Alles wat is
James Salter
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2017 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : SALT |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2017 |
VOLWASSENEN : ROMANS : SALT |
Tommy Wieringa
2/ei/24 m
In het Nederlands lezen we het oeuvre van James Salter achterstevoren. Zijn doorbraak kwam pas met zijn laatste roman Alles wat is uit 2013, en nu verschijnt dan eindelijk de vertaling van debuut De jagers uit 1957. Er zijn verschillen tussen de schrijver van 88 en die van 31, maar de overeenkomsten zijn sterker. Salter stond er meteen bij zijn eerste roman, zonder de aarzelingen en tekortkomingen van veel debutanten. Het verhaal is robuust, de zinnen zijn geborsteld; net zomin als je bij Alles wat is kon vermoeden dat de schrijver hoogbejaard was, lijkt De jagers het werk van een beginneling.
Voor het verhaal van kapitein Cleve Connell putte Salter uit zijn ervaringen als gevechtsvlieger in de Koreaanse oorlog. Salter, die een Russische MiG neerhaalde, had de tegenwoordigheid van geest om aantekeningen te maken van zijn soldatenleven.
Het verhaal is eenvoudig. Als een man met een reputatie wordt Cleve Connell ontvangen op een basis in Korea, nabij het front, waar hij flightcommandant wordt. Er wordt veel van hem verwacht, zijn manschappen kijken naar hem op. Bij zichzelf heeft hij de eerste tekenen van aansluipende ouderdom vastgesteld. Hij is 31, niet al te jong voor een gevechtsvlieger.
'Zijn ogen waren niet goed genoeg meer. Bij een atleet gaven de benen het als eerste op. Bij een gevechtsvlieger waren het de ogen. Je hand was nog vast en je beoordelingsvermogen goed, lang nadat je het talent had verloren een vliegtuig in de verste verten te spotten.'
Er meldt zich een nieuweling op de basis, tweede luitenant Ed Pell. Hij heeft een grote mond, maar schiet de ene na de andere MiG uit de lucht. Een valsspeler, volgens Connell, omdat hij in zijn zucht naar onsterfelijkheid anderen in gevaar brengt. Al snel wordt Pell een ace, de hoogste eer, een gevechtsvlieger die vijf vijandelijke toestellen heeft neergehaald. 'Andere waarden telden niet. Het was net als met geld: het maakte niet uit hoe je eraan gekomen was, alleen dat je het had. Dat was het uiteindelijke vonnis. MiG's waren alles. Als je MiG's had, was je een standaard van uitnemendheid. Dan scheen de zon op je pad.'
Ed Pell wordt een legende, zijn naam ligt op ieders lippen. Connell brengt niet wat van hem wordt verwacht. Het geluk heeft hem in de steek gelaten. Er zijn uitsluitend gevechten wanneer hij en zijn mannen niet in de lucht zijn boven de Yalu, de grensrivier met China. In de lange, lege dagen op de basis verkruimelen zijn zelfvertrouwen en zijn fortuin. Hij wil zijn reputatie redden, zich bewijzen, maar het licht valt zonder aanwijsbare oorzaak niet meer op hem.
Steeds sterker rijst Pell in zijn verbeelding op als het obstakel dat zijn terugkeer naar de roem verspert. De beschrijving van Connells langzame nederlaag tot en met zijn ondergang, is tergend precies. Ook in de ogen van zijn ondergeschikten wordt hij stilaan een naam van vroeger, die vlug verbleekt. Salters spaarzame beschrijvingen van luchtgevechten zijn schitterend, maar het fraaist getekend is wel de innerlijke strijd van Connell, die niet begrijpt hoe het leven een getalenteerde valsspeler kan bevoordelen boven een gewetensvol man.
Het genot van het vliegen is in De jagers goed na te voelen, maar pas in zijn autobiografisch meesterwerk Dwars door de dagen heeft Salter voor die sensatie uit zijn vechtersjaren de beste woorden gevonden. 'Het was geen plichtsgevoel, het was begeerte. Uit plichtsgevoel zou je niet zo begerig zoeken in het wegstervende licht, een laatste keer stroomafwaarts over de rivier, de aarde al gehuld in duisternis die langzaam omhoogkwam, als de vloed, de hemel was het laatste dat werd opgeslokt.'
Toef Jaeger
2/ei/19 m
Een Amerikaan die terechtkomt in Noord-Korea is vergelijkbaar met een 'hemofiliepatiënt die meedoet aan een bokswedstrijd'. Hier is niet een generaal aan het woord die probeert Donald Trump tegen te houden om zijn oorlogsretoriek uit te leven, noch een Amerikaanse gevangene in Noord-Korea. Dit is een vaststelling van gevechtspiloot Cleve Connell, hoofdpersoon in James Salters romandebuut De jagers uit 1956. Het boek van de schrijver die enkele jaren herontdekt werd en in 2015 overleed, verscheen deze week voor het eerst in Nederlandse vertaling.
Is het een goed idee om een roman over de Koreaanse Oorlog nu, zestig jaar na de feiten, uit te geven? Niet als het een heldenverhaal over kameraadschap was geweest, wel omdat Salter schrijft over een gevechtspiloot die van een stoere bink, die bij een elitekorps van mariniers wil terechtkomen, verandert in een geslagen, eenzame man die in zijn toestel niet zozeer op de vijand jaagt als wel op roem. Hier gaat het om de vereenzaming van een piloot die in de cockpit minder vrees kent dan aan de grond. Daar moet hij voortdurend de strijd aangaan om wie de indrukwekkendste gevechten heeft geleverd, en wie de meeste Migs heeft neergehaald. Het is een en al gekonkel, verraad en pronken met andermans veren, het tegenovergestelde van kameraadschap.
Brandstofmeter
James Salter was zelf gevechtspiloot en had zich in 1950 vrijwillig gemeld om mee te vechten in de Koreaanse Oorlog. Hij vloog meer missies dan zijn hoofdpersonage Cleve, en werd ook onderscheiden voor het neerhalen van Russische gevechtsvliegtuigen. Behalve in De jagers vertelt Salter over die ervaring in bijvoorbeeld de roman The arm of flesh (1961) en de memoir Dwars door de dagen (1997).
Die ervaring is ongetwijfeld de reden waarom sommige passages in die cockpit zo sterk zijn. Geen technische beschrijvingen, maar wel: 'De stilte was dreigender dan welk lawaai ook. Ze volgden een route waar de rivier zou kunnen zijn, maar elke positie kon slechts bij benadering worden vastgesteld. De brandstofmeter was hun enige werkelijkheid.' Dat is een mooi beeld, dat fraai aansluit bij het onderzoekje onder ruim 1.700 volwassen Amerikanen die deze week gevraagd werden waar Noord-Korea lag. Van hen wist 36 procent het land ook werkelijk op de kaart aan te wijzen.
Er zijn niet zoveel oorlogsromans die zich voor een groot deel afspelen in de lucht. Ja, Salters voorbeeld, de Fransman Antoine de Saint-Exupéry, was daar tien jaar eerder mee gekomen. Maar Salter kiest een antiheld, een vereenzaamde man die slecht ziet. Cleve is 31 en zijn ogen gaan al achteruit ('bij een atleet gaven de benen het als eerste op. Bij een gevechtsvlieger waren het de ogen'). In paniek vraagt hij wanneer hij met enkele piloten een gevecht tegen MiG's voorbereidt: 'Waar zijn ze dan?' Maar niemand reageert, daar is geen tijd voor.
Die stukken in de lucht, de gevechten die eigenlijk gevechten tegen de eigen teloorgang zijn, en de onderlinge strijd in de jacht op roem zijn opvallend sterk. Je ziet er de nauwkeurige observaties in die ook in de latere romans en verhalen van Salter zo treffend zijn.
Lange benen
Jammer genoeg heeft Salter het in De jagers nog moeilijk met vrouwelijke personages. Tamelijk clichématig zijn de Japanse hoeren die Cleve in Tokio treft. Ze zijn allemaal klein en fragiel. De vrouw van de commandant heeft 'lange benen'. Elders staat er: 'Japanse serveersters in keurige uniformen bewogen langs hen met dienbladen vol drank. Het waren stevig gebouwde maar elegante meiden, met frisse ronde gezichten. Enkelen waren ronduit knap, en met name eentje was uitzonderlijk mooi, slank en goedgevormd. Haar gezicht straalde een bijzondere kalmte uit.' Maar even later, daar waar soldaten dansen, zijn de vrouwen 'oosters en stuk voor stuk lelijk. Eentje droeg een hoog dichtgeknoopt uniform met iets wits op haar schouder en een buitenlandse pet op haar hoofd. Ze leek veertig of ouder en danste met een ernstig kijkende luitenant.'
Het zijn passages die achterhaald aandoen en de uitgebreide beschrijving van Cleve die in Tokio enkele dagen meemaakt wat weelde en beschaving is (waardoor hij een belangrijk gevecht mist en hij weer verder naar beneden zakt in zijn heldenstatus), verstoren het ritme in een roman die het sterkst is wanneer hij zich op enkele vierkante meters afspeelt, daar waar te veel mannen held willen worden, terwijl de oorlog zelf ze niets kan schelen. Is roem een voorwaarde voor grootheid, vraagt een van de personages in Salters Lichtjaren. Dat het antwoord daar helaas ja op is, laat De jagers indrukwekkend zien.
Vertaald door Ton Heuvelmans, De Bezige Bij, 256 blz., 19,99 €. Oorspronkelijke titel: 'The hunters'.
Adrian Joyhill
Kapitein Connell komt naar het Koreaanse front om het bevel over een luchtmacht eenheid op zich te nemen. Men verwacht veel van hem, met name dat zij meer MiGs zullen neerhalen. Dat gebeurt niet. Connell ziet zich voorbijgestreefd door een jonge, hem onsympathieke en mogelijk onbetrouwbare ondergeschikte. Hij vereenzaamt en komt om zonder de roem waarvan hij misschien droomde, maar waarvan hij eens grootmoedig afzag. Dit was het debuut van James Salter (1925-2015) in 1956, niet lang na zijn tour of duty in Korea en nu een moderne klassieker. Het is een bezonken, afstandelijk, sober verhaal - maar daarom des te indringender. Uiterlijkheden zoals 'stappen in Tokio' zijn interessant, maar dienen vooral om het innerlijk uit te diepen. Een psychologisch drama: de antiheld Connell verliest het van het lot. Voor een meer humoristische benadering kan men terecht bij 'MASH' en 'Catch 22'; Salter belicht vooral de tragiek van het individu.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.