Het beroep van mijn vader
Sorj Chalandon
Sorj Chalandon (Auteur), Kris Lauwerys (Vertaler), Isabelle Schoepen (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Uitgeverij Atlas Contact, 2017 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 14411 |
Marijke Arijs
em/ec/29 d
Het gebeurde vijfendertig jaar geleden, maar Sorj Chalandon is er nog altijd niet goed van. In september 1982 richtten Libanese christelijke milities een bloedbad aan in de Palestijnse vluchtelingenkampen Sabra en Shatila, als represaille voor de moord op president Bashir Gemayel. Honderden, volgens sommigen zelfs duizenden vrouwen, kinderen en bejaarden werden op beestachtige wijze afgeslacht. Chalandon was een van de eersten die de kampen na de slachtpartij binnengingen. De Franse journalist, die dertig jaar lang oorlogsverslaggever was voor de krant Libération, hield er een trauma aan over. De gruwelijke beelden bleven hem achtervolgen, tot hij ze van zich afschreef in een roman. De vierde wand is het verhaal van Georges, een man die zichzelf in Beiroet is kwijtgeraakt. De titel slaat op de denkbeeldige muur die acteurs optrekken tussen hen en de zaal, tussen fictie en werkelijkheid. Ook als lezer trek je gaandeweg zo'n wand op tussen jezelf en het verhaal, al was het maar uit zelfbescherming.
De roman begint en eindigt in Tripoli, eind oktober 1983. Al in de eerste zinnen beland je tussen het rokende puin en vliegen de kogels je om de oren. Vervolgens wordt stukje bij beetje uitgelegd hoe de held daar is aanbeland. Georges, een pro-Palestijnse activist en internationalistische militant, is een typische exponent van de jaren 60. Het leven van deze eeuwige student hangt van protestacties aan elkaar, tot hij in het huwelijksbootje stapt, vader wordt en de politiek verruilt voor het toneel.
Pathos
Zijn kompaan Samuel, theatermaker van beroep, heeft intussen het plan opgevat om Antigone op te voeren in Beiroet, waar de Libanese burgeroorlog in volle hevigheid woedt. De Grieks-joodse regisseur wil alle strijdende partijen een rol geven in het stuk en de wapens voor de duur van één voorstelling het zwijgen opleggen. Een slepende ziekte dreigt daar een stokje voor te steken, maar Georges zal de fakkel van zijn zieke strijdmakker overnemen en reist af naar het Libanese wespennest. Het is natuurlijk gekkenwerk, om het strijdtoneel gewapend met een toneelstuk te betreden, want wat vermogen woorden nu eigenlijk tegen wapens? Met de dag dringt de absurditeit van zijn onderneming beter tot hem door. Na moeizame onderhandelingen met leden van Fatah, sjiitische sjeiks en een christelijke sluipschutter, die tussen twee beschietingen door verzen van Victor Hugo declameert, geschiedt het wonder. Soennieten, sjiieten, druzen, Palestijnen, maronieten, een Chaldeeuwse en een Armeense christen verklaren zich bereid tot een korte wapenstilstand. Antigone zal worden vertolkt door een Palestijnse moslima en Kreon door een christen, in een ruïne op de demarcatielijn. Dat Sams droom uiteindelijk aan flarden zal worden geschoten, staat vanaf het begin in de sterren geschreven. Op 6 juni 1982 vallen de Israëlische troepen Libanon binnen. De acteurs keren terug naar de loopgraven. Het doek valt. 'Al wie moest sterven, is dood.'
Chalandon heeft gekozen voor de rebelse Antigone van Jean Anouilh en niet voor die van Sofokles, want die is een en al 'zusterplicht en onderworpenheid aan de goden'. Zijn voorkeur gaat uit naar 'die kleine magere', die nee zegt om zichzelf trouw te blijven en het verzet tegen de macht symboliseert. Haar oom Kreon heeft iedereen verboden haar dode broer Polyneikes te begraven, maar de heldin lapt dat verbod aan haar laars, ook al moet ze dat met de dood bekopen. Anouilh slaagde erin zijn bewerking in februari 1944 te laten opvoeren in een bezet Parijs, met toestemming van de nazi's én de goedkeuring van het verzet. Want zowat iedereen heeft zijn eigen interpretatie van dit stuk. Aan de ene kant van de demarcatielijn is Kreon een falangistische leider, aan de andere een verlichte kalief. Je kunt er alle kanten mee op.
De stijl is glashelder en pijnlijk direct, op een paar lyrische uithalen na, want enig pathos is Georges niet vreemd. De gruwelen die in Shatila zijn aangericht worden bijzonder plastisch beschreven, om maximaal effect te sorteren. Want alle partijen hebben boter op hun hoofd, maar de sympathie van Georges gaat toch vooral uit naar de Palestijnen. Chalandon is niet altijd even aardig voor hem en dat is heel begrijpelijk, want het personage heeft een irritante, theatrale soort strijdbaarheid. De vierde wand is het indrukwekkende verhaal van een man die naar een onoverzichtelijk kruitvat wordt getransplanteerd, daar ongeneeslijke oorlogstrauma's oploopt en finaal door het lint gaat. Opbeurende kost is het allerminst. De roman, die afrekent met idealisten van welke signatuur dan ook, is minstens zo deprimerend als de toestand in het Midden-Oosten zelf. Laat alle hoop varen, als u deze roman openslaat.
Vertaald door Kris Lauwerys en Isabelle Schoepen, Atlas Contact, 296 blz., 19,99 € (e-boek 12,99 €). Oorspronkelijke titel: 'Le quatrième mur'.
Pim de Glas
Hoofdpersoon is student Georges, alter ego van de auteur, actievoerder in de jaren zeventig in Parijs onder andere voor de Palestijnse zaak. Zijn oudere vriend Sam, Griekse Jood in ballingschap, haalt hem over in zijn plaats (hij is zwaar ziek) een theaterproject op te zetten in Libanon met het stuk ‘Antigone’ van Anouilh, waarin Antigone haar leven opoffert aan haar principes. Sam heeft de acteurs al benaderd, zij komen uit de verschillende groepen die elkaar daar bestrijden: Palestijnen, Israëli’s, Druzen, Maronieten, Sjiieten, Armeniërs. Georges reist naar Libanon, spreekt de betrokkenen en maakt afspraken voor repetities en uitvoering. Het waanzinnig idealistische plan lijkt te gaan lukken, maar in september 1982, tijdens de voorbereidingen, vindt in de kampen Sabra en Chatila (Beiroet) de verschrikkelijke slachting plaats die aan alles een einde maakt. Het project wordt in bloed gesmoord. De titel ‘De vierde wand’ duidt in de theaterwereld op de grens tussen spel en werkelijkheid. Fascinerend, bloedstollend, maar zeer gewelddadig.
Yolanda Entius
2/ei/11 m
Soj Chalandon (1952, Tunis) is een bekende Franse journalist en schrijver, zo schrijft zijn Nederlandse uitgever bij het verschijnen van diens nieuwe roman. Ik had nog nooit van hem gehoord. Onbevangen begon ik dus te lezen aan dit nieuwe boek en hield er pas bij de laatste pagina weer mee op. Een ervaring die ik u van harte gun, maar die u, als u doorgaat met lezen van dit stukje (niet doen!) meteen ook door de neus wordt geboord. Wat een meesterlijke pageturner, dit 'Profession du père' dat hier, knap vertaald door Kris Lauwereys en Isabella Schoepen, verschijnt als 'Het beroep van mijn vader'.
Het is, sinds Chalandon in 2005 debuteerde, alweer zijn zevende roman en zijn tweede in het Nederlands vertaalde boek. Deze, naar verluidt autobiografische roman opent met de crematie van André Choulans (in april 2001), waar alleen zijn echtgenote en zijn zoon Émile (de verteller) bij aanwezig zijn.
Dat was toen hij nog leefde niet veel anders. "Mijn vader, mijn moeder en ik," lezen we later. "Alleen wij drieën. Een minuscule sekte met een leider en zijn discipelen, met codes, regels, ruwe wetten, straffen. Een driemanskoninkrijk met potdichte luiken, stoffig, zurig en gesloten. Een hel."
De zoon ziet in het crematorium een goudkarper tussen de waterlelies. En hoe hij ook wijst, zijn moeder ziet hem niet. "Ze had nooit wat gezien." Nou, dan weet je het wel. Ja en nee.
Dat moeders kunnen wegkijken, dat kennen we - onlangs nog in Uphoffs 'Vallen is als vliegen' - maar hoe ze dat doen en waarvan; ik stond maar weer eens versteld.
In de hoofdstukken die volgen dalen we af naar de hel waarin Émile is opgegroeid. Die begint (in de roman) in april 1961, de verteller is dan twaalf. "Het is oorlog", zegt pa en generaal De Gaule is een verrader. De Gaulle onderhandelt namelijk over zelfbeschikkingsrecht van Algerije en geeft geen steun aan de coup van opstandige generaals. Émile moet hun namen uit het hoofd leren. Niet veel later geeft pa hem krijtjes, zodat hij de naam van een van die generaals, Raoul Salan, hoofd van de (rechts-extremistische) Organisation de l'Armée Secrète, op de muren kan schrijven. Met hun aanslagen zal deze OAS in anderhalf jaar tijd ruim 1o.ooo dodelijke slachtoffers maken. Dat laatste lezen we overigens niet in de roman - het zal de Franse lezer bekend zijn, en voor Émiles vader zijn de OAS-strijders 'rebellen'.
Van hem, Émile, zal pa ook een rebel maken. Hij wordt ritueel toegelaten tot de organisatie en moet beloven dat onder alle omstandigheden geheim te zullen houden. Dat zal hij doen, deze tengere astmatische jongen, die van nu af aan bij nacht en ontij uit zijn bed wordt gehaald om met halters en push-ups spieren te kweken.
De jongen wordt betrokken bij een complot om De Gaulle om te leggen. Trots en opwinding maken zich van hem meester. En zo worden we, samen met Émile, meegesleept in iets dat het midden houdt tussen een spionageroman, een jongensboek en een coming of ageroman, en worden we bevangen door verbazing, ontzetting en compassie. Net als zijn moeder namelijk wordt Émile, hoe hard hij ook zijn best doet, om het minste of geringste tot bloedens toe de kamer door geschopt en gemept.
Als moeder daarna stilletjes zijn wonden wast klinkt het steevast: "Je kent je vader toch? Hij houdt van je, weet je dat?"
De jongen knikt, natuurlijk weet hij dat.
Maar de lezer weet meer. Ergens op eenderde van de (250 pagina's tellende) roman begon ik een vermoeden van de clou te krijgen en kwam ik erachter dat Chalandon met mij het spel speelt dat pa met Émile speelt. En ook die moeder nam ons bij de neus. Die blijkt die Japanse karpers wél gezien te hebben. En zo heeft ook zij je, net als de auteur, op het verkeerde been gezet in dit verbijsterende verhaal over loyaliteit, terreur, waarheid en de invloed van verhalen.
In de laatste 70 pagina's, als Émile oud genoeg is om het huis uit te gaan, neemt de roman opnieuw een andere wending die me koude rillingen bezorgde. Dat het Chalandon desondanks gelukt is om me zo nu en dan te laten lachen, mag een wonder van vertelkunst heten. Chapeau!
Wie is Soj Chalandon?
Soj Chalandon (Tunis, 1952) werkte van 1974 tot 2007 als oorlogsjournalist voor het Franse dagblad Libération. Hij maakte oorlogen en onlusten mee in Libanon, Iran, Irak, Somalië en Afghanistan. Sinds 2009 werkt hij als journalist en filmrecensent voor het satirische weekblad Le Canard Enchaîné. Zijn ervaringen als oorlogsjournalist verwerkte Chalandon in zijn roman 'De vierde wand' waarvan de Nederlandse vertaling in 2015 verscheen. Het boek gaat over theaterregisseur Georges die het toneelstuk 'Antigone' van Jean Anouilh wil opvoeren in het door burgeroorlog verscheurde Libanon. De acteurs die Georges heeft geronseld behoren tot de partijen die elkaar op leven en dood bevechten. Het plan blijkt een utopie. Georges raakt bij een aanval zwaar gewond en keert gedesillusioneerd terug naar Frankrijk.
'De vierde wand' werd bekroond met de Prix Concourt des Lycéens 2014 en in Frankrijk 300.000 keer verkocht. Het hiernaast besproken 'Het beroep van mijn vader' is Chalandons zevende roman en de tweede die in het Nederlands vertaald wordt.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.