Het goddelick herte, ofte de woonste Godts in het herte : tot welcke den Heere Jesus de ziele leert het selve te bereyden; haer leerende ende leydende van het beghinsel haerder bekeeringhe, tot het opperste der volmaecktheyt : seer profijtigh voor een yder die de oprechte deught ende volmaecktheyt bemindt ende betracht : ende oock voor die andere tot de selve willen leyden ende vervoorderendoor Fulgentius Bottens
Fulgentius Bottens