De toegewijde tuinier
John Le Carré
John Le Carré (Auteur), Rob van Moppes (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij Luitingh-Sijthoff, 2016 |
VOLWASSENEN : ROMANS : LECA |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij Luitingh-Sijthoff, 2016 |
VOLWASSENEN : ROMANS : LECA |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Uitgeverij Luitingh-Sijthoff, 2016 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 7321 |
Frits Van Exter, VK
te/ep/07 s
John le Carré is eigenlijk spion van geboorte. "Ontduiking en misleiding waren de noodzakelijke wapens van mijn jeugd", schrijft hij in De duiventunnel - Verhalen uit mijn leven. Zijn moeder verliet hem toen hij 5 was, omdat ze niet bestand bleek tegen een echtgenoot voor wie bedriegen, in liefde en in zaken, zoiets als ademhalen was. Op de verschrikkelijke kostschool vermomde hij zich als opgewekte leerling. De spionage en het schrijverschap boden hem de mogelijkheid zich te verheimelijken, werkelijkheid en verbeelding zo te vermengen dat het onderscheid, ook voor hemzelf, vervaagde.
Hij was nog geen 17 toen hij Oxford en zijn vader ontvluchtte om zich in Zwitserland te verdiepen in de Duitse taal en cultuur, hetgeen in 1948 niet zo gebruikelijk was. In Bern zocht hij eenzaam en vertwijfeld zijn bestemming. Hij werd door geheim agenten op de Britse ambassade vlotjes ingelijfd om, in zijn woorden, 'te doen wat in vakjargon een beetje van dit en een beetje van dat wordt genoemd'. Het was vooral kruimelwerk: verslag uitbrengen van bijeenkomsten van linkse studentengroepjes. Het voelde, schrijft hij, 'als een soort thuiskomen'.
Het was de opmaat naar een korte loopbaan die, via de contraspionage in Londen, eindigde in de toenmalige Duitse hoofdstad Bonn, waar hij door MI6 was gestationeerd onder diplomatieke dekmantel. Benauwd in huwelijk en werk, was hij gaan schrijven. Na het grote succes van zijn derde boek, The Spy Who Came in from the Cold (Spion aan de muur, 1963), kon hij het zich veroorloven de dienst te verlaten. Als spion was hij al niet meer bruikbaar, nadat media hadden uitgevist dat John le Carré het pseudoniem was van David Cornwell. Hij wist niemand ervan te overtuigen dat hij slechts een gewone ambtenaar met veel fantasie was.
Nu is Le Carré bijna 85 jaar en 23 romans verder. Hij schrijft alle ochtenden stug door, maakt straffe middagwandelingen langs de kust van Cornwall, drinkt een glas op z'n tijd, geniet van een onverwacht gelukkig tweede huwelijk en kan zich nog steeds kwaad maken over het onrecht in de wereld, dat hem zoveel stof biedt.
Zijn laatste roman, A Delicate Truth (Een broze waarheid, 2013), was weer een groot succes, zelfs in de ogen van de critici die meenden dat hij na de val van de Muur was uitgeschreven.
Polonaise met Arafat
Le Carré heeft eerder gepoogd een echte autobiografie te schrijven, maar kwam daar niet uit. De duiventunnel is een bundel anekdotische verhalen, waarvan een aantal is gebaseerd op eerder gepubliceerde artikelen. Ze bestrijken een vol leven, waarin het succes vroeg kwam en hem nooit heeft verlaten, al had hij kort na 'zijn' Koude Oorlog inderdaad moeite zich als schrijver te hernemen; de 'oorlog tegen terreur' kwam als geroepen.
John le Carré kon in zijn leven de werkelijkheid vaak niet aan, maar in zijn boeken is zij onmisbaar. 'Van de geheime wereld die ik ooit kende, heb ik een theater proberen te bouwen van de werelden waarin wij leven.' En dat gold ook voor zijn heftige jeugdervaringen. Boeken zoals A Perfect Spy (Een perfecte spion, 1986) zijn sterk autobiografisch.
Na de Muur trok hij nieuwe werelden in, vermomd als een soort journalist, die zoveel gemeen heeft met een spion. Hij heeft een methode: 'Eerst komt de verbeelding, vervolgens het zoeken naar de werkelijkheid. Dan weer terug naar de verbeelding en naar het bureau waar ik nu achter zit.' Hij had het verhaal al in het hoofd toen hij met zijn opschrijfboekje ontberingen en gevaren trotseerde in Cambodja, Panama, Rusland, Libanon, Duitsland, Ingoesjetië, Congo en vele andere streken. De reizen brachten hem de personages en de decors om zijn theaters echt te laten schijnen.
Dankzij zijn faam had hij makkelijk toegang. Le Carré schrijft met smaak over zijn ontmoetingen met spionnen, bureaucraten, dictators, terroristen, oorlogsverslaggevers, regisseurs, acteurs en andere kleurrijke figuren. Hij ontspoort soms in gewichtigdoenerij, maar weet zich met zelfspot vaak weer tot de orde te roepen. Zo omklemde Yasser Arafat hem enthousiast in een polonaise, maar zag de PLO-leider hem na het feest niet meer staan. Hij drong door tot een Russische maffiabaas, die het onbeholpen interview in een nachtclub beëindigde met een eenvoudig "lazer op". En hij laat ook niet onvermeld dat de Nederlandse premier Ruud Lubbers tijdens een lunch bij Margaret Thatcher nog nooit van hem bleek te hebben gehoord.
Heerlijk om te lezen mede dankzij zijn vertelkunst, waarin oer-Engelse ironie (in goede handen bij vaste vertaler Rob van Moppes) knap gedoseerd is met mededogen en woede. Maar wie had gehoopt dat de schrijver, eenmaal op dit punt in zijn leven aangekomen, al zijn vermommingen zou afleggen, wacht teleurstelling. 'Er zijn heel wat dingen waarover ik niet graag zou willen schrijven.'
Geen boodschappenjongen
Er is schaamte over zijn eerste huwelijk, zijn afwezigheid als vader, zijn complexe verhouding tot vrouwen. Hij maakt in een aangrijpend hoofdstuk een uitzondering voor zijn eigen vader, de stijlvolle maar gewetenloze oplichter Ronnie Cornwell, die 'je uit het niets een verhaal op de mouw kon spelden, een personage uittekenen dat niet bestond en een gouden buitenkans schetsen die er helemaal niet was'. Zelfs verhuld in fictie kon hij pas lang na zijn dood over hem schrijven.
Moeilijker te aanvaarden is dat Le Carré over zijn werk voor de inlichtingendiensten niets wenst "toe te voegen aan wat al door anderen, doorgaans onnauwkeurig, elders is vermeld". De schrijver acht zich tot in het graf gebonden aan de geheimhoudingsplicht. Meer dan een halve eeuw later zou je denken dat hierover te schrijven valt zonder die belofte te verbreken, al was het maar om de 'onnauwkeurigheden' recht te zetten.
Hij schrijft er wel over, maar vaagjes en luchtig. Het stelde volgens hem ook weinig voor: 'gevaarlijk noch indrukwekkend'. Maar zodra een oude vijand in de Dienst hem geringschattend niet veel meer dan een boodschappenjongen noemde, haastte Le Carré zich dat te weerspreken. Hij had toch maar mooi een heel netwerk achter het IJzeren Gordijn gerund.
Vrienden verraden
Adam Sisman schrijft in zijn vorig jaar verschenen biografie niet alleen over de pijnlijke episodes in zijn persoonlijke leven, maar heeft ook gepoogd zijn loopbaan als spion uit de doeken te doen op basis van andere bronnen. Volgens Sisman was hij goed op weg carrière te maken, behendig in het infiltreren en screenen van potentiële spionnen en dubbelspionnen. Hij verraadde daartoe niet alleen vrienden, hij sloot ook vriendschappen om te kunnen verraden.
Toen Sisman hem zijn bevindingen voorlegde, zei Le Carré slechts dat ze "incompleet" waren. In De duiventunnel negeert hij de biografie.
Stanley Mitchell, een oude, linkse studievriend uit Oxford, confronteerde hem er later mee. Le Carré bekende bij de lunch dat hij hem en vele wederzijdse bekenden had bespioneerd. Hij zocht volgens Mitchell vergeving. Zijn slachtoffers moesten volgens hem beseffen dat spionage en moraliteit elkaar uitsluiten en dat spioneren juist daarom zo'n aantrekkelijk beroep is.
Het was tenslotte ook voor de goede zaak, zei hij in 1999 tegen The Times. De vrijheid stond destijds op het spel. "Iemand moet nu eenmaal de rioolpijpen schoonspuiten."
Het is geen overtuigend verweer voor een schrijver die in zijn boeken zoveel verontwaardiging toont over het verraad waaraan zijn personages ten onder gaan.
Zoals in zijn romans laat Le Carré ook in De duiventunnel de lezers raden. Dat is nu eenmaal wie hij is en altijd is geweest.
Luitingh-Sijthoff, 384 p., 19,99 euro. Vertaald door Rob van Moppes.
John Vervoort
te/ep/23 s
John Le Carré (pseudoniem voor David Cornwell, 1931) is 's werelds grootste misdaadauteur. Op zijn naam staan meesterwerken als Spion aan de muur (1963), Edelman, bedelman, schutter, spion (1974), De toegewijde tuinier (2001) en Ons soort verrader (2010). De spion in zijn boeken heeft niks te maken met zijn mondaine collega James Bond. Zijn hoofdfiguren zijn kleurloze ambtenaren die beseffen dat wat zij betekenen voor de 'goede zaak' onbeduidend is. En dat dé goede zaak niet bestaat. Le Carrés spionnen zijn moreel dubbelzinnig. Loyaliteit kan je kopen, waardoor velen overstag gaan en verraad plegen.
Le Carré is altijd terughoudend geweest over zijn verleden. Zelfs de uitstekende biografie van Adam Sisman (Harper/Collins) die vorig jaar verscheen, vertelt niet alles. De duiventunnel is geen autobiografie, maar een verzameling losse 'verhalen uit mijn leven' waarin Le Carré vertelt over zijn carrière als spion en auteur.
Een portret van Le Carré in vier treffende citaten.
'Bloody Bonn'
Zo noemden de ambtenaren van de Engelse ambassade de toenmalige Duitse hoofdstad. Le Carré werkte er in de jaren 50 als 'tweede secretaris', een eufemisme voor spion. Hij is voorzichtig over wat hij prijsgeeft. Hij vertelt hoe hij benaderd werd door een sovjetspion die met hem praatte over muziek maar hem tegelijk subtiel polste of hij een dubbelspion wilde worden. Sterk zijn de hoofdstukken waarin hij schrijft over ex-nazi's die na WOII ontsnapten aan de vervolgingen en de processen en de dans konden ontspringen, omdat hun de hand boven het hoofd werd gehouden. Of hij herinnert zich een reis met Duitse ambtenaren naar Engeland om hen te laten kennismaken met 'onze democratische waarden'. De trip eindigt, voorspelbaar, in een bar waar ook de dames zich heel openlijk democratisch vertoonden, maar wel tegen harde valuta.
'Cornwell, vuile klootzak'
Dat kreeg Le Carré vaak te horen van ex-collega's van de geheime diensten MI5 en MI6 toen hij naam had gemaakt als auteur. In The spy who came in from the cold (Spion aan de muur, 1963), de roman die hem beroemd maakte, schrijft hij over spionnen en dubbelspionnen in het verdeelde Berlijn. In alle romans die hij over de spionnenwereld schreef, is het zelden een duidelijk verhaal van 'wij' tegen 'zij' en van goed tegen kwaad. Spionnen, aan welke kant van de muur of het gordijn ze ook staan, zijn vaak narcistische opportunisten voor wie carrière en ellebogenwerk belangrijker zijn dan loyaliteit en eerlijkheid. Le Carré werd gezien als een nestbevuiler en een criticus die beet in de hand die hem voedde. Hij verzon een pseudoniem, omdat Britse geheime agenten geen boeken onder hun eigen naam mochten publiceren, laat staan kritiek uitoefenen op de werking van de geheime diensten. Wat Le Carré in al zijn boeken steeds opnieuw toont, is dat dé waarheid niet bestaat en dat vooral de leugen regeert. Toen Spion aan de muur een wereldwijd succes werd, kon hij eindelijk fulltime schrijver worden.
'U bent hier om aan ons te verdienen?'
Vele hoofdstukken gaan over reizen die Le Carré maakte en ontmoetingen die hij had bij de research voor zijn romans. Memorabel waren de gesprekken met de Palestijnse leider Yasser Arafat. Zijn persverantwoordelijke vroeg hem waarom hij een audiëntie bij de grote leider wilde. 'Om uw situatie met eigen ogen te leren begrijpen', antwoordde Le Carré. De mandacht dat de schrijver vooral op geld uit was. Le Carré schrijft heel betrokken over reizen naar het Cambodja van de Rode Khmer en het Afrika van de krijgsheren. Bepaald grappig zijn de hoofdstukken die hij wijdt aan Richard Burton en Alec Guinness, twee grote acteurs die hoofdpersonages speelden in de verfilmingen van zijn boeken. Zij waren vaak zo onzeker over de invulling van hun rol dat ze de hulp van Le Carré inriepen.
'Gesigneerd door de Vader van de Auteur'
De mooiste hoofdstukken in De duiventunnel gaan over zijn vader Ronnie, een flamboyante maar leugenachtige dandy die een paar keer in de gevangenis belandde voor fraude.Zijn vader smeekte hem dan om de borgtocht te betalen. Pakkend is het fragment waarin Le Carré vertelt dat hij bij zijn Amerikaanse uitgevers te gast was en ging eten in een chic restaurant. Tot zijn vader, totaal berooid en zonder onderdak, daar plots opdook. Even later zat hij mee aan het diner en vertelde hij tot grote gêne van zijn zoon over zijn exploten, die vaak verzonnen waren. De volgende dag belde zijn vader Le Carrés uitgever op met de vraag of hij niet een paar exemplaren van 'ons' boek zou kunnen signeren. Dat werden er een paar honderd. Le Carré signeerde die exemplaren vervolgens met 'Gesigneerd door de Zoon van de Vader van de Auteur'. Een volmaakte spion uit 1986, misschien wel het beste boek dat Le Carré ooit schreef, is zijn meest autobiografische roman waarin hij prachtig schrijft over de complexe relatie tussen een zoon en zijn charismatische maar labiele vader.
Vertaald door Rob van Moppes, Luitingh-Sijthoff, 352 blz., 19,99 €
(e-boek 12,99 €). Oorspronkelijke titel: 'The pigeon tunnel, stories from my life'.
Ons oordeel:
Het achterste van zijn tong laat Le Carré niet zien. Wel een mooie inkijk in leven en werk.
De auteur:
Spionageauteur en Nobelprijskandidaat. Volkomen terecht.
Het boek:
Een mooie verzameling autobiografische stukken waarin Le Carré terugkijkt op zijn leven als spion en auteur. En als zoon van een fascinerende vader met vele foute kanten.
Hans Renders
In dit eerste deel van zijn memoires beschrijft John le Carré (een pseudoniem) hoe hij toevallig spion werd en wat het schrijven van romans voor hem betekende. Zo'n beetje elk boek van hem had als werktitel 'De Duiventunnel', naar een herinnering uit zijn jeugd waarin jonge duiven in een koker vooruit gejaagd werden zodat heren op leeftijd ze bij het verlaten van de tunnel konden doodschieten. Jagen noemde men dat. Een keur aan bekende namen uit de jetset passeert de revue. Zeker nadat zijn beroemde boek ‘The spy who came in from the cold’ (1963) was verschenen, veranderde zijn leven definitief. Dat D.J.M. Cornwell zijn boeken onder pseudoniem publiceerde, was noodzaak vanwege zijn werk voor de Britse geheime dienst. Dit boek is zo aantrekkelijk omdat op nuchtere toon verteld wordt over het leven van spionage, maffia, geheime opdrachten en zo meer, echt gebeurd (daar vertrouwen we maar op) en toch als een spionageverhaal geschreven.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.