Joseph Haydn : Leven en Werken
Clemens Romijn
Eveline Nikkels (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Bluestone Publishers, 2003 |
Muziek Informatief : NIKK |
31/12/2010
Nog iets nieuws over Mahler?
150 jaar Gustav Mahle
'This, as they say, is the big one'. Zo begon de februarinieuwsbrief van Gramophone, het meest prestigieuze tijdschrift voor klassieke cd's. De grote waarvan sprake is, heet Gustav Mahler. In 2010 is het 150 jaar geleden dat hij geboren werd. En volgend jaar is hij honderd jaar dood. Het feest zou dus nog lang kunnen duren. Het is trouwens al lang bezig, minstens sedert de jaren zestig. Bijna langer dan het leven van Mahler, die op zijn 51ste een onvoltooide tiende symfonie naliet met daarin de kiem van de atonaliteit die Berg, Schönberg en Webern in zijn kielzog al hadden doorgetrokken. Ooit beweerde Mahler dat zijn tijd nog zou komen. De zin vormt een van de kernboodschappen in de lichtjes hilarische en zwaar smakeloze Mahlerfilm die Ken Russell in 1974 op zijn hip publiek losliet. Ondertussen is de uitspraak al duizend keer bewaarheid ? eigenlijk elke dag sedert de jaren zestig. Toen begon, onder meer via Leonard Bernstein, de Mahlercultus ? sommigen spreken van een ziekte ? die pathos en ironie even makkelijk wist te combineren als romantiek en modernisme, kinderlijke naïviteit en nietzscheaans cynisme.
Het opvallendste aan die combinatie is de zelfbewustheid. Als Kellendonks omschrijving van de kunst als 'oprecht veinzen' ergens van toepassing is, dan wel hier. Alles bij Mahler is gespeeld ? letterlijk en figuurlijk. Ook het schijnbaar direct emotionele is eindeloos gewikt en gewogen. De kleinste details worden uitgeschreven in aanwijzingen voor dirigenten, een bevolkingsgroep waarin Mahler, volgens Otto Klemperer de grootste dirigent ooit, blijkbaar geen vertrouwen had. Zelfbewust sentiment en gespeelde authenticiteit ? voor de moderne tijd waren dat de enige haalbare vormen. Naarmate die moderne tijd door de postmoderne ingehaald werd, trad het gespeelde nadrukkelijker op de voorgrond. De authentieke Mahler werd steeds meer gezocht in bewerkingen van zijn muziek, avant-gardistische van Luciano Berio (in Sinfonia), jazzachtige van Uri Caine. Er verschenen koorversies van het adagietto uit de vijfde symfonie, diezelfde symfonie werd getranscribeerd voor orgel (ik schreef bijna draaiorgel, want de draaimolen is nabij in die hallucinante versie), de onvoltooide tiende symfonie kreeg steeds meer voltooide versies, en in alle soorten muziek doken stukken Mahler op.
Oud en nieuw
De receptie van Mahler herhaalde op deze manier wat de componist zelf gedaan had: het nieuwe is rewriting van het oude, het eigene is transformatie van het andere. Mahler ? die zijn composities voortdurend herwerkte en herorkestreerde ? had zijn eigen stem gevonden in transformaties van allerlei muziekvormen, inclusief de muziek die hij dirigeerde (zo zit er nogal wat Bach, Beethoven, Berlioz en Bruckner in Mahler, om me tot de B te beperken) en die hij als kind gehoord had (bijvoorbeeld 'Bruder Jacob', waarvan hij een mineurversie gebruikt in de eerste symfonie). Het resultaat was volstrekt eigenzinnige, originele, moderne muziek die Mahlers tijdgenoten choqueerde. In 1891 bijvoorbeeld zei toenmalig topdirigent Hans von Bülow, met de handen over de oren, dat Mahlers Todtenfeier (een vroege versie van het openingsdeel van de tweede symfonie) niets met muziek te maken had en dat het stuk zo complex was dat het Wagner op Haydn deed lijken. Mahler schreef nieuwe muziek die op duizend manieren in de traditie verankerd was. Hij dreef de zogenaamd authentieke zelfexpressie ten top in en door het spel met de traditie. Hij maakte hoogstaande kunst door banale liedjes, boerendansen en knallende fanfares in zijn muziek op te nemen. De Franse socioloog Pierre Bourdieu noemde 'la barbarie civilisée' typisch voor Mahler, 'qui a poussé plus loin qu'aucun autre le jeu dangereux avec la facilité et toutes les formes de récupération savante des "arts populaires" ou même du "pompier"'.
Mahlers combinatie van tegenstellingen blijft het ook in onze tijd goed doen. Nog steeds fascineert het-nieuwe-door-het-oude. Er verschijnen steeds nieuwe Mahlerfilms, nieuwe choreografieën (de dansbare Mahler, een hele ontdekking), nieuwe uitvoeringen ? was Mahler vroeger een beproeving voor toporkesten, dan speelt een goed orkest hem nu zonder veel problemen ? en nieuwe boeken.
Die nieuwe boeken moeten opboksen tegen een reeks klassieke studies. Eind jaren vijftig verscheen Donald Mitchells tweedelige Mahlerstudie, die later uitgroeide tot drie delen. In de jaren zeventig en tachtig publiceerde Henry-Louis de la Grange zijn driedelige en vierduizend pagina's tellende biografie van Mahler. Het werk werd ingeleid door Pierre Boulez, in die tijd nog de icoon van het onverzettelijke modernisme dat geen boodschap heeft aan melodie en emotie. Die koele icoon schreef in de inleiding dat een biografie in het geval van Mahler zeer op zijn plaats was aangezien diens muziek in verhaalvorm het leven van de componist vertelde. Boulez sprak van een 'narration, essentiellement personnelle'. Uiteraard had hij, als avant-gardist, oog voor de muzikale vorm die volgens hem de biografie oversteeg, maar met zijn omschrijving van Mahlers muziek als een soort levensroman paste hij in de traditie die nog steeds het gros van de Mahlerstudies beheerst. Alleen de academische analyses wijken daarvan af.
De nadruk op Mahlers leven heeft niet alleen te maken met de schijnbaar confessionele vorm van zijn muziek, maar ook met de talrijke biografische verslagen van getuigen uit Mahlers tijd. Mahlers vrouw, Alma Schindler, schreef uitgebreid (en volgens velen tendentieus) over haar man. Natalie Bauer-Lechner en Bruno Walter lieten betrouwbare herinneringen aan de componist na. Voor de persoon die over Mahlers muziek wil schrijven, lijkt Mahler de mens altijd binnen handbereik. Ondertussen vallen die studies niet meer te tellen. In de Parijse 'Médiathèque Musicale Mahler', gesticht door De la Grange, zijn meer dan 20.000 titels te vinden. Een nieuwe inleiding op het werk van Mahler schrijven, lijkt een onmogelijke opdracht.
Mahler in Nederland
Dat Mahler onbegrepen was, is een mythe, maar het zou ook overdreven zijn te zeggen dat zijn muziek meestal op gejuich werd onthaald. Hij oogstte enorme successen ? bijvoorbeeld in juni 1910, toen hij te München de première van zijn kolossale achtste symfonie dirigeerde voor een extatisch publiek met daarin onder meer Thomas Mann ? maar ze kwamen meestal laat in zijn carrière en ze waren niet constant of algemeen. In Nederland vond Mahler naar eigen zeggen een nieuw muzikaal vaderland ? een echt vaderland had hij niet, volgens zijn beroemde uitspraak dat hij 'dreifach heimatlos' was, eerst als Bohemer in Oostenrijk, dan als Oostenrijker in Duitsland en tot slot als Jood over de hele wereld. In de Nederlandse waardering speelden dirigent Willem Mengelberg en zijn Concertgebouworkest een centrale rol. Nu nog is dat ensemble het Mahlerorkest par excellence. De Nederlandse bronnen over deze warme internationale verstandhouding vermelden meestal dat Mahler de Nederlanders 'hoogst originele mensen' vond; ze citeren zelden de rest van de brief waarin Mahler zegt dat hij in Nederland op zoek ging naar Max Havelaars, maar meestal Droogstoppels ontmoette.
Droogstoppels of Havelaars, de Nederlanders hebben Mahlers muziek én persoon wel degelijk enthousiast onthaald. De componist heeft dan ook een indrukwekkend artistiek spoor nagelaten in de Nederlandse cultuur. In 1995 werd dat spoor ten dele nagetekend in de verzamelbundel Mahler in Amsterdam: van Mengelberg tot Chailly. Amsterdam organiseerde op dat moment het tweede Mahlerfeest ? het eerste dateerde van 1920 en vierde het zilveren jubileum van Mengelberg. Het chronologische overzicht van de Amsterdamse Mahlerreceptie in dat boek is interessant, maar naar aanleiding van dit (dubbele) Mahlerjaar zou een ruimere receptiestudie welkom zijn. Dan zou men het niet alleen moeten hebben over de uitvoeringstraditie, maar ook over de muzikale invloed van Mahler ? bijvoorbeeld op het werk van Alphons Diepenbrock, de jonge Willem Pijper en Otto Ketting ? en over zijn onbezoldigd optreden in literaire werken, onder meer van Harry Mulisch, Louis Ferron, Menno van Beekum en Helene Nolthenius. Of in de novelle Mahlers Mater Dolorosa (1992), waarin Martin van Amerongen de beroemde ontmoeting tussen Freud en Mahler in Leiden fictionaliseerde.
Ook een overzicht van de talloze Nederlandse essays over Mahler zou welkom zijn in dit herdenkingsjaar. Een van de klassiekers in die essayreeks is Gustav Mahler van Simon Vestdijk. Dat boek verschijnt nu in een nieuwe editie, getiteld Over Gustav Mahler, die alle Mahler-essays van Vestdijk samenbrengt. Naast het boek zijn dat: een essay over Mahlers 'aangetaste' melodievoering, een stuk over de contrasten tussen de derde en de negende symfonie, en een beschouwing over het zeer nauw luisterende tempo in Mahlers muziek. Kern van de nieuwe uitgave is echter Vestdijks Mahlerboek, volgens de ondertitel een studie 'over de structuur van zijn symfonisch oeuvre'. Met de hem eigen systeemdwang en behoefte aan helderheid reduceert Vestdijk die structuur tot 'een regelmatige afwisseling van spanning en ontspanning, van activiteit en receptiviteit, van "systole" en "diastole"'. De medische terminologie (systole verwijst naar de samentrekking van de hartspieren, diastole naar de ontspanning) is ironisch ? alles in Mahlerland is ironisch ? omdat Mahler stierf aan een bacteriële hartinfectie. Maar ze is vooral bedoeld als een wetenschappelijk patina dat de simpele structuur aanvaardbaar moet maken.
Vestdijk reduceert een rijk oeuvre tot een mechanische opeenvolging van ontspannen muziekstukken (ruwweg de oneven symfonieën, inclusief de soms hysterische en gewrongen vijfde symfonie) en overspannen werken. Die afwisseling zou voortkomen uit één bron, 'een eenheid van scheppende impuls', die Vestdijk vat in een verhaal over een held die in een tiental symfonieën op zoek gaat naar de hemel zoals een alpinist naar de hoogste top. De inleiding van Ramsey Nasr verkent die hemel via een lyrische tekst over de vierde symfonie, die eindigt met een lied over het hemelse leven. Nasr confronteert de hemel van de componist met die van de door Mahler bewonderde dirigent Mengelberg. Die laatste droomde van neutraliteit en zuiverheid, en omarmde daardoor in de Tweede Wereldoorlog het nazisme ? de hel voor zijn aanbeden componist. 'En de jood fluistert: "dat is de smet van europa / dat allen zeggen / dat gaat mij niet aan".'
Oud nieuws
In vele opzichten is het zogenaamd nieuwe boek van Eveline Nikkels oud. Om te beginnen sluit Gustav Mahler (1860-1911): een leven in tien symfonieën aan bij de typische Mahlerstudies die muziekstukken beschrijven als verhalen over het leven van de componist. Nikkels noemt de symfonische wereld van Mahler 'een levensroman'. Ten tweede verscheen dit boek eerder in 2003, bij Bluestone Publishers, toen verkrijgbaar bij Kruidvat. Alleen het korte voorwoord is nieuw en aan het eind is een zinnetje toegevoegd over het Nederlands Muziek Instituut in Den Haag. Voor de rest is 2010 hetzelfde als 2003. Dat die oorspronkelijke editie nergens vermeld wordt in de herdruk, zegt iets over de Mahleriaanse recyclage van het oude als het nieuwe. 'De liefde voor Mahler gaat hand in hand met de commercie,' schrijft Nikkels ? onbedoeld ironisch ? in haar boekje.
Het eerste deel van het oude/nieuwe boek beschrijft het leven van Mahler, van zijn geboorte in 1860 in Kalist tot zijn dood in 1911 in Wenen. Het is een overzichtelijk verhaal, een beetje droog, dat zich niet te veel bezondigt aan verheerlijking, maar dat een biografie toch af en toe verwart met een Griekse tragedie: 'Als we naar Mahlers leven kijken zien we dat het lot vaker ingrijpt, hetzij met een duwtje of een flinke duw van Mahler, of zomaar spontaan.' Jood-zijn is zo'n lot. Als Mahler Alma ontmoet en in ijltempo met haar trouwt, zegt Nikkels: 'Hij was nu de veertig gepasseerd en had nog steeds geen eigen nageslacht, een feit dat voor een jood ? ik denk dat Mahler hierin toch duidelijk zijn mozaïsche opvoeding getrouw bleef ? onaanvaardbaar was.' Zo'n verbijsterende opmerking, die het midden houdt tussen raciaal en opvoedkundig determinisme, bespaart natuurlijk heel wat bronnenonderzoek. Je hoeft Mahler niet te citeren, je behandelt hem gewoon als een personage en je speelt de alwetende verteller. Bronvermeldingen bij citaten ontbreken.
Nikkels schildert haar portret wel degelijk met kennis van zaken, maar evenzeer met grove penseeltrekken. Zo schuwt ze geen sweeping statements. Bijvoorbeeld: 'Soldatenliefde en vooral soldatenleed zullen twee rode draden binnen zijn totale oeuvre vormen.' Waar die rode draden in de laatste drie symfonieën zitten, is niet zo helder. En ook in de eerdere werken zijn wel belangrijkere thema's (als natuur en Weltschmerz) aan te wijzen. Voor Nikkels is het werk het product van het leven, bijvoorbeeld: 'De heftige gevoelens die in zijn kunstenaarsziel branden, resulteren opnieuw in heftige muziek, dit keer de Eerste symfonie.'
Geen wonder dat de behandeling van de muziek in het tweede deel weinig technisch en musicologisch is, maar overwegend vertellend en autobiografisch. De Vestdijktraditie leeft voort. De eerste symfonie is 'hoofdstuk 1 van Mahlers levensroman', het lied 'Um Mitternacht' is 'een zoveelste zelfportret van de componist, al wist hij toen nog niet wat het lot voor hem in petto had'. Toegegeven, Mahler heeft als romanticus vaak genoeg gezegd dat zijn muziek zijn leven was, maar ze was ook het hele universum, zei hij, en vooral: ze was een zelfbewust technisch hoogstandje dat de muziekgeschiedenis in zich opnam en een nieuwe richting uitstuurde. Die muzikale aspecten komen in dit boek slechts sporadisch en oppervlakkig aan bod, bijvoorbeeld wanneer Nikkels opmerkt dat Mahlers voorkeur voor de kwart in de eerste symfonie herinnert aan Bruckner of dat zijn fuga's en canons in de negende bij de Tweede Weense School aansluiten. In het laatste hoofdstuk wordt Mahler gesitueerd ten opzichte van enkele muzikale verwanten, en dat vormt een van de interessantste stukken van dit boek. Er is ook een lijst van Mahlers werken en een hoofdstuk over Mahler in Nederland.
Mahler in the box
Iets origineels bevat het boek van Nikkels niet, maar de vraag werd al gesteld: hoe nog iets nieuws over Mahler te zeggen? Eén mogelijkheid is bekende liefhebbers vragen om persoonlijke ervaringsverslagen. Het Concertgebouw laat elf auteurs aan het woord ? ieder krijgt één symfonie (inclusief Das Lied von der Erde). Was Nikkels twee keer oud, dan is deze editie dubbel nieuw: ze bevat niet alleen nieuwe stukken (afgezien van Nasrs beschouwing over de vierde), ze is ook een nieuw soort boek, meer bepaald een doos met dunne en dure dossiers waarvan de bladzijden opengescheurd kunnen worden. Prijzen variëren van 75 tot 1000 euro, afhankelijk van de exclusiviteit. Mahler en commercie, zoals Nikkels al zei. Dat is natuurlijk niet nieuw, de Mahlerliteratuur omvat bekende voorbeelden als The Mahler Album van Gilbert Kaplan en de Facsimile Edition of the Seventh Symphony.
In zijn voortreffelijke inleiding van Schrijvers over Mahler 2010-2011, 'Mahlers Elftal', onderkent Bas van der Putten 'de fixatie op de autobiografische dimensie' in 'de Mahler-exegese'. Hijzelf gaat die dimensie allerminst uit de weg, maar combineert ze met een scherp oog en oor voor Mahlers muzikale structuren. Christan Weijts heeft het over 'De Eerste Grote' als ? surprise, surprise ? een egodocument en een antwoord op de traditie. Erwin Mortier gebruikt de tweede van Mahler vooral als 'een generator van herinneringen, vragen en inzichten, die me als kind nooit zouden bezocht hebben'. De muziek en de biografie van de componist verschrompelen hier tot een zelfportret van de essayist. Interessanter is Thoméses stuk over de derde, een portret van een imaginaire componist, Sierk Wolffensberger, die meer dan een beetje lijkt op Louis Ferron, wiens cynische en wrokkige stijl Thomése moeiteloos pasticheert.
De musicoloog, auteur en componist Elmer Schönberger laat Alphons Diepenbrock een brief schrijven (aan zijn minnares Jo) over de eerste uitvoeringen van Mahlers vijfde. Dat werk schenkt Diepenbrock de grote stilte die hij ook in zijn eigen muziek, Im grossen Schweigen, zoekt. Konrad Boehmer neemt de zesde symfonie onder handen. Boehmer is doctor in de musicologie. Als avant-gardecomponist werkte hij samen met Stockhausen en de Darmstadt-school, als neomarxist stelde hij met J.F. Vogelaar een boek samen over Hanns Eisler, waarin de relatie tussen muziek en politiek centraal stond. In de zesde van Mahler zoomt hij in op 'de thematische reductie' (het korter maken van motieven) en laat hij overtuigend zien hoe Mahlers technieken vooruitlopen op 'alles wat wij aan verwevingstechnieken in de moderne muziek hebben leren kennen.' Zijn analyse is leerzaam en glashelder, moeiteloos het beste stuk uit de Mahlerdoos. Ze toont ook hoezeer de traditionele biografische interpretaties van de symfonie tekortschieten.
De zevende, Mahlers Cinderella, wordt besproken door Maarten 't Hart, die de Tsjechische roots van de componist blootlegt en beweert dat die heel wat van Smetana geleerd heeft. Willem Jan Otten beluistert de achtste en ? het zal niemand verbazen ? hoort hierin een onorthodoxe mis, terwijl hij Mahlers echte religiositeit hoort in het adagio van de onvoltooide tiende. Algemener is Mahlers muziek voor hem 'een soort godsdienstoefening'. Nummer negen is, gelukkig, in de minder religieuze handen van Allard Schröder, die deze symfonie verbindt met het eind van de negentiende eeuw ('een tijd die in zichzelf afdaalde') en het eind van de tonaliteit. Louis Ferron verzorgt hier een korte gastrol. Stefan Hertmans richt zijn aandacht op 'de wisseling der stemmingen' in Mahlers onvoltooide tiende. Hij vergelijkt die beurtrol met de maskerade bij Ensor en verbindt ze met Mahlers bedoeling 'de hele scala van tegenstrijdige emoties' te tonen 'die hij kenmerkend achtte voor een volledige menselijke expressie'. Geert van Istendael bespreekt Das Lied von der Erde, gecomponeerd tussen de achtste en negende symfonie. Hij heeft het vooral over de stem in die liedsymfonie, meer bepaald de stem van Kathleen Ferrier in de klassieke uitvoering met Bruno Walter. Ferriers reusachtige keelgat wordt nog eens gememoreerd ? in Classics Today vroeg iemand ooit eens: 'What was she, a singer or a fruit basket?'
Als fruitkorf is deze Mahlerdoos een delicatesse. De mooie vormgeving (door René Knip) en fraaie foto's (o.m. van Johannes Schwartz) maken van deze uitgave een hebbeding, tenminste voor bibliofielen. Mooi, onhandig en marginaal relevant ? dat is waarschijnlijk ideaal voor de bibliofiel. [Bart Vervaeck]
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.