Let op mijn woorden
Griet Op de Beeck
2 exemplaren
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
2 items aanwezig |
Prometheus, 2017 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : OPDE |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Prometheus, 2017 |
VOLWASSENEN : ROMANS : OPDE |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Prometheus, 2017 |
VOLWASSENEN : ROMANS : OPDE |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Prometheus, 2017 |
VOLWASSENEN : ROMANS : OPDE |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Prometheus, 2017 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 10414 |
Dirk Leyman
te/ep/27 s
Het is een kwestie waar menig successchrijver mee worstelt. Omarmd worden door een extatische fanbase. Verkoopcijfers om van te duizelen. Willens nillens publiek bezit worden, zodat elk woord dat je welbewust in de media-arena gooit, het effect van een voetzoeker heeft. Toch loopt de literaire kritiek met een boog om je heen en doen boekenjury's meestal alsof hun neus bloedt wanneer je roman op tafel ligt. Dat wringt. Want je wilt toch ook wel literaire erkenning bij elkaar harken?
Best mogelijk dat dit riedeltje Griet Op de Beeck (°1973) bekend in de oren klinkt. Met romans als Vele hemels boven de zevende (2013) en Kom hier dat ik u kus (2014) bestormde de voormalige journaliste en dramaturge destijds vanuit het niets de boekencharts - 600.000 verkochte exemplaren tellen de accountants van haar drie boeken intussen. Verfilmingen zijn op til. Er was de glorieuze, welbespraakte passage bij VPRO Zomergasten en een opdracht voor het komende Boekenweekgeschenk. Dat is niet min. Ze is 'een schrijver die is gekomen om te blijven', zo staat het ferm op haar website. Toch valt er uit haar romans en verhalen een objectieve waslijst van stilistische onbeholpenheden en kromme metaforiek te distilleren.
Er is al veel inkt gevloeid over de gevoelige snaren die Griet Op de Beeck met haar proza betokkelt. Telkens weer voert ze ordinary people op die ferme dreunen op hun kop krijgen en daar bijna aan onderdoor gaan. Tot ze telkens weer tijdig de rug rechten. Mentaal miserabilisme, opgetuigd met scheutjes troost en hoop, dat zijn de vaste ingrediënten van diva Op de Beeck. Met luide trom verspreidt ze een boodschap waar we allemaal weleens oren naar hebben. Het is nooit te laat om het heft in eigen handen te nemen. Kijk je demonen en trauma's staalhard in de ogen en je kunt ze uitbannen, want, heus, 'de beloning is zo groot'. Het zijn remedies die linea recta afkomstig zijn uit obligate zelfhulpboeken, maar bij Op de Beeck ook een uitgesproken autobiografische grondlaag hebben.
Verkrachting en seksuele agressie in de schemerzone spookten al door haar laatste verhalenbundel Gij nu (2015). Nu vertelde de schrijfster in De wereld draait door - pal voor de verschijning van Het beste wat we hebben - dat ze tussen haar vijfde en negende door haar vader is misbruikt. De onthullingen werpen een onbehaaglijk licht op haar roman. Niet toevallig treedt het incestthema geleidelijk aan op de voorgrond. Al is Op de Beeck grotendeels trouw aan haar cocktail van snijdende eenzaamheid, jeugdtrauma's, schuldgevoelens en het menselijke relationele gehannes.
Behekst door een brug
Het beste wat we hebben is de opmaat naar een trilogie over (even naar adem happen) 'stoppen met almaar doorgaan en stil blijven staan, over de complexiteit van collectief oud zeer, over hoe ver de schaduwen van het verleden reiken, over afscheid durven nemen, over de schoonheid van echte soorten samen, over wat een mens kan doen in een wereld zoals die van nu'. Cryptisch en wollig klinkt de flaptekst, in een soort hulpverlenersjargon dat net geen new-agetrekjes krijgt.
"Dit is mijn belangrijkste boek", zegt Op de Beeck deze week in Humo. "Voor elke schrijver is er een punt waarop je de moed vindt om je grootste verschrikking onder ogen te zien en het net dáárover te hebben. En er tegelijk genoeg afstand van kunt nemen om er geen puur autobiografisch boek van te maken."
De schrijfster werpt haar eigen trauma's inderdaad niet als een open zenuw op de pagina's. Ze kiest voor een iets bedachtzamere omweg. Haar hoofdfiguur Lucas is een gerespecteerd rechter die uit de ratrace van zijn bestaan stapt en kampt met benauwende gedachten. "Ik ben altijd maar doorgegaan, en dat ging niet meer. Ik heb soms het gevoel dat ik al jaren mezelf loop te spelen, alsof de rol die ik ooit heb gekozen met mij aan de haal is gegaan", zegt hij tegen zijn echtgenote Isabelle, die schokschouderend haar man afstand ziet nemen.
Je zou het een ordinaire midlifecrisis kunnen noemen. Maar hier is duidelijk meer aan de hand. Lucas raakt behekst door een brug die bij zelfmoordenaars in zwang is, ook omdat hij zelf zijn zwarte keerzijde cultiveert. Hij trekt er een soort wachtpost op om potentiële daders voor de ultieme sprong te behoeden. Hij wil "iets concreets proberen, te midden van al dat onoverzichtelijke..." In een opwelling koopt hij een ouderwets huisje vlakbij de brug en slaat daar zijn tenten op. Zijn missie lijkt te slagen wanneer hij een 80-jarige springklare vrouw op de drempel van dementie weet te 'redden'.
In zijn monotone nieuwe leven spoelt ook de elfjarige jongen Riley aan over wie hij zich ontfermt, zij het niet zonder nare gevolgen. En vooral is er Lucas' getraumatiseerde en hakkelende zus Suzanne, voor wie hij nu veel tijd maakt. Zij brengt noodgedwongen haar leven in de psychiatrie door, met af en toe een fugue. Waardoor kampt Suzanne met een dissociatieve identiteitsstoornis? Waarom slaat Lucas op de vlucht? Komt het nog goed met Isabelle? Zal zijn altruïstische rol van reddende engel hem terug op het juiste spoor brengen? Kwesties die Op de Beeck slechts mondjesmaat ontrafelt.
'Sappig Vlaams'
In Het beste wat we hebben is ze opnieuw kwistig met het beproefde elixir van goedkope emotie en opzichtig effectbejag. In geforceerd aandoende en soms lang uitgesponnen scènes is de subtiliteit ver te zoeken. Het principe 'show don't tell' is nooit aan Op de Beeck besteed geweest. Maar al te vaak voel je de gebeurtenissen op je klompen aankomen, nog aangezwengeld door flashbacks uit de troebele jeugd van Lucas. Slordigheden en vreemde anomalieën ontsieren de flow van het verhaal.
De literaire vorm lijkt voor Op de Beeck bij momenten slechts bijzaak, zeker in ellenlange dialogen in onopgesmukte spreektaal vol 'ge' en 'gij' die voor 'sappig Vlaams' moeten doorgaan. Veel zinnen kronkelen en meanderen als een op hol geslagen bergriviertje. Ze willen zich maar niet tot iets fraais formatteren, ondanks de acrobatische metaforiek: 'Toen ze veertig minuten later op hun rug lagen, starend naar het plafond, verspreid over het bed als de twee laatste mikadostokjes van het spel, en zij haar voeten nonchalant op zijn been legde, voelde het alsof het balletje van de roulette op het getal viel waar hij al zijn geld op had ingezet.'
Best mogelijk dat Op de Beeck met deze roman haar hand overspeelt. In haar drang om zoveel mogelijk thema's aan te dragen - eenzaamheid, huwelijksperikelen, zelfmoord en incest to name a few - overdondert ze de argeloze lezer. En dan moeten er nog twee delen volgen, één vanuit het perspectief van het slachtoffer en één met de klemtoon op de dader. Of verdient ze gewoonweg nog krediet?
Op de Beeck heeft een aantal sleutelvragen van haar trilogie alvast netjes midden in deze roman verstopt. 'Wordt iemand die zelfmoord pleegt een dader? Is het slachtoffer dat zich op dat eigenste moment verweert ook een dader? Waarom vrezen zoveel slachtoffers de dader te zijn geweest, of toch tenminste de schuldige? Waarom organiseren zoveel slachtoffers hun leven zodat ze zichzelf als dader kunnen blijven beschouwen, terwijl het hun zo in de weg zit?'
Voorlopig slaat Het beste wat we hebben bleek af tegenover andere incestromans, zoals de beklemmende boeken van de Franse schrijfster Christine Angot (zelf ook het slachtoffer van misbruik door haar vader). Zoveel is zeker: deze roman zal de kloof tussen de diehard fans en de Op de Beeckhaters enkel maar vergroten.
Maria Vlaar
te/ep/29 s
De wereld van Griet Op de Beeck is bevolkt met slachtoffers. Haar personages zijn beschadigd, misbruikt, verwaarloosd, of hebben een moeizame relatie met hun ouders. Gelukkige mensen vind je bij haar zelden. De schrijfster heeft een krachtige morele boodschap: zij wil dat de zwaktes in mensen erkend worden, dat we elkaar gaan helpen, dat de maatschappij zich meer bekommert om wie onrecht ervaart.
In haar nieuwe roman, Het beste wat we hebben, besluit een rechter, Lucas, om zijn in het werk vaak gefnuikte rechtvaardigheidsgevoel alle ruimte te geven. Hij staat op een beruchte brug waar jaarlijks veel mensen de dood tegemoet springen. De sleur en routine in zijn leven ziet hij niet meer zitten, en hij kampt met trauma's uit zijn jeugd. Maar in plaats van zijn eigen wanhoop te erkennen denkt hij vooral aan anderen. Hij besluit niet te springen en koopt in een opwelling het huis naast de brug. Dagelijks gaat hij vele uren wachtlopen, om zelfmoordenaars tegen te houden. Van bijna-springer wordt hij een held - achtereenvolgens redt hij een oude vrouw, troost hij de tienjarige Riley die rouwt om zijn moeder, helpt hij via Skype zijn stiefdochter met bindingsangst zich aan een geliefde te geven, en probeert hij zijn getraumatiseerde zus te wreken. 'Ik kan uw verdriet doen huppelen', beweert hij.
Retorische stijl
Het zou een mooi scenario voor een geslaagde televisieserie zijn. Iedere aflevering een ander verhaal van een gekwetste mens, die door de luisterende en inmiddels enigszins wereldvreemde rechter getroost wordt.
Maar tegelijk met de verschillende verhalen van de passanten krijgen we ook het verhaal van Lucas zelf te horen. En dat laat de lezer met zoveel vragen achter dat Lucas hoe langer hoe meer vervaagt. Zo lijkt Op de Beeck zich niet te hebben bedacht dat een rechter zelfs in periodes van instorting niet zo oppervlakkig als Lucas kan denken over daderschap, slachtofferschap en schuld. Lucas' vrouw Isabelle is een feeks, zo gladjes en materialistisch dat wij niet kunnen geloven dat de gevoelige Lucas ooit voor haar gevallen is. Nooit vraagt ze hoe het met hem gaat, ze valt hem alleen lastig met praktische telefoontjes. Lucas lijkt eerder een enigma dan een echt personage; hij is een vaag personage waarin Griet Op de Beeck al haar ideeën over het onrecht in de wereld heeft willen storten.
De roman stelt in stilistisch opzicht zwaar teleur. Op de Beeck gebruikt een retorische stijl met veel vergelijkingen, bedoeld om gevoelens op te roepen, maar ze vergeet beelden op te roepen die een indruk nalaten. De roman schiet tekort in opzet en vorm. Zo vallen er namen van wie de lezer geen idee heeft wie dat zijn, zoals ene Fanny en Lucas' vriend Hans. Hun gesprekken, die Lucas' diepere motivatie hadden kunnen belichten, blijven helaas in het duister; Op de Beeck beschrijft slechts scènes en dialogen, en reflecteert nergens. Er zijn hoofdstukken, bijvoorbeeld nummer 26, die niets toevoegen aan het verhaal en slechts de posities van personages herhalen, zoals er ook een scène is waarin Lucas zijn ouders confronteert met het pijnlijke verleden - om vervolgens alles wat de lezer al weet nog eens aan zijn zus op te lepelen.
Afwijkend taalgebruik
Deze zus, Suzanne, is psychiatrisch patiënt en zij is het grootste slachtoffer in de roman. Als kind heeft Lucas haar niet kunnen beschermen, en nu probeert hij alsnog in te grijpen. De schrijfster kwam eerder deze week met het verdrietige bericht naar buiten dat zijzelf als kind door haar vader misbruikt is, en dit personage komt ongetwijfeld het dichtste aan haar hart. Op de Beeck laat Suzannes haperende manier van praten in alle dialogen terugkomen: '“En, en, dat, dat ik, ja, nee, nu, nu, nu voel, dat, ik het, aan-, aankan, dat, dat ik, ik, niet”, ze slikte weer, “flip of, of zo, dat, dat, ik alleen maar denk, ja, ja, dat, was zo. Zo, ging het, bewijst dat ik, eindelijk, ge-, ge-, geloof”.'
Maar denkt de schrijfster dan echt dat Lucas wél in volzinnen spreekt als hij in grote agonie afrekent met zijn ouders die hij achttien jaar niet heeft gezien, de pijn van zijn jeugd uitschreeuwend? De schrijfster beoogt vooroordelen weg te nemen en wil dat de lezer Suzanne ziet als een mooi, bijzonder mens met diepe gedachten, maar bereikt door voortdurend haar afwijkende taalgebruik te benadrukken juist het tegenovergestelde. Zoals het ook geen goede keuze is om de voorspelbare ruzies tussen Lucas en zijn vrouw in eindeloze dialogen uit te spinnen. Ruzie is vaak een oninteressante herhaling van zetten; daar is het een ruzie voor. Literatuur zou daar de kern uit moeten halen en op een bijzondere manier verwoorden.
De schrijfster heeft onvoldoende nagedacht over hoe Lucas' verhaal om te werken tot een roman. Literatuur is een poging om de werkelijkheid niet (semi-)letterlijk weer te geven, maar subtiel vorm te geven, en de verbeelding op gang te brengen. Op de Beeck slaagt daar niet in. Ze lijkt oeverloos te hebben doorgetikt, heeft zich talloze slordigheden veroorloofd, en heeft zo haar goede intentie bedolven onder veel te veel loze woorden.
Prometheus, 320 blz., 22,50 € (e-boek 13,50 €).
Dirk Leyman
te/ep/30 s
Het is een kwestie waar menig successchrijver mee worstelt. Omarmd worden door extatische fans. Verkoopcijfers om van te duizelen. Publiek bezit worden en merken dat elk woord dat je welbewust in de media-arena gooit, het effect van een voetzoeker heeft. Toch loopt de literaire kritiek met een boog om je heen en drukken boekenjury's meestal hun neus wanneer je roman op tafel ligt. Dat wringt. Want je wilt toch ook literaire erkenning?
Best mogelijk dat dit riedeltje Griet Op de Beeck (1973) bekend in de oren klinkt. Met romans als Vele hemels boven de zevende (2013) en Kom hier dat ik u kus (2014) bestormde de voormalige journalist en dramaturg destijds vanuit het niets de top 60. Van haar boeken zijn 600.000 exemplaren verkocht. Verfilmingen zijn op til. Er was een glorieus en welbespraakt optreden bij VPRO's Zomergasten en er is de opdracht voor het komende Boekenweekgeschenk. Dat is niet min. Ze is 'een schrijver die is gekomen om te blijven', zo staat het ferm op haar website. Toch valt uit haar romans en verhalen een objectieve waslijst van stilistische onbeholpenheden en kromme metaforiek te distilleren.
Over de gevoelige snaren die Griet Op de Beeck met haar proza betokkelt, is al veel geschreven. Telkens weer voert ze ordinary people op die ferme dreunen op hun kop krijgen en daar bijna aan onderdoor gaan. Tot ze telkens weer tijdig de rug rechten. Mentaal miserabilisme, opgetuigd met scheutjes troost en hoop, dat zijn de vaste ingrediënten van diva Op de Beeck. Met luide trom verspreidt ze een boodschap waar we allemaal weleens oren naar hebben. Het is nooit te laat om het heft in eigen handen te nemen. Kijk je demonen en trauma's staalhard in de ogen en je kunt ze uitbannen, want, heus, 'de beloning is zo groot'. Het zijn remedies die linea recta afkomstig zijn uit obligate zelfhulpboeken, maar bij Op de Beeck ook een uitgesproken autobiografische grondlaag hebben.
Verkrachting en seksuele agressie in de schemerzone spookten al door haar laatste verhalenbundel Gij nu (2015). Maandag vertelde ze in De Wereld Draait Door - pal voor de verschijning van Het beste wat we hebben - dat ze tussen haar vijfde en negende door haar vader is misbruikt. De onthullingen werpen een onbehaaglijk licht op haar roman. Niet toevallig treedt het incestthema geleidelijk aan op de voorgrond, al is Op de Beeck grotendeels trouw aan haar cocktail van snijdende eenzaamheid, jeugdtrauma's, schuldgevoelens en het menselijke relationele gehannes.
Het beste wat we hebben is de opmaat naar een trilogie over (even naar adem happen) 'stoppen met almaar doorgaan en stil blijven staan, over de complexiteit van collectief oud zeer, over hoe ver de schaduwen van het verleden reiken, over afscheid durven nemen, over de schoonheid van echte soorten samen, over wat een mens kan doen in een wereld zoals die van nu'. Cryptisch en wollig klinkt de flaptekst, in een soort hulpverlenersjargon dat net geen new-agetrekjes krijgt. 'Dit is mijn belangrijkste boek. Voor elke schrijver is er een punt waarop je de moed vindt om je grootste verschrikking onder ogen te zien en het net dáárover te hebben. En er tegelijk genoeg afstand van kunt nemen om er geen puur autobiografisch boek van te maken', zegt Op de Beeck deze week in HUMO.
De auteur werpt haar eigen trauma's inderdaad niet als een open zenuw op de pagina's. Ze kiest voor een iets bedachtzamere omweg. Haar hoofdfiguur Lucas is een gerespecteerd rechter die uit de ratrace van zijn bestaan stapt en kampt met benauwende gedachten. 'Ik ben altijd maar doorgegaan, en dat ging niet meer. Ik heb soms het gevoel dat ik al jaren mezelf loop te spelen, alsof de rol die ik ooit heb gekozen met mij aan de haal is gegaan', zegt hij tegen zijn echtgenote Isabelle, die schokschouderend haar man afstand ziet nemen.
Je zou het een ordinaire midlifecrisis kunnen noemen. Maar hier is duidelijk meer aan de hand. Lucas raakt behekst door een brug die bij zelfmoordenaars in zwang is, ook omdat hij zelf zijn zwarte keerzijde cultiveert. Hij trekt er een soort wachtpost op om potentiële daders voor de ultieme sprong te behoeden. Hij wil 'iets concreets proberen, te midden van al dat onoverzichtelijke...' In een opwelling koopt hij een ouderwets huisje vlak bij de brug en slaat daar zijn tenten op.
Zijn missie lijkt te slagen wanneer hij een 80-jarige springklare vrouw op de drempel van dementie weet te 'redden'. In zijn monotone nieuwe leven spoelt ook de 11-jarige jongen Riley aan waarover hij zich ontfermt, zij het niet zonder nare gevolgen. En vooral is er Lucas' getraumatiseerde en hakkelende zus Suzanne, voor wie hij nu veel tijd maakt. Zij brengt noodgedwongen haar leven in de psychiatrie door, met af en toe een 'fugue'. Waardoor kampt Suzanne met een dissociatieve identiteitsstoornis? Waarom slaat Lucas op de vlucht? Komt het nog goed met Isabelle? Zal zijn altruïstische rol van reddende engel hem terug op het juiste spoor brengen? Kwesties die Op de Beeck slechts mondjesmaat ontrafelt.
In Het beste wat we hebben is ze opnieuw kwistig met het beproefde elixir van goedkope emotie en opzichtig effectbejag. In geforceerd aandoende en soms lang uitgesponnen scènes is de subtiliteit ver te zoeken. Het principe 'show don't tell' is nooit aan Op de Beeck besteed geweest. Maar al te vaak voel je de gebeurtenissen op je klompen aankomen, nog aangezwengeld door flashbacks uit de troebele jeugd van Lucas. Slordigheden en vreemde anomalieën ontsieren de flow van het verhaal.
De literaire vorm lijkt voor Op de Beeck bij momenten slechts bijzaak, zeker in ellenlange dialogen in onopgesmukte spreektaal vol 'ge' en 'gij' die voor 'sappig Vlaams' moeten doorgaan. Veel zinnen kronkelen en meanderen als een op hol geslagen bergriviertje. Ze willen zich maar niet tot iets fraais formatteren, ondanks de acrobatische metaforiek: 'Toen ze veertig minuten later op hun rug lagen, starend naar het plafond, verspreid over het bed als de twee laatste mikadostokjes van het spel, en zij haar voeten nonchalant op zijn been legde, voelde het alsof het balletje van de roulette op het getal viel waar hij al zijn geld op had ingezet.'
In haar drang om zo veel mogelijk thema's aan te dragen - eenzaamheid, huwelijksperikelen, zelfmoord en incest to name a few - overdondert ze de argeloze lezer. En dan moeten er nog twee delen volgen, één vanuit het perspectief van het slachtoffer en één met de klemtoon op de dader.
Met deze roman lijkt Op de Beeck haar hand te overspelen. Of verdient ze nog krediet? Op de Beeck heeft een aantal sleutelvragen van haar trilogie alvast netjes in deze roman verstopt. 'Wordt iemand die zelfmoord pleegt een dader? Is het slachtoffer dat zich op dat eigenste moment verweert ook een dader? Waarom vrezen zoveel slachtoffers de dader te zijn geweest, of toch tenminste de schuldige? Waarom organiseren zoveel slachtoffers hun leven zodat ze zichzelf als dader kunnen blijven beschouwen, terwijl het hun zo in de weg zit?'
Voorlopig steekt Het beste wat we hebben bleek af tegenover andere incestromans, zoals de erg beklemmende boeken van de Franse schrijfster Christine Angot (zelf ook het slachtoffer van misbruik door haar vader). Zoveel is zeker: deze roman zal de kloof tussen de diehardfans én de Op de Beeckhaters enkel maar vergroten.
E.Y.M. Zwanenburg
Griet op de Beecks vierde boek deed veel stof opwaaien. In het televisieprogramma DWDD vertelde ze over haar persoonlijke incestgeschiedenis waardoor de discussie over ‘vergeten herinneringen’ losbarstte in kranten en op social media. Het verhaal wordt verteld door veertiger Lucas, die op een kantelpunt in zijn leven staat. Hij neemt onbetaald verlof van zijn respectabele rechtersbaan, verlaat vrouw en kind en vestigt zich vlakbij een ‘zelfmoordbrug’ in de hoop potentiële zelfmoordenaars te ‘redden’. Dat lukt hem een paar keer, maar soms gaat het ook gruwelijk mis. Daarnaast heeft hij alle tijd voor zijn zus, die psychiatrisch patiënt is. Bij stukjes en beetjes, via terugblikken, wordt het verleden opgehaald, en ook Lucas krijgt inzicht in zijn eigen gemankeerde leven en huwelijk. De schrijfster neemt (soms wat te lang) de tijd om Lucas’ gevoelsleven bloot te leggen. Jammer genoeg ontbreekt de veelkleurigheid van haar debuutroman ‘Vele hemels boven de zevende’. Taalgebruik is een ‘aangepast’ Vlaams, veel ‘gij’ en ongebruikelijke zinswendingen. Een must voor de liefhebbers van haar eerdere boeken.
Jann Ruyters
ob/kt/07 o
Gezien alle tumult zou je het bijna gaan denken, maar Griet Op de Beeck is niet de eerste schrijver die over seksueel misbruik spreekt en schrijft. In 2016 verscheen 'Lieveling' van Kim van Kooten, over de misbruik-ervaringen van haar vriendin Pauline Barendregt; een boek dat toen, net als de roman van Op de Beeck nu, in één klap boven aan de bestsellerlijst belandde. Daarvoor was er 'Tijger Tijger' van de onlangs overleden Amerikaanse Margaux Fragoso over de pijnlijke relatie tussen de manipulatieve kinderverkrachter en het kind dat hij medeplichtig maakt. En naast die waargebeurde verhalen verschijnt er ook steeds meer fictie over misbruik. Zoveel dat de Amerikaanse literatuurcriticus Katie Roiphe in 2013 klaagde over de hausse aan literatuur waarin "het verhaal wordt teruggebracht tot een raadsel waarvan incest de oplossing is".
Die voorspelbaarheid bedreigt, eerlijk gezegd, nu ook de nieuwe roman van Griet Op de Beeck, al is deze geworteld in de werkelijkheid, een die de lezer nauwelijks is kunnen ontgaan de afgelopen anderhalve week. De schrijfster vertelde op tv en in de krant over haar in therapie hervonden herinneringen; 'de 107 secundaire bewijzen' die haar ervan doordrongen dat zij tussen haar vijfde en haar negende door haar vader is misbruikt. Met 'Het beste wat we hebben' schreef ze het voor haar noodzakelijke boek over deze 'grote wonde', maar ze maakte er wel een roman van, de eerste van wat een trilogie moet worden. Een echte Op de Beeck: een warm, invoelend, dansend relaas over gevoelige personages die zich door moeilijke levens heen worstelen, en die (samen met de lezer) van deze rasvertelster een hart onder de riem gestoken krijgen, plus de opdracht hun lot in alle openheid te omarmen en zich zo van de kwetsuren te bevrijden omdat dit leven nu eenmaal 'het beste is wat we hebben'. Je zou het gospelliteratuur kunnen noemen, ware het niet dat God er niet in voorkomt.
De held is een 43-jarige rechter, Lucas, een verwarde man die we op de eerste bladzijde aantreffen op een 'zelfmoordbrug', 81 meter boven de diepte waar per jaar gemiddeld veertienenhalve persoon naar beneden springt. Lucas springt niet, maar neemt zijn intrek in een huis vlakbij de brug met als nieuw levensdoel andere eenzamen van springen te weerhouden. Per hoofdstuk op iets anders inzoomend ontvouwt de schrijfster de crisis in het leven van haar hoofdpersoon: zijn vastgelopen huwelijk met zakenvrouw Isabelle die zijn ontsnapping niet wil accepteren, hoewel ze in een vermakelijke felle tirade al zijn tekortkomingen oplepelt.
We maken kennis met Lucas' zich door haar zinnen voorthakkelende jongere zus Susanne, die aan een 'dissociatieve identiteitsstoornis' lijdt; met zijn van hem vervreemde moeder en vader; en met de elfjarige Riley - zoon van een moeder die een jaar eerder van de brug sprong - met wie Lucas vriendschap sluit. Er duiken ook nog wat bijfiguren op die alleen een naam krijgen, en die vermoedelijk pas in een volgend deel een grotere rol gaan spelen.
Stemden de interviews met Op de Beeck wat ongemakkelijk, deze roman bevrijdt je niet helemaal van dat ongemak. Het punt is dat je dit verhaal nadat de schrijfster zelf de clou verklapte en daar een hausse aan meningen op volgde, niet meer onbevangen tot je neemt.
De zorgvuldige opbouw heeft iets talmends nu je zit te wachten op het verzwegene dat nog onthuld gaat worden. Op de Beeck schetst spannende scènes tussen redder en wanhopigen op de brug, maar die scènes houden ook iets decoratiefs. En hoewel je je makkelijk identificeert met de 'voortvluchtige' Lucas, blijven we door zijn ogen wat geforceerd om het mogelijk pijnlijke verleden heen cirkelen. Zijn rechterschap wordt slechts aangestipt. In zijn taalgebruik klinkt eerder de therapeut door: "Hij begreep de symboolwaarde waarop ze doelde, maar hij kon dat zo niet zien. Dat zeggen zou alleen maar klinken als hengelen naar extra bevestiging."
Al met al voelt deze 'noodzakelijke roman' minder vrij en urgent dan haar voorgangers maar misschien verandert dat nog in volgende delen. Zal Op de Beeck dan wel de kern raken, inclusief bevrijdende therapie, hervonden herinneringen en al?
oordeel
Warm, empathisch, voorspelbaar relaas.
Prometheus; 318 blz. € 22,50.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.