Het zat zo
Meir Shalev
Meir Shalev (Auteur), Ruben Verhasselt (Vertaler), Refaella Shir (Illustrator)
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Uitgeleend
|
Ambo|Anthos, © 2018 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : SHAL |
Marjan Slob
rt/aa/31 m
In het dal van Jizreël heeft de bekende Israëlische schrijver Meir Shalev een huisje. De tuin erachter helt naar beneden en biedt een breed en diep uitzicht op de bergen van Karmel. Zijn tuin is 'wild'; Shalev laat er alleen inheemse soorten groeien en legt geen strakke perken aan. Wel besproeit, snoeit en verpoot hij zijn favorieten. En daar bloeien ze: de anemonen, zeeajuinen, klaprozen, lupines, leeuwenbekken, ranonkels en cyclamen. En daar staan ze: de paternosterboom, de Palestijnse pistache en de 'zionistische' eucalyptus.
In vijftig korte mijmeringen weidt amateurtuinier Shalev uit over de planten en dieren in zijn tuin en waar die hem zoal aan doen denken. Het is een fysiek genot om door dit boek te bladeren, met zijn gladde, crèmekleurig papier, en kleurige aquarellen die niet zouden misstaan op het zondagse theeservies. Shalev is op zijn best als hij met tederheid en aandacht zijn plantjes beschrijft. Waarom slaat de ene plant aan en de andere niet? En hoe treur je om het lot van een stervende citroenboom? In die kleine, dierbare wereld is alles de moeite waard.
Shalev kan ook op de zenuwen werken. 'In tegenstelling tot wat velen denken, maakt een plant geen bloemen om het hart van mensen te verblijden', is typisch zo'n zinnetje dat hij zichzelf gunt. Seriously, welke mensen denken dat? Dit is de vriendelijke, bijna kokette toon van een breedsprakige opa die zich geliefd weet bij zijn publiek en er eens goed voor gaat zitten. Mijn wilde tuin zou een goed welkomstcadeau zijn voor nieuwe leden van omroep Max.
Wie meer opwinding zoekt, is beter af met In de wildernis, een geslaagde selectie uit het werk van veelschrijver John Muir (1838-1914). Toen John 11 was, verkaste de familie van Schotland naar een afgelegen boerderij op de prairie van Wisconsin. Na een (niet voltooide) studie botanie en geologie groeide Muir uit tot een bevlogen natuurgids en activist. Op het omslag staat een tanige Muir op Glacier Point in Yosemite met naast hem president Roosevelt in pofbroek. Samen genieten ze van het imposante uitzicht en uiteindelijk werd Yosemite tot Nationaal Park benoemd.
Muir heeft de manier veranderd waarop Amerikanen hun landschap ervaren en waarderen, en dat lukte hem vooral omdat hij zo aanstekelijk kon schrijven over zijn lange tochten en expedities. In de negen hier geselecteerde fragmenten en artikelen leer je hem kennen als een gedreven, geharde en avontuurlijk ingestelde gids door woeste natuur die soms nog nauwelijks door de immigranten is verkend. Rotsen en bomen zijn zijn 'dierbare vrienden' en hij heeft medelijden met die 'overbeschaafde' stedelingen die daar niets van begrijpen. Muir vertelt over zijn jeugd op de boerderij in Wisconsin, over zijn tochten door de bergen van de Sierra Nevada en over de gletsjers van Alaska. Soms schrijft Muir mij wat al te onverbloemd op effect, maar het werkte wel: in zijn tijd bereikte hij een miljoenenpubliek, en die populariteit heeft ongetwijfeld geholpen om sommige van zijn geliefde landschappen een beschermde status te geven.
Twee verhalen springen er voor mij uit, waaronder dat over het kleine, zwarte hondje Stickeen dat per se meewil op een solotocht die Muir in 1880 onderneemt naar Alaska. In een sneeuwstorm loopt Muir zichzelf klem op de ijsvlakte. Om te overleven moet hij een scherpe, twintig meter lange natuurlijke ijsbrug over een gletsjerspleet trotseren, een brug die ook nog eens een stuk lager ligt. Met zijn bijltje hakt Muir voorzichtig wat treden uit om bij de brug te komen, schuift met zijn zitvlak over de smalle richel, en maakt weer treden om naar boven te kunnen klimmen. Dat is al spannend genoeg om te lezen, en dan moet die arme Stickeen nog komen. Prachtig beschrijft Muir hoe de hond aarzelt, jankt, ronddraait, gaat liggen. 'Gek dat zo'n klein beest in staat is tot zulke grote, wijze angsten', noteert Muir. Uiteindelijk waagt de hond het erop. Hij loopt met zijn kop naar beneden het uitgehouwen ijstrapje af, snelt over de richel en klimt even later weer naar boven - nog moeilijker voor een hond. Als Stickeen het heeft gered, is de hond door het dolle heen en wijkt niet meer van Muirs zijde, die hem 'jammer genoeg' moet achterlaten als de expeditie voorbij is.
In een ander hoofdstuk beschrijft Muir hij hoe hij in december 1874 ergens in de uitgestrekte Californische bossen verzeild raakt in een storm die zelfs de grootste bomen tot in hun wortels doet schudden, 'met een beweging die je duidelijk voelde als je ertegenaan geleund stond'. Wat dan volgt, typeert Muir: hij kiest de grootste van een groepje douglassparren, klimt rap naar de top en laat zich zwiepend wiegen in de wind. Een beeld dat ik al dagen met me meedraag.
In deze negentiende-eeuwse rapportages zijn indianen nog een vanzelfsprekende aanwezigheid. Muir beschrijft hen onbekommerd neerbuigend - ze zijn 'vies' en 'lui' en zeuren voortdurend om whisky. Tegelijkertijd bewondert hij hun doorzettingsvermogen, geduld en alertheid, en het 'voortreffelijke vakmanschap' waarmee ze hun totems maken. Dat is misschien wel de kern van racisme: geen probleem hebben met je eigen oppervlakkige, tegenstrijdige en sentimentele blik op de Ander. Gelukkig keek Muir heel wat zorgvuldiger en aandachtiger naar de natuur.
Meir Shalev: Mijn wilde tuin - Aantekeningen van een wildtuinier
***
Vertaald uit het Hebreeuws door Ruben Verhasselt. Ambo|Anthos; 320 pagina's; € 21,99.
John Muir: In de wildernis - Tochten door Wisconsin, Nevada, Californië en Alaska
****
Vertaald uit het Engels door Eefje Bosch. Van Oorschot; 200 pagina's; € 19,99.
Arjen van Meijgaard
Voor liefhebbers van tuinieren en in de lijn van het thema van de afgelopen Boekenweek verscheen dit meest recente verhalenboek van de bekende Israëlische schrijver Meir Shalev (1948). Hij tuiniert niet als professional, maar als liefhebber die tijdens het werk in de tuin ook nadenkt over het leven en de natuur zelf. De ondertitel is: Aantekeningen van een wildtuinier. Zo kan het boek misschien ook het beste gelezen worden. Shalev verruilde Jeruzalem een aantal jaren geleden voor het platteland en geniet daar volop van het onderhouden van zijn 'wilde' tuin. Het zijn vermakelijke verhalen over bijvoorbeeld de mierenkoloniën die zijn tuin bevolken of over hoe hij wel eens om regen bidt. De observaties, waarin ook religie en literatuur aangehaald worden, zijn niet alleen mooi, maar ook humoristisch, zoals het verhaal ‘De Achterlijke specht’ over een specht die met volle overgave drie dagen lang op een vogelhuisje voor koolmezen blijft hameren. De verhalen worden afgewisseld met mooie tekeningen, in kleur en zwart-wit, van bloemen, bomen, doorkijkjes en landschappen. Een toegankelijk onderwerp en zeker de moeite waard. Achterin overzichten van de bloemillustraties met naam, aangehaalde gedichten en aangehaald proza, en een verantwoording van de vertaler.
Rob Schouten
rt/aa/17 m
Een van de literaire hybriden is het natuur- annex verhalenboek. Sprekende voorbeelden ervan zijn Dorrestijns 'Vogelgids' en zijn 'Natuurgids', waarin de schrijver zijn kennis der natuur, met ook gewoon plaatjes en wetenschappelijke namen, opfleurt met persoonlijke anekdotes en grappige intermezzi. Zo'n soort boek is ook 'Mijn wilde tuin' van de Israëlische romancier en columnist Meir Shalev (1948), door zijn Nederlandse uitgever ongetwijfeld vertaald en uitgebracht in verband met het thema van de boekenweek.
Een opmerkelijk natuurboek, omdat het zich in de Israël afspeelt en er allerlei planten en verschijnselen in genoemd worden die ons niks zeggen of slechts uit bijbelse verhalen bekend zijn. Moeten wij weten over zekere flora op de heuvels van Manasse en langs de wegen van Neder-Galilea, en wat hebben wij eraan om te horen hoe we olijven kunnen inmaken? Niet direct een praktische gids dus voor de Hollandse natuurliefhebber en tuinbezitter. Maar toch erg de moeite waard omdat Shalev in wezen de vreugden en zorgen van de universele tuinier beschrijft.
Ook de tuin van Meir Shalev is een hybride. Hij wil een wilde tuin, zo natuurlijk mogelijk, maar schroomt niet daar soms middelen uit de beschaving voor te gebruiken.
En is niet iedere tuin uiteindelijk een hybride, als je leest hoe hij schrijft over de zaaitijd: de zaden "liggen op de plek waar ze zijn beland, die niet altijd gunstig is voor de ontkieming en de groei, en zijn overgeleverd aan de genade van warmte en kou, windvlagen, waterstromen, een vertrappende voet, een gulzige bek of snavel, en veel van die zaden gaan verloren in deze periode. Maar in mijn tuin, ook al noem ik die trots een 'wilde tuin', hebben ze een zorgzame beschermer, die ze ontberen in het echte wild: mij."
Maar het doel is uiteindelijk zo wild mogelijk. Trots begint Shalev zijn relaas dan ook met het verhaal van een bruidspaar dat zich in zijn tuin laat fotograferen, in de veronderstelling dat het een stukje wilde natuur is. Hij dreigt ze met een watersproeier (die hij dan weer niet bezit) weg te jagen maar het is duidelijk dat ze hem geen groter genoegen konden doen dan zijn tuin voor puur natuur aan te zien. 'Mijn wilde tuin' is een charmant boek over een amateur-tuinier die er alles aan doet om de natuur tot leven te brengen. Hij is typisch geen prof, met zijn willekeurige handelen, soms tegen alle regels in, zijn voorkeursbehandeling van bepaalde mooie bloemen (zoals de lupine en de klaproos) en de verwaarlozing van andere.
Anderzijds krijgt men een vrij compleet beeld van het tuinbeheer, waarin hij het vermeerderen van planten evenveel aandacht schenkt als de rol van de kruiwagen en het onderhoud van de compostbak. Bij alle ernstige hobbyisme schemert er toch ook steeds een soort zelfspot door in zijn verhalen, bijvoorbeeld de manier waarop hij een wespennest bestrijdt (nogal inconsequent, hij wil de blindmuizen, een soort mollen, niet vergassen omdat 'er dingen zijn die Joden niet moeten doen' maar roeit de wespen wel met benzine uit) of een schijndode clematis weer tot leven wekt. Zijn boek is dan ook een troost voor de halfwassen hovenier, zoals ik mijzelf voel, als hij schrijft: "Tuinieren is geen godsdienst. Je mag je gezond verstand gebruiken, improviseren, met de tijd meegaan, je onthouden van domme rechtzinnigheid en er bovenal plezier in hebben."
Misschien wel de belangrijkste functie van het tuinieren is overigens niet zozeer dat je de tuin bijhoudt, maar dat je ondertussen nadenkt 'over de mens en de aarde, over wat ze voortbrengt en wat ze bedekt en verborgen houdt'. In dat opzicht is deze wilde tuin vooral ook een filosofisch boek. Terloops, maar daarom niet minder overtuigend, brengt Meir Shalev de wonderlijke regeltjes van de mens, zijn eigenwijsheid en willekeur, zijn liefde en afkeer, zijn verslavingen en neiging tot discriminatie in beeld. Het moest dan misschien een wilde tuin worden, het is vooral ook een wijze tuin geworden.
Vert. Ruben Verhasselt Ambo Anthos; 313 blz. €21,99
oordeel
Wijs boek, bovendien vrij compleet beeld van tuinbeheer.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.