Het leven van Pi
Yann Martel
Yann Martel (Auteur), Marijke Versluys (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Prometheus, 2016 |
VOLWASSENEN : ROMANS : MART |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Prometheus, 2016 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 10173 |
Jelle Van Riet
rt/aa/11 m
Yann Martel verschijnt aan me als een djinn: hoewel ik hem heb geroepen, schrik ik me alsnog een aap wanneer hij als uit het niets naast me opduikt. Geen tel geleden - ik heb amper met de ogen geknipperd, sta ook nog op precies dezelfde plek bij het raam tweehoog in het Brusselse Literatuurhuis Passa Porta - zag ik hem nog door de Dansaertstraat lopen! Mensen zijn van minder bijgelovig geworden. Ik denk al over drie mogelijke wensen na, maar mijn watervlugge djinn zit alweer aan tafel mijn exemplaar van De hoge bergen van Portugal te bekijken, te betasten en te besnuffelen. Uit zijn koortsige, kritische wijze van handelen kan ik maar één iets afleiden: Martel houdt voor 't eerst zijn roman, id est de Nederlandse vertaling, in handen. Het is een magisch moment, zij het van korte duur want de djinn heeft het boek alweer verveeld opzij gelegd. Zijn aandacht is nu op mij gericht: 'Shoot!'
Het is haast ondenkbaar dat deze hyperbeweeglijke djinn zich de afgelopen vijf jaar - hij citeert William Wordsworth - 'in alle rust een emotie voor de geest heeft gehaald' om tot een literair artefact te filteren. Het heet De hoge bergen van Portugal en is net zoals Het leven van Pi een allegorische studie van religie. Van geloof als antwoord op de dood, want de drie in aparte delen opgevoerde hoofdpersonen moeten een groot verlies een plek geven. De jonge museumarchivaris Tomàs, een atheïst, keert zijn rug naar God en de wereld, terwijl patholoog Eusebio Lozora in se wel gelovig is, maar toch gaat twijfelen. Senator Peter Tovy, tenslotte, gaat na de dood van zijn vrouw samenleven met een chimpansee - in de roman de belichaming van Jezus of van God. Yann Martel: 'De drie hoofdpersonen hebben elk een andere religieuze kleur, wat van de roman een soort van lakmoesproef maakt voor de lezer: je wereldbeeld bepaalt met wie van de drie je je het sterkst identificeert.'
Geen Martel-roman of het hoofdpersoon wordt geconfronteerd met verlies. Vanwaar uw obsessie met de dood?
'Ik heb geen ervaring met rouw: al mijn naasten zijn nog in leven. Ik ben ook niet depressief of morbide, maar heb veel gereisd en vrijwilligerswerk gedaan op een palliatieve ziekenhuisafdeling in Montreal. Bovendien heb ik filosofie gestudeerd én ik lees. Hoe kan je literatuur lezen en je niet bewust zijn van de dood? Kunst gaat over onze condition humaine en die wordt door eindigheid gedefinieerd. Alle kunst begint bij de dood en bij het lijden. Wie volmaakt gelukkig is, schrijft geen roman. Waarom zou je? Het is hard labeur en de kans op succes is miniem. Je doet dat enkel omdat je niet helemaal lekker in het leven staat en ook niet zo goed weet wat je anders moet. Ik denk dat ik mij al schrijvende als het ware vaccineer tegen alle leed dat mij zou kunnen treffen. Want veel meer dan voor het lijden an sich interesseer ik mij voor hoe we ermee omgaan. Ik grijp dus niet uit mijn leven, ik overpeins en herbekijk dingen die mij fascineren. Het leven van Pi, bijvoorbeeld, is ontstaan nadat ik, een jongen uit een uiterst seculier en niet-religieus nest, op reis in India in aanraking kwam met religie. In De hoge bergen van Portugal zet ik dat geloofsonderzoek verder. Dit keer in drie parabels die dankzij de weerkerende chimpansee toch één groot verhaal vormen.'
Uw parabels leren dat samenleven met een chimpansee, Jezus dus, tot ultieme mindfulness leidt. Probeert u mij te bekeren?
'Mijn bekeerdrift beperkt zich tot de focus die tot mindfulness leidt. Ik zeg: zoek en vind je chimpansee, wie of wat hij ook is. Het maakt mij geen zier uit of je hindoe of boeddhist, moslim of christen of jehova bent. Voor mij zijn alle religies boorputten die naar hetzelfde bronwater reiken. Alle gaan ze over dezelfde levensvragen: waar komen we vandaan, waar gaan we heen, wat is de zin van het leven? Van mij mag je gerust poneren dat het leven niks voorstelt en er na de dood niks is, maar die bewering is een even grote sprong in het duister als stellen dat er wél iets is. Voor geen van de twee is er afdoend bewijs. De enige rationele, verdedigbare houding is die van de agnost: ik weet het niet, er is niet voldoende bewijs. Alleen vind ik dat een weinig bevredigende en bovendien passieve houding. Het leven gaat toch over keuzes maken - links of rechts, vlees of vis, liefhebben of haten - en dus ook over de keuze tussen theïsme en atheïsme. Of je kiest voor het atheïsme, wat lef vergt, omdat je dan de diepe en donkere zinloosheid van het bestaan erkent, en in het aanschijns des doods geen houvast hebt. Of je kiest voor theïsme, wat betekent dat je stilstaat bij de betekenis van het bovenaardse. En hé, waarom zou je in het grote zwart geloven als je mits een kleine moeite ook een kleurtje kunt kiezen? 't Wordt in elk geval een pak makkelijker om los te laten als je de dood niet als een muur maar als een deur ziet. Ergo wees actief, denk na en kies. Dat verdedig ik, niet het georganiseerde geloof dat homofobie, pedofilie en paternalisme toelaat.'
Mag ik ook in de liefde geloven?
'Zeker, dan is dat je chimpansee. Je kunt ook in Karl Marx, een popster of een voetbalclub geloven. Ik bespreek religie omdat het de indrukwekkendste geloofsvorm is, maar uiteindelijk begint elk geloof met een sprong voorbij de rede. Je wordt verliefd en laat dan pas je rede toe. Je kunt ook niet rationeel in het goddelijke geloven. Uiteraard is bij de religieuze liefde de return minder duidelijk dan bij de romantische liefde: hoe graag je God ook ziet, je zult nog altijd lijden en sterven. Toch gaat van échte gelovigen - en dan bedoel ik niet die gekke Amerikaanse evangelisten die alles en iedereen haten behalve hun geweren - een jaloersmakende vreugd uit. Hoe vreugdevol moet het zijn om als kleine, nietige mens contact te hebben met het grote, het onsterfelijke! Ik denk daarbij aan de orthodoxe Jood bij de muur in Jeruzalem, maar ook aan twee oude katholieke priesters die ik heb leren kennen in Montreal toen ik research deed voor Het leven van Pi. Zij waren waarlijk verlicht: los van zichzelf en van hun rede, van hun angst en van Rome. Dat is mijn religieuze ideaal. In feite vind ik religie ongeschikt als publieke bril. Telkens een bisschop of een rabbijn, een moefti of een pandit in het publiek spreekt, ben ik bang: wie gaan ze nu weer veroordelen? Ik vind religie het aantrekkelijkst als één-op-éénverhaal. Iets dat zich, zoals de liefde, toont in de intimiteit en in de stilte, weg van de snelweg van de rede. Juist dat persoonlijke onderscheidt religie van de wetenschappen, want wie je ook bent, voor God ben je van tel. Zelfs een arme, ongeletterde, zieke Indische boer doet ertoe voor Krisjna.'
Religie is niet bepaald in de mode.
'Neen, religieus is haast een synoniem geworden voor gek. Spiritueel, ja, dat wordt aanvaard, maar ik vind spiritualiteit de sentimentele cafetariaversie van religie. Religie als buffet: ik neem dit van het boeddhisme, dat van het hindoeïsme en nog 'n snuifje islam toe. Centraal hierin staat het ik: ik heb zin in dit, ik wil dat, ik, ik, ik. Volstrekt fout, want ware religie betekent juist dat je jezelf loslaat. Nu goed, ik vind dat allemaal heel fascinerend. Daarom ook ben ik zo tuk op religie, van de cafetariareligie tot het dogmatische geloof, zolang het maar actief is.'
Staat uw dood geschreven in de palm van Gods hand?
'Goh, ik zou het niet weten. Ik geloof in een Groter Plan, maar of dat ook gepersonaliseerd is? Is er een God die op dit moment aan me denkt of gaat het eerder om een passief plan zoals het boeddhisme uitdraagt? Ik geloof vooral in geluk, maar heb dan ook al veel geluk gehad. De dag dat ik mijn geluk verlies klamp ik me wellicht aan een religie vast, nu ben ik nog zwalpende. Ik vergelijk en zie in alle geloofsovertuigingen zowel sterktes als zwaktes. Mooi aan het christendom bijvoorbeeld is dat de liefde erin centraal staat en dat God mens is geworden. In andere religies staan de goden juist ver af van de mens. Denk aan de Griekse goden: een familie koude, kibbelende en liefdeloze bourgeois die zich vanop de Olympus met de mensen vermaakten. Ik houd ook van het wondermooie gevoel van eenheid onder moslims en in het Jodendom spreekt mij dan weer het besef van tegenwoordigheid aan. Maar er is niet één geloof dat mij motiveert of het leven na de dood voor mij definieert. Ik ben gewoon te rationeel om te geloven dat ergens staat neergeschreven dat ik op 30 juli 2031 - of hopelijk veel later - zal sterven. Ik geloof wel in de vrije wil ten grondslag aan elke religie. In de vrijheid die impliceert dat je de keuze hebt om God lief te hebben of te haten, om goed te doen of kwaad te doen. Het is in die vrijheid van keuze dat de mens betekenis krijgt.'
En u gelooft natuurlijk ook in fictie. In verhalen als sleutel tot de zin van het leven.
'Zeker! Ook literatuur poneert onbewijsbare dingen, maar het is niet omdat deze niet echt zijn dat ze niet waar zijn. Een verzonnen verhaal is nog steeds een waar verhaal. Zijn Oorlog en vrede, De idioot en De vreemdeling echt gebeurd? Neen. Zijn ze waar? Reken maar. Zij raken aan een grote, diepmenselijke waarheid die het feitelijke overstijgt. Kunst is een artefact waarin je door het artificiële heen de werkelijkheid grijpt. Dat geldt ook voor de gospels en voor verhalen waarin Jezus over het water loopt. IS-aanhangers en die geschifte Amerikaanse evangelisten maken de fout religieuze teksten letterlijk te interpreteren, terwijl ze metaforen zijn die moeten worden ontcijferd. Ze verhalen het een maar betekenen het ander. Ik verdedig dus geen welbepaalde religie. Deze roman speelt nu toevallig in het Westen en is dus christelijk gekleurd, maar ik had hetzelfde kunnen doen met Mohammed of Boeddha. Waarom, denk je, heet deze roman De hoge bergen van Portugal, terwijl twee personages erop wijzen dat er geen hoge bergen zijn in Portugal? Het gaat om magische bergen: zij bestaan slechts in de verbeelding. Zoiets veronderstelt geloof en zodra je het over geloof hebt, begint het vertellen. Ook hierin wijkt religie af van de wetenschappen, waar wel anekdotes à la Newton en zijn appel de ronde doen maar geen verhalen. Mij vertelt dat iets over hoe we het leven trachten te begrijpen: rond de feiten verzinnen we verhalen.'
In 'Het leven van Pi' voerde u een Bengaalse tijger op, dit keer een chimpansee die zowel menselijk als goddelijk is. Zijn dieren onze rechtstreekse lijn met het goddelijke?
'Puur technisch zijn dieren sowieso goede vertelinstrumenten - mensen kijken vol verwondering en ontzag naar wilde dieren - maar de belangrijkste reden waarom ik er hier opnieuw een inzet is omdat het zo goed werkt in een fundamenteel religieus verhaal. Dieren zijn niet alleen mysterieus, ze blijven het ook. Voor mensen geldt het omgekeerde: vertrouwdheid brengt minachting voort, wil een gezegde. Mensen raken elkaar beu en scheiden, terwijl niemand bij zijn of haar huisdier weggaat - zelfs niet van een lelijke, oude keffer. Dat is omdat een dier zijn mysterie behoudt. Om dezelfde reden raken mensen nooit verveeld met God. Het geloof veroudert niet. Los daarvan kunnen dieren, zoals Jezus of Boeddha, heel erg goed in het hier en het nu zijn. Zij leven anders dan wij in het moment, denken niet na over het verleden, laat staan dat ze zich zorgen maken over de toekomst. Omdat dieren dragers zijn van mysterie en van mindfulness, verbinden ze ons inderdaad met het goddelijke. Vandaar ook dat religie beter gedijt op het platteland dan in steden waar weinig dieren zijn. Dieren zetten ons aan het denken over het ongrijpbare.'
Hoe moeilijk is het voor u om niet naar het verleden - versta het grote succes van 'Het leven van Pi' - te kijken?
'Volstrekt niet moeilijk! Ik zal mijn hele leven dankbaar blijven dat zo'n waanzinnig succes mijn deel is geworden, en daarmee doel ik niet op het aantal verkochte exemplaren of op de Man Booker Prize. Neen, kunst is een geschenk. Het meest ontroerende aspect van mijn succes zit 'm dus in het contact met lezers. In wat zij me komen vertellen. Eén voorbeeld: een vrouw werd op vakantie in Belize door een taxichauffeur enkele dagen ontvoerd en meermaals verkracht. Omdat ze net Het leven van Pi gelezen had, zag ze in de taxichauffeur een tijger met wie ze in een reddingssloep was achtergebleven. Ze paste mijn metafoor toe op haar situatie en haalde daar kracht uit. Dat noem ik succes. Let wel, het gaat me niet om de waardering of om het geliefd zijn. Je mag mijn boeken gerust slecht vinden. Sommige lezers haatten mijn roman Beatrice en Vergilius, maar gingen er toch eindeloos over door. Ergens waren ze dus toch betrokken. Kortom, ik vind het heerlijk om na vijf eenzame jaren in een kamertje op toer te gaan en te horen wat mensen van het boek vinden. Ik zie ons als een grote leesclub waar geanimeerd doch geciviliseerd over boeken wordt gediscussieerd. Ik geloof in de gezelligheid van kunst.'
Hoor ik daar toch enige bekeerdrift?
'In de zin dat ik u er wil van overtuigen dat kunst iemand kan veranderen, hervormen of verlossen? Ja. Dat is het doel van kunst. En daarin gelijkt kunst op religie. Mensen hebben een van de twee nodig, en liefst beide. Kun jij je een leven voorstellen zonder geloof, zonder enige notie van het grotere verhaal, én zonder kunst? Mijn God, wat blijft er dan nog over?'
M. Willard
Het effect van dood en verlies op de protagonisten staat centraal in deze roman. Aan het begin van de twintigste eeuw zoekt archivaris Tomás met behulp van een eeuwenoud dagboek een speciaal crucifix. Dertig jaar later ontleedt Eusebio, patholoog, een lichaam met onwaarschijnlijke inhoud. In 1981 vertrekt senator Peter met een chimpansee naar zijn geboorteland Portugal. De zoektocht van Tomás is humoristisch beschreven; de autopsie van Eusebio lijkt een magisch-realistisch verhaal; de relatie tussen Peter en het dier is met veel tederheid neergezet. Yann Martel (1963), Canadees schrijver, geboren in Spanje, weet de drie hoofdstukken, novelles op zich, knap met elkaar te verweven. Hij werd bekend door ‘Het leven van Pi’ (2001) waarmee hij in 2002 de Man Booker Prize won, en dat in 2012 werd verfilmd door Ang Lee. Ook deze roman heeft een religieuze connotatie. Mens, dier en landschap zijn verbluffend gevoelig beschreven, zijn ingenieus verbonden en weten te ontroeren. Een complex verhaal dat een groot publiek verdient.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.