Over ziek zijn ; Hoe gaat het met je? ; Gods ruïne
Virginia Woolf
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2017 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : POEZIE : VANZ |
Luuk Gruwez
us/ug/04 a
In Leger, haar poëziedebuut, neemt de Nederlandse schrijfster Mieke van Zonneveld (28) al meteen de taak op zich de wortels en de bestemming van haar hele bestaan af te tasten. Zij of wie voor haar dichterlijke ik moet doorgaan - het is verleidelijk om dit onderscheid niet te maken - doet dat met het mes op de keel, of beter met het infuus in haar lijf. Hoe jong die ik namelijk ook is, hij/zij bevindt zich in de wurggreep van de dood. Het lijf is in een duel gewikkeld met wat heel expliciet 'acute promyelocytenleukemie' wordt genoemd. Het gaat om een ziekte als een gevangenschap en het is zaak daar, bewaakt door een 'leger' vijandige cellen, alsnog uit te ontsnappen. Het laatste gedicht heet dan ook 'Desertie'. De vraag is of er erg veel verschil is tussen een lichaam dat nog niet door ziekte is belaagd of inmiddels genezen is en een lichaam dat zich ondanks de genezing net zo goed gekluisterd voelt. En of het na die genezing − tweede betekenis van de titel − daardoor niet 'leger' wordt. Blijft men niet ongeneeslijk?
Een vanwege de herhaling nogal criante, maar tegelijk enigszins gelaten citaat van Ramses Shaffy leidt de bundel in: 'Maar we leven nog, maar we leven nog./ (...)/ We leven nog, en niet zeuren.' Zeuren doet Van Zonneveld allerminst. Ze laat alleen zien dat de mens, gezond of niet, door zijn lichaam gegijzeld wordt. Ze vraagt zich af waarom wij het zo weinig voor het zeggen hebben, waarom mensen in tegenstelling tot sommige andere zoogdieren niet kunnen profiteren van de geborgenheid van een vacht, hoe het komt dat haast niemand in zijn lichaam past. Er waakt over elk van ons, zo schijnt ze te denken, een cipier die wij omhelzen en dan weer verfoeien.
Kinderjaren
Ik kan mij niet ontdoen van de indruk dat het instrument daartoe in de wereld van Van Zonneveld onder meer de religie van de kinderjaren is. Haar God raakt zijn hoofdletter maar niet kwijt, laat zich de deur niet wijzen, dicteert wat mag en wat niet, bepaalt de grenzen van goed en kwaad, markeert de voorwaarden van elk lichamelijk genot en staat te dreigen met zijn toorn. Er treedt, als diens mogelijke vertegenwoordiger op aarde, een vaderfiguur op die heel sterk de overtuiging wil doordrukken dat alle kwaad van begeerte afkomstig is. Van Zonneveld is het daar aanvankelijk niet oneens mee: 'Begeerte, zei mijn vader, is de wortel van het/ kwaad. Ik leerde dat het waar was maar ik leerde het/ te laat, de uitgestrekte leegte vrat me op en heeft me uitgebraakt.'
Hoewel er een schuldbesef aan haar ziekte kleeft, komt zij op een bepaald moment in de bundel gedecideerd in opstand tegen dat vaderlijke dictaat en laat zij geliefden ruim tot haar leefwereld toe. Dit vereist een breuk met het verleden, die zich in deze bundel in hoge mate laat voeden met het idioom van de christelijke en de antieke cultuur. Het eerste gedicht zet de toon. Het gaat over Babel, de stad die in het Oude Testament staat voor het centrum van de spraakverwarring, geen ontoepasselijke metafoor in een dichtbundel waarin de dichter zich een identiteit probeert aan te meten. Omringd door ziekte. 'Tussen levenslust en doodsdrift/ hurkt een uitgemergeld meisje./ Voed haar of dood haar.', staat er verder te lezen. Maar zij weigert nog langer te gehoorzamen aan een ziekte die haar onbeholpen en afhankelijk maakt. De vraag is of deze weigering haar zoveel gelukkiger maakt. Zij heeft dan wel het geloof in een God ingeruild voor de 'plakkerige afgod' die vrijheid heet, maar die is 'een deken die haar niet werkelijk bedekt'. 'Ik mis U', zo spreekt zij haar oude God aan, 'en dat is het. Te worden aangeraakt. Te worden opgewekt.' En weer is er dat besef: hoe komt het toch dat wij, mensen, het zonder vacht moeten stellen?
Niet alle gedichten die naar de hellenistische en christelijke wereld verwijzen, zijn even helder. Het mysteriegehalte van Van Zonnevelds poëzie is soms groot, maar net zo goed lezen wij keelsnoerend heldere gedichten over de ziekte waarmee zij heeft gekampt. Een ervan heet 'Nee'. Het behoort tot de mooiste poëzie die ik het afgelopen decennium gelezen heb. De titel verwijst naar de weigering nog langer voetstoots het dagelijkse te accepteren. Misschien omdat de ik die zij ten tonele voert, niet zomaar beaat is van haar herwonnen gezondheid. De vraag is namelijk wat verkieslijker is, het gezonde lijf of het lijf dat tot een veldslag wordt gedwongen? Typerend hiervoor zijn deze verzen: 'Want toen ik dagelijks achtentwintig/ pillen slikte, sliep aan een infuus/ en douchte onder toezicht/ (...)/ was ik niet zo ziek als nu.' Niet altijd laat men zich zijn ziekte afnemen. Want zij betekent ook identiteit. Dit is poëzie die op zoek naar een aankleding gaat. Het is moedig van Van Zonneveld dat zij dat klaarspeelt door eigenzinnig gebruik te maken van culturele referenties waarop weinigen nog een beroep doen zonder dat zij aan eigentijdsheid inboet. In een bundel die misschien wel het beste debuut in jaren is.
De Bezige Bij, 61 blz., 16,99 € (e-boek 9,99 €).
Aarti Rampadarath
Mieke van Zonneveld (1989) won in 2013 de Turing Gedichtenwedstrijd met haar gedicht 'Nee'. Ze publiceerde eerder in De Tweede Ronde, De Gids, Awater, Das Magazin, Liter en Avantgaerde. 'Leger' (2016) is haar debuut. In deze bundel komen thema's voorbij die het leven van een jonge, Nederlandse dichter beroeren: liefde, ziekte, hoop en angst. De Bijbel en Bijbelspreuken zijn prominent aanwezig. Van Zonneveld is als neerlandica bekend met dichterlijke woorden. Leuk bedacht is 'verlangensleeg', maar mooier is het doodgewone 'teenslippers' in het gedicht 'Dagboek van een lentemeisje'. In het gedicht 'Opperkleed' zegt ze: 'Leer mij minder pathetisch te schrijven'. Wat betreft deze pathetiek zal de tijd onvermijdelijk zijn werk doen. Het gedicht 'Onder de douche' heeft echter een krachtige titel en een nog krachtiger inhoud. De titel 'Leger' komt uit een sereen gedicht, 'Desertie'. Het einde is beknopt: 'Geen opstand zo gelaten en geen aftocht zo bedeesd. / Ze is leger nu, maar leeft.' Op deze bundel van 56 pagina's moet je rustig kauwen. Winnaar Eline van Haarenprijs 2018.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.