De rozentuin
Maeve Brennan
Maeve Brennan (Auteur), Rosalien van Witsen (Vertaler), Charlotte Schrameijer (Illustrator)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2017 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : BREN |
Veerle Vanden Bosch
ru/eb/23 f
Ze schreef met een scalpel, Maeve Brennan: trefzeker, pijnlijk precies, meedogenloos en mededogend tegelijk. Op het eerste gezicht gebeurt er weinig opzienbarends in haar verhalen: een mat wordt uitgeklopt, een sofa geleverd, er valt een schaduw op de muur. De wereld van haar personages is klein, hun horizon beperkt, maar onder dat rimpelloze oppervlak bruisen de emoties.
Brennans levensloop was een boeiend verhaal op zich: ze werd geboren in Ierland in 1917, nog geen jaar nadat haar beide ouders hadden meegevochten in de Paasopstand, waarvoor haar vader een poos de cel indraaide. Ook later bleef hij nauw betrokken bij de Ierse onafhankelijkheidsstrijd. In 1934 verhuisde het gezin van Ranelagh, een voorstand van Dublin, naar Washington, waar Brennans vader de eerste gezant werd van de Ierse republiek. Maeve studeerde er en bleef in de VS toen haar familie terugkeerde naar Ierland. Knap, excentriek, glamoureus, gevat, met een tong zo scherp als een scheermes was ze in de jaren 50 een van de sterren van het gerenommeerde blad The New Yorker. Ze schreef columns en recensies over literatuur, mode en kunst. En ze schreef verhalen. Haar reputatie is vooral gevestigd op haar 'Ierse verhalen', die zich afspelen tegen het decor van het huis van haar kinderjaren: 48 Cherryfield Avenue in Ranelagh, 'een straat waar winkeliers, onderwijzers en lagere ambtenaren wonen', zo omschrijft Delia Bagot het in het titelverhaal van deze bundel. De twaalfjarige bruiloft telt zeven verhalen die zo nauw met elkaar verbonden zijn dat ze samen een soort roman vormen: zeven momentopnamen van het reilen en zeilen van de familie Bagot - Delia, haar man Martin en hun jonge kinderen Lily en Margaret - maar vooral van het gevoelsleven van Delia.
Vliegend tapijt
Het openingsverhaal begint op het eerste gezicht vrolijk genoeg: Delia plukt bloemen in haar fraaie ommuurde tuin om de kamer van Martin op te fleuren. Hij maakt lange uren en slaapt daarom al een poos alleen in een extra kamertje. Het is hun twaalfde trouwdag, maar teleurstelling, spanning en onvermogen om met elkaar te communiceren hebben de liefde in het defensief gedrongen. Delia wil het moment aangrijpen om de stilte tussen hen te doorbreken, maar durft het niet aan. De impasse is compleet: 'Het eind van het liedje was een muur die je optrok en waar geen eind aan kwam en waar nooit een eind aan zou komen, omdat je hem elke dag verstevigde zonder dat je het zelf wilde en zonder in staat te zijn jezelf tegen te houden.'
Delia snakt naar Martins aandacht, maar beseft dat de enigen voor wie ze iets betekent haar kinderen zijn en de zwerfdieren die ze tegen zijn wil in huis heeft genomen. Dat huis is haar houvast, haar schuiloord dat ze met veel zorg omringt, terwijl het voor Martin veeleer een gevangenis lijkt. In deze dubbele betekenis speelt het huis een cruciale rol. Je krijgt meticuleuze beschrijvingen van elke ruimte en de inrichting ervan. De personages zitten opgesloten in hun bestaan. Zelfs de eigengereide Lily ontsnapt daar niet aan, als ze in 'Het kleed met de grote roze rozen erop' buiten op een mat zit en droomt dat ze op een vliegend tapijt wegzweeft. Midden in haar verbeelding keert ze naar de ommuurde tuin terug. Er valt niet te ontkomen. Niet aan het huis, niet aan de verstikkende normen van de Ierse maatschappij, niet aan het verdriet om de dood van een baby en een langzaam verpieterend huwelijk, niet aan de frustratie over wat had kunnen zijn.
Familiezilver
Het laatste en langste verhaal, 'Liefdesbronnen', focust op Min, Martins tweelingzus. Ze heeft zes jaar bij Martin ingewoond na Delia's dood, en heeft nu ook hem begraven. Ze zit vol wrok omdat Martin zijn drie zussen en moeder achterliet om Delia te trouwen. Zijn vertrek was een aderlating: 'Het was alsof Martin het familiezilver was. Ze verminderden allemaal in waarde toen hij uit hun leven verdween.' Delia was van geen betekenis, houdt Min vol, omringd door de spullen van Delia die ze zich heeft toegeëigend. Ze heeft iedereen overleefd, en triomfeert. Dat het een pyrrusoverwinning is op haar 87ste, lijkt haar niet te dagen.
Min is een wrokkige oude vrijster, maar toch blijft ze menselijk, Brennan maakt er geen karikatuur van. Respect voor haar personages is een rode draad in deze bundel. Met elk verhaal dring je verder in het hart en het hoofd van deze mensen door; het is een pijnlijke, maar geen uitzichtloze tocht: Brennan biedt ook ruimte voor hoop. Dat maakt dat je niet anders kunt dan diep geraakt worden door deze kleine levens.
Als deze verhalen zo schitterend zijn, hoe komt het dan dat Brennan zo lang tot het gild der vergeten schrijvers heeft behoord? Daar zit haar treurige einde voor iets tussen. Vanaf de jaren 70 ging het bergaf: geldgebrek, drank, depressies en andere psychische problemen namen de bovenhand. Brennan verbleef in psychiatrische instellingen, was dakloos, kampeerde soms in de damestoiletten van The New Yorker. Ze stierf in 1993, vergeten, in een verzorgingstehuis waar niemand weet had van haar schrijverscarrière, ook zijzelf niet. Maar haar verhalen staan als een huis. Pijnlijk en hoopvol tegelijk: ze zijn het mooiste bewijs dat je grootse literatuur kunt maken van onbetekenende levens.
Vertaald door Rosalien van Witsen, Athenaeum, 164 blz., 15 €. Oorspronkelijke titel: 'Christmas Eve and other stories'.
Drs. Madelon de Swart
In zeven met elkaar verbonden verhalen staan Delia Bagot uit Dublin, haar man Martin en hun twee dochtertjes Lily (7) en Margaret (5) centraal. In het titelverhaal overdenkt Delia op haar trouwdag twaalf jaar huwelijk met Martin die apart slaapt omdat hij vaak laat thuiskomt en steeds meer op zichzelf is. In ‘Het vriendelijke schaduwbeeld’ mist Delia haar dochtertjes die in de vakantie een maand logeren bij haar broer en zus, en wordt gerustgesteld als ze het schaduwbeeld van haar overleden moeder op de muur ziet staan. In het langste en slotverhaal kijkt Martins tweelingzus, Min Bagot, nadat Delia en Martin zijn overleden, terug op hun huwelijk en vindt dat Martin zijn moeder en zussen in de steek liet. Hoewel de Ierse auteur (1917-1993) op haar zeventiende met haar ouders naar de VS emigreerde, spelen haar romans en verhalen vaak in Ierland. Lang vergeten, werd haar werk in de 21e eeuw terecht herontdekt. De mooie verhalen beschrijven heel subtiel en empathisch vrouwen die niet gelukkig zijn in de streng-katholieke Ierse samenleving van toen, maar laten ook steeds heel mooi wat licht toe. Kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.