Het leven in tijden van vrede
Francesco Pecoraro (Auteur), Els Van Der Pluijm (Vertaler), Hilda Schraa (Vertaler)
Beschikbaarheid en plaats in de bibliotheek
ARhus - De Munt
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Wereldbibliotheek, © 2017 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : PECO |
Besprekingen
Verrukkelijke doodsreutel van een doemdenker
Edwin Krijgsman
em/ov/18 n
Ze hebben iets onweerstaanbaars, de sakkerende, gedesillusioneerde, misantropische hoofdpersonen die je met zalvende regelmaat tegenkomt in de wereldliteratuur, de angry elder men, de Statlers en Waldorfs van de letteren - Remco Camperts Somberman, Svevo's Zeno Cosini, de schilder Strauch uit Vorst van Thomas Bernhard. Het leven heeft hun vooral ontluistering gebracht, hun medemensen zijn de hel, de wereld gaat naar de bliksem en alles wordt in rap tempo minder, niet in de laatste plaats hun eigen lichaam, dat inmiddels de autonomie heeft uitgeroepen en doet waar het zin in heeft, uitdijen, verweken, uithangen...
Ingenieur Ivo Brandani, verteller uit de roman Het leven in tijden van vrede, het - rijkelijk late - romandebuut van Francesco Pecoraro (1945), is ook verre van een fuifnummer. Of zoals hij zelf zegt: hij lijdt aan IMS, het Irritable Male Syndrome. Dat treft mannen op leeftijd, mannen die schrikken als ze in de spiegel kijken omdat ze daar hun vader zien, mannen bij wie onsmakelijke haartjes uit de neus en oren groeien. Op het bloedhete vliegveld van Sharm el-Sheikh wacht Brandani op een vlucht naar huis, uiteraard vertraagd, naar de 'Stad Gods', de hoofdstad van 'het Schiereiland'. Hij is 69 jaar, een bouwkundig ingenieur wiens pensioen 'voor de deur' staat, en terugkijken op zijn leven is hem geen onverdeeld genoegen. Het is '29 mei 2015, 9.07 uur (a.m.)', en vanaf dat tijdstip verkeren we enkele uren in het gezelschap van Ivo Brandani - om precies te zijn tot '7.47 p.m.': 500 pagina's waarin krap 12 uur verstrijken. Dat zijn heel veel woorden per uur.
Maar het moet gezegd: Brandani is, ondanks zijn nurkse aard, zeer aangenaam gezelschap; iedere bar zou een stamgast als hij moeten hebben. Als Brandani eenmaal begint, is hij niet meer te stuiten. Pecoraro heeft de eerste pakweg 150 pagina's nodig om zijn held aan ons voor te stellen, en toegegeven, dat is even doorbijten. Maar wie zich laat meevoeren door het waanzinnig wijdlopige georeer van deze doemdenker, is definitief verkocht.
In de uren die we met hem verkeren, laat Brandani in een overdonderende gedachtenstroom (vertaalsters Els van der Pluijm en Hilda Schraa hebben een indrukwekkende prestatie geleverd) zijn leven voorbijdenderen: zijn geboorte vlak na de oorlog, zijn jeugd in een gezin met een autoritaire, soms gewelddadige vader, 'de Driftkop', en een moeder, 'het enige wezen ter wereld met wie Ivo zich volledig verbonden had gevoeld', die hem beschermde, zijn schooltijd met het geflikflooi met bebeugelde bakvissen, zijn studententijd te midden van de onrust in de jaren zestig, toen iedereen idealen leek te hebben maar Ivo al het onheilspellende gevoel had nergens bij te horen, zijn studie filosofie, een keuze die zijn vader razend had gemaakt, de docent die hem een 'nepslimmerik' noemde - 'Hoe heet u? Ja, Brandani. Die bestaan, weet u? Lui die alles altijd ingewikkeld maken, die interessant lijken omdat ze problemen zo stellen dat het origineel, erudiet klinkt, maar daar blijft het bij...' - een opmerking die sindsdien in zijn gedachten voortwoekert, zijn overstap naar bouwkunde, zijn carrière in de internationale bouwwereld, waarvoor hij zich als een hoer veil heeft geboden aan het kapitalisme, zijn kreupele liefdesleven en dan nog dat verschrikkelijke ouder worden, dat hem, alsof het allemaal nog niet erg genoeg is, het gevoel geeft dat zijn vader bezig is aan een wedergeboorte in hem, 'net als dat monster uit Alien in de buik van John Hurt'.
Je let even niet op en voilà, opeens ben je oud en zit je de eindbalans op te maken. Die van Brandani's leven is weinig verheffend. Hij is 'niet heldhaftig, niet dapper, niet dominant, iemand die niet gelooft, die nergens in gelooft, nooit ergens in heeft geloofd, zelfs niet toen ik het tegenovergestelde dacht...', hij werd 'een einzelgänger en buitenstaander', zijn liefdesrelatie is op de klippen van zijn koppigheid gelopen, gelukkig heeft God verhoed dat hij kinderen heeft verwekt, hij heeft 'geen enkele vriend meer die die naam waardig is' en daarom gedoemd om eenzaam te sterven. 'Ik heb alles verkeerd gedaan', sombert hij. 'Om je dood te lachen... Ik heb mijn leven verpest...' En het blijft, ondanks of juist door alle Temesta die hij slikt, maar broeien in Brandani's bovenkamer: 'Als hij zijn tong rechtstreeks op zijn hersenen zou aansluiten, zou hij alleen vloeken en schelden.'
Er valt moeilijk weerstand te bieden aan Pecoraro's maniakele vertelkunst, waarin ieder detail, iedere gedachte (het krampachtige bestaan van de anus, de teloorgang van de diepzeefauna, de adembenemende schoonheid van de Firth of Forth Bridge in Schotland - met foto's), kan exploderen in pagina's vol woorden, ieder onderwerp een bruistablet die in een wip voor vele pagina's verfrissende tekst zorgt. Pecoraro overtreft zichzelf als verteller wanneer hij Brandani, pootje gehaakt door zijn eigen ijdelheid, laat zwichten voor het verzoek van zijn baas, een keiharde manager, om mee te gaan op een zeilvakantie langs de Griekse eilanden. Dat verhaal vertelt hij met zoveel sardonische humor en suspense dat het zweet van je rug loopt.
Wie het zitvlees heeft om zich door deze enorme berg verheven geouwehoer heen te eten, wordt uiteindelijk onthaald op het daverende vergezicht dat Brandani's endlifecrisis ons gunt. En omdat we het geluk hebben dat Brandani een zeer belezen, erudiet man is, biedt dit epos en passant ook een blik op een halve eeuw westerse beschaving, of liever gezegd de teloorgang daarvan, en op de deerniswekkende staat van zijn vaderland, bevolkt door lieden die uitblinken in wanorde, verwaarlozing, slonzigheid, 'wie kan het ene fuck schelen waar jij je kapotte plee en je koelkast dumpt... Van het talud langs de provinciale weg omlaag: en waar anders?' Verdomme, nog maar een Temesta.
Het leven in tijden van vrede is de verrukkelijke doodsreutel van een man die al van jongs af aan het gevoel had 'in de val te zitten' en nu, ten langen leste, met zijn rug tegen de muur van het grote niets staat.
****
Uit het Italiaans vertaald door Els van der Pluijm en Hilda Schraa. Wereldbibliotheek; 494 pagina's; € 29,99.
Leven in puin
Roderik Six
em/ov/15 n
Luchthavens zijn de aardse versie van het vagevuur: straks mag je naar de hemel, maar eerst moet je in deze gematigde hel van staal en glas je straftijd uitzitten. Ook de bijna-zeventigjarige Ivo Brandani zit gevangen in het limbo van de transitzone. Zijn vliegtuig naar Sharm-el-Sheikh heeft vertraging, doch geen nood: er is Temesta, een krant en de tuimelende gedachten in zijn hoofd. Terwijl hij in een krap kuipstoeltje de toeristenmassa observeert, overdenkt hij zijn lange leven.
Altijd een buitenstaander geweest, Brandani. Een tweederangsfiguur: niet krachtig genoeg om op te komen tegen zijn strenge vader, te laf om zich aan te sluiten bij de revolutionaire studentenbeweging aan de universiteit, niet intelligent genoeg om zijn studie filosofie af te werken en uit gemakzucht besluit hij dan maar om braaf ingenieur te worden. En ook in zijn beroepsleven oogst hij weinig succes: nooit zal hij een gebouw ontwerpen, nooit zal hij een brug bouwen, altijd staat hij op het achterplan, altijd is hij het knullige slaafje van managers die wel over een pitbullmentaliteit beschikken. De vrouwen in zijn leven verlaten hem één voor één: of ze vinden een spannender man, of hij verknoeit het zelf door zijn puberale ontrouw.
Het maakt van Brandani een bittere, norse man. Iemand die inwendig kookt, maar uitwendig altijd beleefd blijft. Het vergt weinig moeite om in Brandani de belichaming van het West-Europa van de voorbije vijftig jaar te herkennen. Een continent dat in vrede leeft, dat zich – ondanks de revolte in de jaren zestig – heeft neergelegd bij het neoliberalisme en daar de vruchten van plukt in de vorm van massatoerisme, tweede auto’s en villa’s in de buitenwijken. Een misnoegd continent ook: te verwend om de vredestijd te appreciëren, te bang om weerstand te bieden aan de afbreuk van de welvaartsstaat.
Brandani lijkt weggelopen uit een roman van Michel Houellebecq, maar zijn schepper, de Italiaanse debutant-op-leeftijd Francesco Pecoraro – hij is de zeventig voorbij –, heeft hem die typische sarcastische kwaadaardigheid ontzegd, zodat hij overkomt als een laffe cynicus. Niet meteen een verteller die sympathie opwekt maar de levensverhalen van de knullige mislukkeling boeien wel, ook al moet je je soms door de gedachtenstroom ploegen: Pecoraro weigert Brandani’s leven chronologisch neer te schrijven en vaak springt hij associatief van de hak op de tak. Dat levert een verbrokkelde en soms overvolle roman op, waarin knappe scènes worden afgewisseld met bitsige parlando’s, maar dat maakt Brandani bijna menselijk, de moeilijke vriend met wie enkele wachturen op de luchthaven tegelijk leuk en enerverend kunnen zijn.
***
Wereldbibliotheek (oorspronkelijke titel: La vita in tempo di pace), 494 blz., € 29,99.
J. Hodenius
De filosofisch aangelegde 69-jarige ingenieur Ivo Brandani, die werkt als coördinator van een constructiebedrijf, kijkt tijdens een vertraagde vlucht terug op zijn leven als buitenstaander. Hij wordt verscheurd tussen de commerciële eisen van werk, (het verraad van) zijn idealen en zijn vrijheidsstreven (motto ‘Ik ben anders, jullie krijgen me nooit.’). Hij wordt iemand die nergens anders meer in gelooft dan in ‘zelf in leven blijven in de best mogelijke omstandigheden’. Zijn meanderend, steeds verder terug in de tijd gaande betoog, met tussen bezieling en frustratie pendelende uitweidingen over esthetiek en de functionaliteit of de afname van kwaliteit, wordt op zijn Knausgaards opgediend in een mengeling van verteller en innerlijk debat. Het decor is het naoorlogse Italië, inclusief familiespanningen, geile Italiaanse zomers, studentenprotesten, bureaucratische machtsspelletjes en filosofische terzijdes. Dit boeiend zelfonderzoek in de debuutroman van de Italiaanse schrijver (1945, Rome) toont een tijdsbeeld van en vooral voor de mannelijke babyboomer. Shortlist Premio Strega.
Verslavend debuut van laatbloeier
Ronald De Rooy
em/ov/11 n
Deze indrukwekkende eerste roman van laatbloeier Francesco Pecoraro zul je niet in eerste instantie voor het verhaal lezen. Zijn verslavende aantrekkingskracht zit vooral in de bruisende, eindeloze stroom woorden, beelden en gedachten. Pecoraro's literaire referentiepunten vinden we dan ook in de groten van het modernisme: Svevo, Musil, Céline, en misschien bovenal Carlo Emilio Gadda, de 'Italiaanse Joyce', wiens rabiate geest en stijl op veel pagina's doorschemeren. Net als Gadda creëert Pecoraro een verteller die een prikkelende kruising is tussen een technisch ingenieur en een amateur-filosoof met ontluisterende, nihilistische inzichten.
Ivo Brandani, geboren in het voorjaar van 1945 en inmiddels 69 jaar oud, is een gedesillusioneerde babyboomer. Op het vliegveld van de Egyptische badplaats Sharm-El-Sheikh, een anonieme 'niet-plaats' waar hij urenlang zit te wachten op zijn vertraagde thuisvlucht, ontvouwt Brandani ons zijn hele leven en zeven decennia van ons westerse tijdperk van vrede. Namen van landen, instellingen, steden, en personen worden consequent als abstracte entiteiten aangeduid. Rome is de Stad Gods, hoofdstad van het Schiereiland, met Grote Rivier, Fontein en Heidense Tempel uit de tijd van het Oude Imperium. En zo bestaat het gezin Brandani uit Vader, (ex-)fascistisch en almachtig, Moeder, warm en beschermend, Grote en Kleine Zus.
In een verhaal dat steeds verder terug in de tijd voert, staat Brandani stil bij de meest (ver)vormende perioden en ervaringen uit zijn leven.
Te beginnen bij zijn laatste project: het stukje bij beetje vervangen van het afstervende koraalrif voor de kust van Sharm door kunstkoraal, 'een enorme, kolossale pop-upinstallatie onder water'. Naar Brandani's overtuiging zal uiteindelijk de hele wereld ten prooi vallen aan dit soort artificiële post-natuur, omdat de echte het zal moeten afleggen tegen kunstmatige imitatie. Ronduit apocalyptisch is de scène van Brandani's eerste werkdag bij de Technische Directie van het Achtste Stadsdistrict van de Stad Gods, waar de Grote Rivier bijna buiten zijn oevers treedt en het historische centrum onder een zondvloed van vele meters water dreigt te verdwijnen.
Eveneens memorabel is het verhaal van zijn kortstondige carrière bij een wereldwijd opererend constructiebedrijf in de nietsontziende wereld van het Kapitaal. Dan volgen schitterende impressies van het studentenleven in de woelige jaren zestig, wanneer Brandani van een korte initiatie in de Filosofie overstapt naar Techniek. Via obsessieve visioenen en fantasieën over het andere geslacht in zijn middelbare schooltijd belanden we bij Ivo's kleuterjaren. Alleen toen was de Oorlog nog tastbaar dichtbij, in de vorm van een griezelige kuil van een ingeslagen bom, vlak bij het ouderlijk huis.
Als Brandani na deze slopende dag wachten, terugblikken, bespiegelen van hoog in de lucht eindelijk zijn Schiereiland weer ziet opdoemen, ontwaart zijn filosofische blik in het kilometers lager gelegen landschap de oorsprong van de chaotische volksaard van zijn landgenoten. Duidelijke scheidslijnen duiden op een dieper gelegen gevoel voor orde, de 'wil van een cultuur, van een volk, om zich te verzetten tegen de chaos'. Maar Brandani ziet op zijn Schiereiland een heel ander schouwspel: "Kijk maar, het onmiskenbare keurmerk van mijn landgenoten, van de cultuur waaruit ik voortkom, van de beschaving die me heeft voortgebracht... Kijk maar, dat kluwen van individuele verlangens dat er nooit in is geslaagd systeem te worden, laat staan eensgezindheid, eenstemmigheid, consensus, beschaving, behalve dan geconcentreerd op enkele afgebakende plekken, in de privésfeer, nooit publiekelijk."
Hoewel Pecoraro misschien niet steeds dezelfde zinderende spanning weet vast te houden, bevat zijn monumentale, indrukwekkende boek een schat aan microverhalen en originele gedachten over onze tijd. Onze feitelijk tijden van vrede zijn tegelijkertijd tot op het bot getekend door vroegere en verre oorlogen, én doortrokken van de chaos en conflicten van het Kapitaal: "Vrede is de oorlog van iedereen tegen iedereen: nauwelijks fysiek geweld, maar de strijd is kwaadaardig en wreed, vanwege de noodzaak om ruimte te veroveren, om zelfs maar een klein deel van de beschikbare inkomstenbronnen te bemachtigen, een klein beetje macht, voor wie dat interesseert... Een oorlog zonder helden, die wordt uitgevochten met ladingen cocaïne, antidepressiva, kalmeringsmiddelen, kettingroken..."
oordeel
Bruisende stroom beelden en woorden.
Vert. Els van der Pluijm en Hilde Schraa Wereldbibliotheek; 496 blz. € 29,99.
Suggesties
Krijg een e-mail wanneer dit item beschikbaar is
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.