sagen? Zeker niet. Terwijl de roman verspringt tussen de drie generaties, passeert bijna een eeuw aan Duitse (en Lübeckse) geschiedenis de revue, die Kutschke vaardig in de levens van haar personages verweeft.
Veelzeggend zijn de passages waarin Lucies min of meer mislukte echtgenoot zijn bestemming vindt bij de administratie van de Gestapo. Hij blijkt een kei in het ordenen van persoonskaarten en mag zelfs naar het Oosten om zijn kennis te verspreiden - tot afgrijzen van zijn vrouw. De grimmige demonstraties na een aanval op een asielzoekerscentrum in 1992, waaraan Jessie deelneemt, zijn al net zo beklemmend beschreven.
Kutschke heeft zich voor dit boek uitgebreid in de geschiedenis van haar geboorteplaats verdiept, en dat lees je eraan af. Het is jammer dat ze daarbij niet meer heeft willen schiften. De roman bevat zoveel mythische en historische uitstapjes, zoveel verhaallijnen, perspectieven en personages dat de tragiek van de drie hoofdfiguren ondergesneeuwd raakt. Daarbij is de symboliek erg zwaar aangezet; die duivel die overal opduikt met zijn felblauwe ogen wordt op den duur wat vermoeiend.
Maar dan stuit je weer op een van de poëtische beelden, de rake zinnetjes waarin Kutschke uitblinkt. (Over de onfortuinlijke voorvader: 'Hij had wel iets van een rif, zoals hij daar op het kussen lag, met mos in zijn haar en mosselen op zijn wangen.') En laat je je toch meevoeren door de verhalenbrij.
***
Uit het Duits vertaald door Goverdien Hauth-Grubben. Atlas Contact; 704 pagina's; € 29,99.
Roderik Six
i /un/06 j
Mocht de duivel bestaan, dan woonde hij vast in Lübeck. De Noord-Duitse stad werd maar liefst twee keer volledig in de as gelegd en een laaiend vuur is voor zijne diabolische hoogheid altijd een extra lokkertje geweest. En wat is een woonst zonder kinderen? Lucifer en zijn gebroed, dat is het uitgangspunt van de vuistdikke nieuwe roman van de Duitse schrijfster Svealena Kutsche, waarin ze twee kinderen van de duivel volgt door een eeuw Lübeckse geschiedenis. Lucie wordt in 1908 geboren en zal de opkomst van de nazipartij van dichtbij meemaken. Haar kleindochter Jesse zal zich eind jaren 80 aansluiten bij de extreemlinkse punkbeweging. De twee, respectievelijk vernoemd naar Lucifer en Jezebel, zijn helderziend, maar hoewel die gave hen voordelen biedt, bekampen ze ook de invloed van hun verderfelijke vader.
Kutsche gebruikt haar premisse vooral als opstapje om een kloeke familiegeschiedenis uit te schrijven, waarbij ze vaak verwijst naar Thomas Manns Buddenbrooks , die klassieker die zich ook in Lübeck afspeelt. Dat niveau haalt ze bijlange niet – ze heeft net iets te veel personages geschapen om ze allemaal tot hun recht te laten komen – maar deze heksensaga blijft boeiend genoeg om er enkele uren mee aan het zwembad te slijten.
***
Atlas Contact, (oorspronkelijke titel: Stadt aus Rauch), 704 blz., € 29,99.
Naar gegevens van M.J.P. Voorhuis
De twee families Petersenn en Hinrichs in de Hanzestad Lübeck raken door een portretopdracht met elkaar verbonden. Tegen de achtergrond van en verweven met de grote historische gebeurtenissen in de twintigste eeuw speelt zich in een armoedige volkswijk hun gevecht om het bestaan af. 1918, 1948 en 1988 zijn de zwaartepunten in de tijd waarin de hoofdpersonen, drie vrouwen uit drie generaties, figureren. Via twee van hen wordt een familievloek doorgegeven. Zij hebben speciale gaven en een kleur blauw in hun ogen die de mensen verontrust. De rivier de Trave speelt een onheilsrol en is metafoor voor ongeluk en depressies. Het watermonster de Roggenbuk en de duivel zijn nooit ver weg. Voor de lezer is het soms lastig om de rode draad te blijven volgen, omdat de hoofdstukken niet chronologisch maar kriskras door de verschillende tijdperiodes heen zijn opgebouwd. Toch slaagt de schrijfster erin om de aandacht vast te houden, vooral door de fraaie sfeertekening en de mooi uitgewerkte karakters. De auteur is in 1977 in Lübeck geboren, heeft cultuurwetenschappen gestudeerd en woont nu in Berlijn. Met stamboom en plattegrond.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.