Knikkerkoning
Kira Wuck
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij Podium, © 2018 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : POEZIE : WUCK |
Paul Demets
2/ei/09 m
Bezwering
Als de stewardess zegt dat we eerst onszelf
voordat we anderen
lacht een man, zijn ruwe huid barst open
in een oogwenk trekt hij een mes uit zijn laars
drukt het tegen de wang van zijn buurman
in zijn koffer:
ongelezen brieven, een pil tegen eenzaamheid
en een gebed tegen angst
het gaat zelden mis, zegt de stewardess
dus vergeet wat ik net gezegd heb.
voedende moeders dragen geen bomgordel
de bomen zwaaien van welke kant je ook komt
Kira Wuck
Absurdisme en melancholie
Met haar debuutbundel Finse meisjes meldde de Nederlandse Kira Wuck (1978), dochter van een Finse moeder en een Indonesische vader, zich in 2012 aan met een bijzondere stem in de poëzie. In haar werk gaan absurdisme en melancholie een vreemd verbond aan, zoals in de poëzie van Delphine Lecompte, al gebruikt Lecompte losgeslagener beelden. Maar ook Wucks beelden snijden. Of er gaat een onheilspellende dreiging van uit, zoals in 'Bezwering'.
Niet alleen in dit gedicht, maar in nog meer werk in haar nieuwe bundel De zee heeft honger gebruikt Wuck de we-vorm, in tegenstelling tot in haar debuutbundel. Maar die verbondenheid staat dus niet garant voor geborgenheid en veiligheid, zoals 'Bezwering' aantoont.
Wuck blijft ook in deze bundel alert voor de absurde kanten van het leven, die ze met rake beelden schetst. Ze vertrekt van het besef dat het paradijs nooit bestaan heeft. We leven er zeker op dit moment niet in: 'alles wat we bezitten nemen we mee/ beneden zwemmen kinderen zonder honger/ het liefste willen we teruggaan naar het moment/ voordat alles begon te wankelen// toen wachten nog dromen betekende en/ de zee geen honger had.'
ls het bestaan absurd is, dan moet het 'verlangen om aangelijnd te worden', zoals de titel van de voorlaatste afdeling luidt, aannemelijk zijn. Iemand die structuur geeft aan je leven, zoals een moeder haar kind: 'ook keek ik toe hoe moeders die niet de mijne waren/ op hun dochters wachtten/ Laika die de ruimte in werd gestuurd en niet meer terugkwam.'
De melancholische, verwonderde blik van Kira Wuck blijft treffen.
Uitwaaierende beelden
Weinig dichters prikkelen de verbeelding zo met uitwaaierende beelden als Elma van Haren (1954) in haar poëzie. De titel van haar nieuwe bundel - Zuurstofconfetti, een typisch neologisme voor Van Haren - geeft al aan hoe je dankzij haar gedichten met een nieuwe blik naar de werkelijkheid kijkt. Van Haren zorgt voor een verschuiving binnen de mentale beelden die je aan de associaties overhoudt. En binnen die wereld in beweging, in dat 'nu', duikt het ik van de dichter op, zoals in het inleidende gedicht in de bundel: 'Het heden dat geslepen/ een voortdurend/ zachtblauw gebutste/ afdruk van het zelf gebiedt,/ zodat je vanzelf gaat staan wuiven/ met de felgekleurde wimpel/ van het 'ik'.'
Er zit humor in de gedichten, maar er zitten toch ook weerhaken aan. Neem 'Dorst', dat eindigt met deze beelden: 'Oranje tegen de felblauwe hemel en/ een duister gesponnen/ garen het zwart,/ bivakmuts,/ woedende bloedklos,/ de klok slaat, het hart slaat,/ één houw/ en het hoofd ligt eraf.'
De redding komt ook niet van een hogere instantie, maakt Van Haren in 'Bedevaart' duidelijk: 'Verhoort U me niet dan verga ik,/ dus stijg ik op van de bodem in zilveren belletjes,/ die knappen als ze in aanraking komen/ met hun eigen ademend lichaamsoppervlak.'
Het komt er op aan, lijkt Elma van Haren met deze bundel te willen zeggen, dat het belangrijk is om de loop der dingen te aanvaarden, want 'Het is een spektakelbrakende wereld'. Taalspektakel als overlevingselixir is er in elk geval genoeg in Zuurstofconfetti.
Mindfuck en borderline
Ook Happy van Sasja Janssen (1968) lijkt over de zoektocht naar menselijk geluk te gaan. De titel suggereert het kunstmatige opgeklopte verlangen hiernaar. Wie het geluk wil bereiken, moet authentiek zijn, lezen we in allerlei trendy boeken en tijdschriften. De gedichten in Janssens bundel zijn authentiek en ze doen een biografische achtergrond vermoeden, maar nooit wordt het autobiografisch. Ze speelt met het verwachtingspatroon - poëzie die troost zou moeten bieden: 'Een vrouw dook mijn borst op en drukte de vinnen op mijn huid/ ik zong het sasjanssenlied waarvan men lustte/ misschien geen poëzie,/ maar mijn troubles over taal verdwenen.'
Er is sprake van mindfuck en borderline. De eenzaamheid doordringt de zinnen en de beelden. 'meer mensen zijn iets verloren', schrijft ze. Hoe dat op te lossen? 'zolang mijn zinnen happy worden/ zoals John Austin me leerde, doen mijn pennen het/ nog', bedenkt Janssen.
Taal is volgens de taalfilosoof Austin een taalhandeling. De woorden in een passende volgorde zetten is ook al een taaldaad. Ze zijn een vorm van ordening in de chaos, ook al verplaatsen we ons in de gedichten in deze bundel veel in tijd en ruimte en zijn ze sterk associatief en ritmisch opgebouwd. Sasja Janssen voert die poging tot ordening, die de lezer op een aangename manier toch verwart en intrigeert, op een krachtige manier uit in Happy.
Scherp kijkende debutante
Elisabeth Tonnard (1973) maakt al sinds 2003 bijzondere kunstenaarsboeken die een soort appropriation art vormen: door vormelijk in te grijpen in poëzie van andere dichters, laat ze bepaalde facetten duidelijker zien en maakte ze er op die manier haar eigen auteurs van. Met haar eigen bundel Voor het ideaal, lees de schaal maakt ze de overgang naar volledig eigen werk. De eerste afdeling bestaat nog uit herschikte versregels uit het werk van Richard Minne. Tonnard lijkt onze honger naar het verhalende te willen stillen en tegelijk te bevragen. 'Voor een verhaal, lees de schaal', had de titel misschien ook kunnen luiden.
Tonnard stelt originaliteit in vraag en speelt met de verwachtingspatronen van de lezer. De citaten uit de poëzie van Minne geeft ze nog expliciet aan in het colofon, maar voor de versregel 'Denkend aan Holland zie ik brede rivieren traag brede rivieren traag' rekent ze bijvoorbeeld op onze kennis van het beroemde gedicht van Hendrik Marsman. Maar Tonnard is ook een scherpe kijker en luisteraar naar de wereld vandaag. Naast breed uitwaaierende, associatief opgebouwde, soms surreëel aandoende gedichten, vinden we in deze bundel ook observaties als deze, in de tram: 'de jas is onbepaald/ maar het sjaaltje, waar eens een gouden draadje glom,// kocht zij aan zee// iedereen kan het zien/ in de tram die haar straks weer thuisbrengt/ naar de spiegel en de gang.'
Een sterk debuut, terecht genomineerd voor de Buddingh'prijs.
Jeroen Dera
ru/eb/02 f
Weinig poëziedebuten van de laatste jaren leverden de dichter direct zo'n cultstatus op als de bundel Finse meisjes (2012) van Kira Wuck. Zij combineert daarin even pijnlijke als wrede treurigheid met een droogkomische observatietrant en een soms ronduit laconieke toon. Daaruit ontstaat een wrijving die de bundel memorabel maakt - en die de lat voor het vervolg ontegenzeggelijk hoog legt.
Het in Finse meisjes beproefde recept zien we hier en daar terug in Wucks nieuwe bundel, De zee heeft honger. Het gedicht 'Helsinki' - haar moeder kwam er vandaan - opent bijvoorbeeld met deze strofe:
Alcoholisten verzamelen zich in het park/
weer of geen weer/
als je ergens goed in bent/
moet je discipline opbrengen/
dan komt de rest vanzelf/
In Wucks universum zijn alcoholisten haast mensen die hun kernkwaliteiten ('als je ergens goed in bent') omarmen: het schrijnende wordt verzacht, wat deze dichter misschien des te meedogenlozer maakt. Romantisering is in haar poëzie dan ook ver te zoeken. Het Vietnamese hoofdstuk 'Hanoi' is hier geen oriëntaalse fantasie, maar een plaats 'waar de lucht zwart is en opium niet duur', en in India wijst een onbekende man 'naar de binnenkant van zijn mond / alsof hij een pistool op zijn gehemelte richt'. Tussen Amsterdam, Helsinki, Hanoi en Delhi liggen minstens zo veel kilometers als cultuurverschillen, maar in Wucks poëzie zijn de steden haast inwisselbaar in hun somberheid.
Koud en gewillig
Zo rauw als Finse meisjes is De zee heeft honger intussen niet. Deze bundel is intiemer, kwetsbaarder ook. Wucks lyrische ik is nog altijd wat morbide - met haar buurmeisjes onderhoudt ze bijvoorbeeld een verzameling dode dieren in de tuin - maar reflecteert wel veelvuldig op geborgenheid, contact, ouder worden. Het centrale beeld van de zee functioneert daarbij als een overkoepelende metafoor die uitdrukt hoe weinig de mens kan uitrichten tegen het fundamentele isolement dat uiteindelijk uitmondt in de dood. 'Haar dijen zijn altijd koud en gewillig', schrijft Wuck in het openingsgedicht over de zee - alsof deze de drenkeling op seksuele wijze opslokt, zonder daar ook nog maar enig genoegen uit te putten. Er is niets wat we daartegen kunnen doen, verzekert de dichter ons: 'nog nooit heeft een mens de zee doen keren'. Onze futiliteit is kortom onomkeerbaar.
Dat blijkt zelfs als we ons te midden van lotgenoten bevinden, zeker in de anonimiteit van de grote stad: 'je kunt elke dag / precies dezelfde route lopen / jezelf in kleine ruimtes proppen / dicht bij iemand gaan staan om zijn geur op te vangen', maar altijd 'zonder dat iemand doorheeft wie je bent'. Het isolement is even volkomen als onze verlangens onbereikbaar zijn. Wucks mens is als de mot waarover ze schrijft, die tevergeefs probeert om buiten te geraken en stuk zal vliegen op het glas: 'soms zie ik dingen die ik hebben wil / als een vloedgolf die het land bedekken kan / om erbij te kunnen moet ik eerst verdrinken'.
Al met al is dat een behoorlijk verstikkend wereldbeeld, dat de ik-figuur in De zee heeft honger terecht doet wakker liggen: insomnia en slapeloze nachten zijn een terugkerend motief. De enige remedie tegen het mens-zijn lijkt zelfs de dierwording, blijkens de regels waarmee Wuck de bundel afsluit: 'kon ik maar slapen als een dier / diep en toch paraat'. In het gedicht 'Vachtdieren' is die dierwording - althans in de taal - dichtbij, omdat de grenzen tussen menselijke huid en dierlijke vacht daarin onder druk komen te staan. Wuck is sowieso op haar sterkst als ze haar beelden van een zekere ambiguïteit weet te voorzien, zoals in het sterke gedicht waarmee de tweede cyclus van de bundel eindigt (zie inzet).
Rauwe observatie
Qua beeldtaal is dit gedicht heel consistent: de moeder ('zeemansvrouw') is ook via Wucks vergelijkingen aan de zwartharige ('dagen in water gelegen') gekoppeld. Het lijkt erop dat deze mysterieuze man een einde maakt aan het kleine wereldje van de moeder, misschien zelfs aan een bestaan als raamprostituee. Toch laat de dichter die voor haar doen positieve boodschap schuren. Is het immers niet ronduit gewelddadig een vrouw uit haar raam te trekken, zeker als haar handen van porselein lijken? Wordt deze vrouw gered of is die zwartharige niet te vertrouwen? En welke rol spelen onze ideeën over 'minnaars uit exotische landen' daarbij? Bij die laatste vraag kunnen we ook de dialoog aangaan met een ander gedicht uit De zee heeft honger, waarbij ook de vader een 'exotische' partner blijkt te hebben. Deze 'Afrikaanse kickbokster met stekeltjes' fascineert Wucks ik-figuur kennelijk genoeg om zich in een sociaal bizarre situatie te manoeuvreren: 'als ze onder de douche staat wil ik haar / mijn cavia laten zien die ik net gewassen heb / ze zegt dat ik haar met rust moet laten / dat het een excuus is om haar naakt te zien'.
In zulke regels wordt Wucks poëzie hooguit ongemakkelijk, wat ik hier als positieve kwalificatie bedoel. Helaas staan daar in De zee heeft honger nogal wat gedichten tegenover die dit soort spanning ronduit missen. Het eerder genoemde en alomtegenwoordige beeld van de zee is te clichématig uitgewerkt en kan de bundel als geheel niet dragen ('Had de bundel Vachtdieren genoemd!', jammerde ik geregeld). Bovendien heeft Wuck soms de neiging sterk inwisselbare regels te schrijven die ontsierd worden door quasi-diepzinnigheid: 'we pakken de levens op die door anderen zijn achtergelaten', bijvoorbeeld, of 'alle wegen lopen krom / daarom ontmoet iedereen elkaar weer in het midden', of 'Is geluk verdwijnen of juist gevonden worden / ik heb geen antwoorden roep ik'. Zulke kreten heeft Wuck helemaal niet nodig. Haar kracht ligt eerder in de rauwe observatie, in het ongepolijste onevenwicht - en juist op dat vlak blijft niet alleen de zee, maar ook de lezer met wat honger achter.
Podium, 56 blz., 17,50 €.
Maria Barnas
rt/aa/03 m
In een goedkoop hotel, waar de muren met je meebewegen
kijken katten koortsachtig uit hun ogen
ze geven de gasten kopjes zodat ze langer blijven
het zijn altijd anderen die kou mee naar binnen dragen
een jonge man die zijn kamer niet verlaat
denkt dat de wereld uit zijn vingers loopt
weilanden drijven voorbij
Het beeld van de jonge man bij wie alles aan de vingertoppen is ontsprongen, is sterk. Hoe dat precies werkt, laat Wuck in het midden. Ik vermoed dat er dunne straaltjes uit zijn vingers komen, die later samenvloeien tot volledige beelden: een werkelijkheid.
Met weinig woorden zet Wuck persoonlijke motieven af tegen wisselende omgevingen - van stadsgezichten tot landschappen aan zee - die zich in het hoofd van de lezer vervolmaken. Kenmerkend voor haar werk is een verraderlijk lichte toon, waarmee zware onderwerpen absurdistisch en - binnen het gedicht - draaglijk worden.
In 'Vachtdieren' groeten dieren op bontkragen elkaar: 'Ik mag niet klagen', zegt het konijn tegen de wasbeer/ 'en moe word ik ook niet'. Via de sprekende vachtdieren doet de dood zijn intrede. Ook nadat het gedicht gelezen is, blijft het einde nadruppelen: blijf kijken tot het laatste licht uit de kamer verdwenen is/ ontdek een spoortje bloed dat langs mijn nek/ uit de vacht druipt.
***
Podium; 56 pagina's; € 17,50.
E. Miranda
Moderne poëzie die de wereld beschrijft, waar de ik-persoon zich geen onderdeel van lijkt te voelen. De ik-persoon aanschouwt de wereld voornamelijk en beschrijft deze aan de hand van beelden en momenten die vaak geen (direct) causaal verband hebben. Slechts delen van situaties worden beschreven, waardoor de lezer wordt uitgenodigd de rest zelf in te vullen. Weinig emoties worden beschreven, wat de suggestie wekt van een objectief kijkende blik, maar de veroordelende taal verraadt een sterk subjectieve, geopinieerde, negatieve blik. Als resultaat wordt de lezer ook gestuurd naar een negatieve invulling. De stijl en de taal zijn gemakkelijk te volgen, terwijl het fragmentarische aspect en het sterk wisselen tussen beelden juist minder ruimte geeft voor de lezer om vloeiend meegevoerd te worden. Het oordeel over deze poëzie zal erg persoonlijk zijn; het kan heel sterk aanspreken, of absoluut niet. Derde uitgave van Wuck die het Nederlands kampioenschap poetryslam (2012) en de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs (2013) won en werd genomineerd voor de C. Buddingh'prijs (2013).
Janita Monna
em/ec/28 d
Zijn het niet vaak de terloopse opmerkingen die je het meest bijblijven? Zijn het niet de achteloos uitgesproken zinnetjes, die als een flikkerend verkeerslicht in je hoofd blijven knipperen?
Dit gedicht van Kira Wuck komt, sinds ik het een tijdje terug voor het eerst las, zo nu en dan spoken. Laatst was het weer even indringend aanwezig. Drie woorden uit dit gedicht maakten dat ik mijn capuchon opzette. Drie tamelijk onopvallende woorden: 'ergens zag iemand'.
Ik stond in de rij voor een geldautomaat, eentje met cameratoezicht. Ergens zou iemand straks zien dat ik vijftig euro nodig had. Ergens zou iemand een kijkje krijgen in mijn leven. Ik vond het een onbehaaglijk idee, vandaar die capuchon.
De fietser in dit gedicht daarentegen, lijkt die camera's juist op te zoeken, lijkt het prettig te vinden om op beeld vastgelegd te worden. Dat iemand het onnutte gepruts met de banden gadeslaat, het getreuzel bij het verkeerslicht, het wegfietsen. Is dat omdat er niemand anders is die dat doet? Dat zien?
Ergens zullen de blik van een anonieme beveiliger, die camerabeelden bekijkt terwijl hij zijn appeltje eet, en het leven van de fietser elkaar kruisen. Even maar, en dan is de fietser alweer voorbij: 'tot ik de stad uit was'. Is het niet vooral een heel eenzaam gedicht?
"Je kunt elke dag / precies dezelfde route lopen (...) / zonder dat iemand doorheeft wie je bent', is elders in de bundel te lezen. Een mens kan op een dag tal van doodgewone of buitenissige handelingen verrichten, maar die krijgen iets zinloos als er niemand is die het allemaal ziet: "jezelf in kleine ruimtes proppen / dicht bij iemand gaan staan om zijn geur op te vangen".
Zien en niet gezien worden, daar draait het om in deze regels. Of zoals Wuck het pregnanter zegt: "er zijn plekken waar de zon nooit komt / ook daar wonen mensen".
Mensen die in het donker leven, uit vrije wil of eigenlijk niet, ze bevolken ook Wucks verhalen. Neem de aan vette snacks verslingerde taxichauffeuse, die zelfs als mensen haar aankijken het gevoel heeft alsof ze niet bestaat: "Alsof ik nooit op de plek ben waar ik denk dat ik me bevind, maar altijd veertig centimeter daarnaast".
Je zou er een pleidooi voor minder onverschilligheid in kunnen lezen. Waarom niet even iemand aankijken, waarom geen praatje maken?
Of biedt het idee dat ergens iemand ziet wat die camera zoal vastlegde, ook een vorm van troost? Dat geld dat je gepind hebt, de route die je fietste, dat 'dansen tot je spierpijn krijgt', het is niet onopgemerkt gebleven.
Podium; 56 blz. € 18.
Janita Monna
ru/eb/03 f
Het was alweer een tijdje geleden. Zes jaar om precies te zijn. Even dacht ik dat ze de poëzie had ingeruild voor het proza. Kira Wuck, dus, die in 2012 succesvol debuteerde met de bundel 'Finse meisjes'. En die twee jaar geleden, toen haar verhalenbundel 'Noodlanding' verscheen, ook een bijzonder talent voor proza bleek te hebben.
Maar ze is gedichten blijven schrijven. Gelukkig. Er ligt een tweede bundel, 'De zee heeft honger', en nauwelijks had ik die opengeslagen of Wuck had me alweer bij de kladden. "Als je wilt weten waar mensen wachten / dan moet je peuken zoeken / op het strand liggen / kleine dromen als opgevouwen briefjes".
Precieze zinnetjes, concreet en toch raadselachtig, en zelfs een beetje melancholisch.
Van Wucks eerste gedichten herinner ik me vooral hoe ze het wat troosteloze bestaan met een lichte absurditeit te lijf ging. Hoe familieleden met eigenzinnige hobby's als elpees 'stelen' uit de bibliotheek in wonderlijke anekdotes tot leven kwamen, hoe allerlei personages er maar niet in slaagden contact met elkaar en de werkelijkheid te maken, moeder misschien wel voorop 'ze komt het huis niet uit, behalve voor mijn spraaklessen'.
In het nieuwe werk lijkt in die situatie weinig veranderd. Moeders wereld is "zo groot als het zicht uit haar raam / er zijn dagen waarop ze alleen het zware gordijn verplaatst". Familieverhoudingen zijn niet vanzelfsprekend: 'in het wegrestaurant lijken we een gezin'.
De bundel is wat donkerder dan het debuut, wat minder anekdotisch ook. Eenzaamheid is een pregnant thema. En die is overal, van Helsinki, India tot Hanoi. Wucks personages aarzelen tussen gezien worden - desnoods alleen door beveiligingscamera's op straat - en wegkruipen, opgaan in de anonimiteit, zoals dat kan in de grote stad:
"je kunt elke dag / precies dezelfde route lopen / jezelf in kleine ruimtes proppen / dicht bij iemand gaan staan om zijn geur op te vangen / zonder dat iemand doorheeft wie je bent"
Talig zijn deze regels niet eens zo heel opzienbarend, al hebben ze een prettig ritme. De kracht van dit gedicht schuilt in de lange opsomming van gewone en minder gewone handelingen die een mens op een dag zoal verricht, handelingen die meestal niemand opmerkt en die daarmee iets volkomen zinloos hebben. Of zoals Wuck het mooier zegt: "er zijn plekken waar de zon nooit komt / ook daar wonen mensen". Want ze heeft een opmerkelijk beeldende, haast fotoscherpe pen, die fijn balanceert tussen lichtheid en droefenis, die gevoel heeft voor tragische, maar evengoed voor ongerijmde situaties.
Het zware gevoel van alleen zijn, en de wens om bij iemand geborgenheid te vinden, Wuck vindt er flonkerende taal voor: "Vroeger ging ik vaak naar het asiel / geblaf scheen als lichtstralen door de tralies / het verlangen om aangelijnd te worden".
Podium; 56 blz. € 17,50.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.