Vaderliefde
P.F. Thomése
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Atlas Contact, 2015 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : Kast 10-13 THOM |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Atlas Contact, 2015 |
VOLWASSENEN : ROMANS : THOM |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Atlas Contact, 2015 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 961 |
Jeroen De Preter
il/pr/29 a
Je hebt schrijvers die telkens hetzelfde boek schrijven. P.F. Thomése (°1958) is een ander type schrijver. Van literair verfijnd tot grof en bruut, van bloedserieus tot door en door ironisch: zelfs als trouwe lezer weet je nooit van tevoren wat het dit keer zal zijn.
Zo ook nu weer. Thoméses nieuwe roman De onderwaterzwemmer verschilt andermaal van al zijn vorige romans, ook en niet het minst omdat de schrijver alle registers van zijn orgel in één en dezelfde compositie opentrekt. De onderwaterzwemmer is een roman in drie delen. "Het eerste deel is poëtisch en introvert," zegt Thomése, "het tweede deel is plot driven, terwijl het derde deel - hoop ik toch - iets Zuid-Amerikaans bloemrijks heeft."
Over die grote heterogeniteit van zijn oeuvre straks nog meer. Maar nu toch al dit, omdat het de schrijver en zijn nieuwe boek zo goed zet. "Ik kan me voorstellen dat die heterogeniteit van mijn oeuvre iets te maken heeft met de discontinuïteit zoals ik die ook in mijn leven heb ervaren", vertelt hij. "Ik was 21 toen mijn vader overleed. Het leven daarna was compleet anders dan het leven daarvoor. Dezelfde ervaring had ik toen ik, eindelijk zelf vader geworden, meteen mijn dochtertje moest afstaan. Ook die gebeurtenis markeerde het begin van een nieuw, heel ander leven. Nu ik erover nadenk: misschien is ook mijn nieuwe boek een vertaling van de discontinuïteit zoals ik die in mijn leven heb ervaren: een roman in drie delen, elk met een eigen stijl en toon."
In deel één van de roman beschrijft u hoe het dan 14-jarige hoofdpersonage Tin aan het eind van de Tweede Wereldoorlog zijn vader verliest terwijl ze samen een rivier proberen over te steken. Maar wat er precies gebeurde, blijft onopgehelderd. Gevolg is dat Tin het drama dertig jaar later nog altijd niet heeft verwerkt.
P.F. Thomése: "De tragiek van dit personage is dat hij onderdeel is van een verhaal dat hij niet kan navertellen, het daardoor niet kan begrijpen en dus ook niet verwerken. Zijn vader is tijdens die oversteek verdwenen. Een lichaam is nooit gevonden, er is geen na te vertellen plot. Daarom blijft dat drama hem een leven lang achtervolgen.
"Dertig jaar later, in deel twee van mijn boek, reist Tin samen met zijn vrouw naar Afrika. Als zijn vrouw daar plots verdwijnt, denkt hij dat het moment gekomen is om 'iets recht te zetten'. Hij wil geen tweede keer de passieve, lijdzame toeschouwer zijn, maar de regisseur van zijn eigen verhaal. Helaas voor hem en voor ons: de werkelijkheid zit zo niet in elkaar. Het lot trekt zich doorgaans weinig aan van dit soort verlangens.
"Wij denken natuurlijk graag dat wij het hoofdpersonage van ons eigen leven zijn. Met 7 miljard zijn we, en allemaal eigenen we ons een hoofdrol toe in ons eigen leven. Het besef dat we in het beste geval hoogstens een figurant zijn, laten we zelden doordringen, en misschien gelukkig maar: het is een gedachte waar nauwelijks mee te leven valt.
"Als De onderwaterzwemmer een Hollywoodfilm was, had mijn hoofdpersonage zich allicht nog wel uit deze ellende kunnen worstelen. Maar De onderwaterzwemmer is een roman, geschreven door een Nederlandse schrijver die ondertussen weet dat het zo niet werkt. Het lot houdt nergens rekening mee. Het lot schrijft geen verhalen, en houdt ook geen boekhouding bij. Ik heb weleens gedacht dat ik, na de dood van mijn vader en mijn dochter, mijn portie wel had gekregen. Dat het nu pay back time zou worden. Onzin natuurlijk. Het lot vaagt vandaag een boot met 800 Afrikaanse vluchtelingen weg, de volgende dag doet het dat opnieuw, of juist niet. Je weet het niet."
U hebt De onderwaterzwemmer opgedragen aan uw vader, een man die, zoals u schreef in het autobiografische Nergensman, verdween 'in een onleesbaar handschrift dat zelfs dokters niet meer konden ontcijferen'. Het lijkt sterk op het onbestaande verhaal van uw hoofdpersonage.
"Ik heb mijn vader natuurlijk in andere omstandigheden verloren, maar het gevoel was wel ongeveer hetzelfde als dat van het hoofdpersonage. Mijn vader is gestorven aan kanker, zonder veel verhaal. Een kuil, zand erover, en dat was het dan. In deze ongemythologiseerde wereld valt er van de dood meestal niet zoveel te maken."
Tenzij je schrijver bent.
"Precies. Schrijven doe je misschien wel in de eerste plaats om in het onzinnige en absurde toch nog enige betekenis te vinden."
Uw hoofdpersonage houdt aan de twee zinledige drama's een niet uit te wissen schuldgevoel over.
"Ik noem het in het boek 'aanwezigheidsschaamte'. Die schaamte heeft, denk ik, iets te maken met een merkwaardige paradox. De heftige gevoelens die de dood met zich meebrengt, hebben ook iets aantrekkelijks. Je ziet dat ook bij mensen die in oorlogsgebied geweest zijn. Ze willen altijd terug. Zelfs Arnon Grunberg, die toch bepaald geen he-man is, blijft nog altijd terugkeren naar Irak of Afghanistan. Ik vermoed omdat hij de dood nog eens wil trotseren.
"Ik heb weleens met een commando van het Nederlandse leger gesproken. Off the record vertelde hij me over het genot dat je ervaart als je een menselijk doelwit raakt. Over een verhevigd levensgevoel, een heel dierlijk genot, blijkbaar, waar je je tegelijk voor schaamt.
"Iets vergelijkbaars manifesteert zich ook op begrafenissen. In Nederland wordt er na de dienst altijd cake geserveerd. Het feit dat je op zo'n ogenblik gaat eten en - altijd weer - gaat lachen, is een bijna obscene demonstratie van levenslust. Het is gênant, maar omdat we onze schaamte delen en zo medeplichtig zijn, kunnen we ons na afloop opgelucht weer uit de voeten maken.
"Wij schamen ons ervoor, maar de dood, en zeker niet het minst de gewelddadige dood, trekt ons aan. Dat zie je ook aan onze cultuur, die voor een belangrijk deel Thanatosgedreven is. Ik schrijf ook zelf over de angst voor de dood. Of over de aantrekkingskracht ervan. Het zijn die driften die mij als schrijver bewegen. Onze omgang met de eigen vernietiging. Dat houdt me als schrijver bovenmatig bezig."
In Tonio beschrijft uw collega A.F.Th. van der Heijden hoe hij zich op volstrekt irrationele wijze schuldig ging voelen voor de dood van zijn zoon. Hebt u daar na de dood van uw dochter ook zelf mee geworsteld?
"Jazeker. In dit geval heeft dat schuldgevoel natuurlijk in de eerste plaats met je ouderschap te maken. Als vader of moeder heb je jezelf verantwoordelijk gemaakt voor een leven. Maar net op het moment dat het er echt toe doet, laat je het afweten. Aan dat schuldgevoel is, denk ik, haast niet te ontsnappen. Het is een van de redenen waarom mijn vrouw en ik net na de dood van onze dochter verhuisd zijn. We wilden ons brood niet langer bij dezelfde bakker kopen."
De liefde van een vader voor zijn dochter is door niets te verwoesten. Ook die boodschap geeft u in De onderwaterzwemmer mee.
"Een kind is, denk ik, het enige waar een ouder zichzelf voor wil opofferen. Ik heb het zelfs gezien bij kunstenaars, een mensensoort die in principe toch nog net iets ijdeler en individualistischer is dan gemiddeld. Schrijfster Margriet De Moor huilde van geluk toen haar dochter Marente de AKO-prijs won. Het contrast met het moment waarop ze de prijs zelf kreeg, kon niet groter zijn: ze bleef een ijskoningin, toen."
"Ik heb inmiddels zelf twee kinderen. Ik heb me dat nog nooit beklaagd. Zij hebben ervoor gezorgd dat ik niet langer de dienaar moet zijn van mijn eigen afgod. Ik ervaar dat als een bevrijding, in een samenleving waarin niemand nog dienstbaar wil zijn, en ieder zijn eigen doel is geworden."
De maximale individuele vrijheid, en de minimale verknechting, daar ging uw generatie toch voor?
"Ik geloof niet in een samenleving waarin niemand dienstbaarheid toont aan een groter geheel dan zichzelf. Al besef ik dat ik op dat vlak een vat vol tegenstrijdigheden ben. Mijn hele leven lang heb ik de drang gehad om mij los te maken uit grotere gehelen. (denkt na) Ik heb het nog nooit zo bekeken, maar misschien heb ik vandaag wel het perfecte evenwicht gevonden. Een dienende rol als vader en lid van de maatschappij, naast de rol van schrijver, de grootst denkbare individualist. (lacht) Ik heb het best wel goed voor elkaar."
In uw roman is ook sprake van een adoptiekind. De liefde van de vader is hier een stuk minder vanzelfsprekend.
"Ik wil adoptieouders en hun kinderen natuurlijk niet voor het hoofd stoten, maar er is volgens mij wel een verschil. Adoptie is een keuze, terwijl een kind je als het ware geboren wordt. Misschien mag ik dat zo niet zeggen, maar het is toch een beetje het verschil tussen een vrouw die je ontmoet op de dansvloer - struck by lightning - en een vrouw die je vindt op de een of andere datingsite.
"Bovendien speelt er ook zoiets als genetica. Als ouder bepaal je de genen van je kind. Daardoor heeft dat kind van alles aan je te danken, maar ben je ook verantwoordelijk als er iets misgaat. Je kunt je niet distantiëren. Ik kan me voorstellen dat dat makkelijker gaat als het een Koreaantje is. Om het even extreem te zeggen: ik denk niet dat Hitlers moeder hem de hand boven het hoofd had gehouden als hij een adoptiekind was geweest."
Wij schuiven al een eind op richting het denken van uw hoofdpersonage, een man die zich in deel twee van het boek ontpopt als een politiek incorrecte, kolonialistische, ruggengraatloze bangerik. Een etter, eigenlijk, zoals u in uw werk wel vaker etters hebt neergezet.
"Ja, al komt het incorrecte in deze roman toch vooral voort uit de situatie. Tin wilde niet naar Afrika. Hij heeft er niets verloren, begrijpt er niks van en reageert daardoor erg defensief. Hij laat zich zo kennen als het tegendeel van zijn vrouw, die alles in Afrika prachtig vindt en omarmt.
"In feite vertegenwoordigen ze elk een kant van mezelf. Aan de ene kant ben ik een tolerante man, nieuwsgierig naar alles wat anders is. Maar in mij schuilt ook een man die bang is voor het nieuwe en de buitenwereld maar moeilijk verdraagt. Het politiek correcte denken verlangt, nee eist van ons maximale tolerantie. Maar in werkelijkheid zitten wij natuurlijk niet zo in elkaar. Als ik in de tram naast een onbeschoft iemand sta, bekruipt me niet zelden de lust om die mens van de aardbodem weg te vagen, het liefst met een knopje, als leefden we in een computerspel. Het zijn verlangens die ik nooit naar buiten breng. Mijn hoofdpersonage doet dat overigens ook niet. Die foute ideeën zitten enkel in zijn hoofd. Dankzij de roman kunnen we zonder omweg zijn ware gedachten lezen."
Deel twee speelt zich af in Afrika, in een voormalige Franse kolonie. Waarom noemt u het land niet bij naam?
"Omdat het mij zou verplichten alle details te doen kloppen. Tin en zijn vrouw verblijven in Charleville, een stad die ik verzonnen heb en die me ontslaat van elke verplichting om rekening te houden met de realiteit. Ik had de stad ook Dakar kunnen noemen, maar dan had ik daarheen gemoeten, en dreigde het gevaar dat het toeristisch proza zou worden, zo'n roman waarvoor de schrijver maanden research heeft verricht, zonder dat het ook maar iets bijdraagt aan het verhaal.
"De precieze locatie is hier niet van belang. Ook in het eerste deel niet. Als ik de gebeurtenissen ergens gelokaliseerd had, zou mijn boek weleens in de buurt kunnen komen van een oorlogsfilm in de stijl van Paul Vehoeven, met een hoofdrol voor Rijk de Gooyer in SS-uniform. Dat wilde ik niet. De onderwaterzwemmer is geen boek over de Tweede Wereldoorlog. En het is ook zeker geen commentaar op postkoloniaal Afrika. Mijn boek gaat over het gevoel van afwezigheid, over verlies, en het bijbehorende schuldgevoel. In die zin is het een herneming van boeken als Zuidland en Schaduwkind. Dat laatste boek heb ik geschreven toen mijn dochter net gestorven was, als het ware op het nog lauwe lichaam van mijn kind. De onderwaterzwemmer is bedaard, meer van een afstand geschreven, in de vorm van een verhaal. Ik denk niet dat de lezer er dezelfde grote emotionaliteit in zal vinden. Wat niet wil zeggen dat het zonder die grote gevoelens geschreven is."
Echt gebeurd is geen excuus, schreef Gerard Reve ooit. Zit het meesterschap van de schrijver niet eerder in de stijl en de techniek dan in de ware, authentieke emotie?
"Techniek moet je hebben. Maar er is geen kunst als er alleen maar techniek is. In mijn jonge jaren zag ik ooit From Mao to Mozart, een documentaire over Isaac Stern, een beroemd Joods-Russisch violist die les gaf aan Chinese kinderen. Je zag hier perfect afgerichte jonge violistjes, met een grandioze techniek, maar zonder een spatje bezieling.
"In de muziek is het niet anders dan in de literatuur. Je kunt het zo virtuoos spelen of verwoorden als je wilt, als er geen ware emotie onder zit, is het steriel, en voel je er als luisteraar of lezer niets bij. Je kunt dat trouwens doortrekken tot in de kleinste details. Ik ben jarenlang een hartstochtelijke roker geweest. Ik merk het meteen als iemand iets schrijft over roken zonder dat die zelf ooit roker is geweest."
In uw essay De narcistische samenzwering hebt u ooit lelijke dingen gezegd over 'toegankelijke' literatuur. Niettemin hebt u zich in deel twee, het hoofdgerecht van uw roman, serieus aan toegankelijke literatuur bezondigd.
"Ik wou er een spannend deel van maken, met een goeie plot. Dat lijkt makkelijk, maar een goeie plot verzinnen is, net als goeie dialogen schrijven, van het moeilijkste dat er in dit vak bestaat. Daarom heeft het ook zo lang geduurd voor ik de plot zo belangrijk durfde te maken in een boek.
"Waar ik me in dat essay tegen verzette, is niet zozeer de toegankelijkheid op zich, maar wel de literatuur die geen ander doel heeft dan de lezer zo snel mogelijk door het boek te jagen. De doorsnee bestseller legt de lezer geen strobreed in de weg, jaagt hem zo snel mogelijk van de in- naar de uitgang, in de hoop dat hij na afloop kan zeggen dat hij zich 'geen seconde verveeld' heeft, en dat het 'uit was voor ik er erg in had'.
"Ik beweer zeker niet dat er geen toegankelijke meesterwerken bestaan. Een van mijn literaire helden is Willem Frederik Hermans. Hij heeft ontzettend spannende boeken geschreven. Echte pageturners. De donkere kamer van Damokles heb ik verslonden. Maar ik heb het wel meer dan één keer moeten lezen voor ik begreep waar het echt over ging. Ik denk, of beter, hoop dat dat ook geldt voor De onderwaterzwemmer. Als schrijver hoop je dat de lezer toch net iets langer nadenkt over je boek, en dat er onderweg, tijdens het lezen, iets in zijn of haar hoofd gebeurt. Je schrijft niet twee jaar lang aan een boek dat de lezer zo uit heeft."
Bestsellers mikken op de grootste gemene deler, schreef u. Daar kan dus weinig goeds van komen.
"Ik ben niet tegen bestsellers. Uiteraard kunnen ook goede boeken tot bestseller uitgroeien. Alleen: als het gebeurt, is het vaak om de foute redenen. Ik heb het zelf meegemaakt met Schaduwkind. Dat boek is een bestseller geworden om redenen waarom ook slechte boeken bestsellers kunnen worden. Vaak is dat boek geprezen omdat het 'echt gebeurd' is. Omdat het 'openhartig' en 'moedig' is. Van der Heijden is net hetzelfde overkomen met Tonio. Het is zijn meest gelezen boek. Voor hemzelf was het misschien wel zijn belangrijkste boek. Maar in literair opzicht is het zeker niet zijn beste. Het is, net als mijn Schaduwkind, geprezen om kwaliteiten die in feite niks met literatuur te maken hebben."
U ziet De onderwaterzwemmer met andere woorden liever niet in de boekentoptien verschijnen?
"Natuurlijk wel. Maar het blijft wel een dubbelzinnig verhaal. Samen met het succes komen de pogingen om je in een keurslijf te dwingen. Toen ik in 1991 de AKO kreeg voor Zuidland, was ik meteen gebrandmerkt als een schrijver van serieuze, fijnbesnaarde literatuur. Zonder daar veel over na te denken ben ik toen voor dat imago gevlucht, en heb ik - cowboyhoed op, plankgas door Texas - Deep South & Far West geschreven. Mijn toenmalige uitgever Querido heeft dat boek niet willen uitgeven. 'Die gek vergooit zijn reputatie', dachten ze. 'En wel net op het ogenblik dat hij wereldberoemd in Nederland en België aan worden is.'
"Het is het verhaal van mijn carrière. Na het fijnzinnige Schaduwkind heb ik Vladiwostok! geschreven, een roman over twee jongens die in de politiek gaan en hun macht misbruiken om zoveel mogelijk meisjes te veroveren. Ik kan me voorstellen dat het voor sommige lezers een shock moet zijn geweest. Maar ik moest het schrijven, al was het maar om me te verlossen van een soort heiligheid waarin ik verstrikt dreigde te raken. 'Het zal toch niet waar zijn', dacht ik, 'dat ik voor de rest van mijn leven als een soort Leonard Nolens door het leven moet.' Geen slecht woord over die dichter, maar ik wilde me niet laten verstikken in dat ene beeld van het schrijverschap. Dan gooi ik nog liever moedwillig mijn eigen ruiten in."
P.F. Thomése, De onderwaterzwemmer, Atlas Contact, 256 p., 19,99 euro.
JEROEN DE PRETER ■
Mark Cloostermans
il/pr/30 a
Een nieuwe Thomése. Ik zag het met gemengde gevoelens tegemoet. De laatste jaren zwalpte de auteur vanSchaduwkind enVladiwostok! tussen extremen. De onderbroekenlol van het onderhoudende maar vergeetbareJ. Kessels: the novel (2009) werd gecounterd met De weldoener (2010), een boek dat met een loodzware stijl en onverteerbare zwaarmoedigheid wel heel nadrukkelijk hengelde naar een literaire prijs.Het bamischandaal (2012) was opnieuw frikandellen en vettige moppen. Technisch was er niets op aan te merken - Thomése is een professional - maar voor mij was het zielloze gewichthefferij.
De nieuwe roman lijkt een beetje op Mulisch' klassieker De aanslag: tijdens de Tweede Wereldoorlog overkomt de hoofdpersoon een drama, en het trauma blijft zijn leven lang dooretteren.
Gelderland, 1944. De veertienjarige Martin en zijn vader moeten 's nachts een rivier overzwemmen, van bezet naar bevrijd gebied, voor een opdracht van het verzet. Als hij verkleumd uit het water komt, is 'Tin' alleen. Waar is zijn vader? Meegesleurd door de stroming, verdronken, toch doodgeschoten? Gewoonweg weg. Tin is gedesoriënteerd, weet niet wat van hem verwacht wordt.
Thomése beschrijft de dag na de dramatische oversteek in haast mythologische termen. De indruk ontstaat dat niet zijn vader, maar Tin zélf verdronken is, en rondwaart in het land van de doden. Ten slotte moet hij met lege handen terug naar huis, waar zijn moeder hem het 'verlies' van zijn vader zal verwijten: 'Liever blijft hij eeuwig door de uiterwaarden dolen dan haar te moeten vertellen dat hij hem is kwijtgeraakt.' Tin treft geen schuld: in het aardedonker wist hij amper waar hij zelf was, laat staan zijn vader. Maar het schuldgevoel heeft wortel geschoten.
In het tweede deel van de roman verplaatst de handeling zich naar het Afrikaanse continent, naar 'Charleville'. Opnieuw is de setting veeleer vaag. Er bestaat een Charleville in Zuid-Afrika, maar de naam van dat land valt niet. Het is 1974, Tin is intussen getrouwd met Victorine en heeft een dochter. 'Vic' had liever meer kinderen gekregen, maar daar stak de natuur een stokje voor, dus heeft ze een Foster Parents-kindje 'geadopteerd': een albinojongen, van wie ze standaardbrieven ontvangt. Vic wil het jongetje nu wel eens leren kennen.
Tin, intussen opgegroeid tot een volwassene die op geen enkele manier om kan met verlies, gelooft niet in de expeditie. Bestaat dat kind wel? En zo ja, moeten ze het echt verrassen met een bezoek, als rijke halfgoden uit het Westen? Met de hulp van een jonge Fransman, die zijn kindertijd in het land heeft doorgebracht, gaan Tin en Vic op weg. Wat ze vinden is een gat in het midden van nergens, prehistorisch arm, met een vervallen schoolgebouwtje dat wordt gebruikt als openbare wc, 'alles nog precies zoals God het een paar duizend jaar geleden onverrichter zake heeft achtergelaten'. Waar is het Foster Parents-geld heengegaan? Waar is hun albinojongen? Dat is nog maar het begin, want als Vic even uit beeld wandelt, herhaalt Tins geschiedenis zich.
Gelukkig blind
Thoméses 'held' zit hopeloos opgesloten in zijn hoofd. Preciezer: in zijn schuldgevoel. Zelfs de lezer moet zichzelf af en toe tot de orde roepen: deze man doet eigenlijk niets fout. De dood van zijn vader was niet zijn schuld. De situatie in het Afrikaanse dorp zou een onmogelijke improvisatie-oefening zijn voor iedereen en eigenlijk trekt Tin zich nog prima uit de slag. 'Niet iedereen heeft het geluk blind te zijn', schrijft Thomése in het eerste deel. Op zich al een wrede grap, maar bovendien onwaar: als Tin bedoeld is als doorsneemens, hebben we juist allemaal het 'geluk' blind te zijn. Blind voor andere perspectieven, opgesloten in onze eigen waarneming. Pas in het derde en laatste deel van de roman, dat zich afspeelt op Cuba, krijgt Tin een ander perspectief aangereikt. Veel te laat natuurlijk, het is intussen 2004 en Tin is fysiek kapot, maar toch: een prachtslot, waarin zelfs een onverwachte plaats is voor Salif, de albinojongen.
Thomése is erin geslaagd zijn verschillende vertelstemmen onder te brengen in één meeslepend verhaal: het gedragen proza van de oorlogsherinnering wordt gevolgd door wrang-komische bladzijden, waarna De onderwaterzwemmer trekken van een avonturenroman krijgt. Ik heb zitten lezen tot drie uur 's nachts, tot ik m'n ogen echt niet meer open kon houden. Spannender dan dit is de Nederlandse literatuur niet meer geweest sinds Peter Buwalda's Bonita Avenue.
Opvallend is ook dat Tins gedachten kringetjes draaien en dat hij zichzelf dus geregeld herhaalt, zonder dat het storend wordt. Hier toont zich de macht van Thoméses stijlbeheersing: in plaats van vervelende herhaling, vindt hij telkens nieuwe woorden om Tins trauma voelbaar te maken. Soms hebben die verwoordingen alleen waarde voor het personage, en soms verwerven ze de waarde van een universeel aforisme. 'De nabijheid is alles wat je vergund is geweest', bijvoorbeeld. 'Je bent een tijdje nabij geweest, dat noem je liefde, of geluk, en daarna ben je weer alleen.' Het leven,quoi. (Mark Cloostermans)
P.F. THOMÉSE
De onderwaterzwemmer.
Atlas Contact, 253, blz., 19,99 euro (e-boek euro 14,99).
¨¨¨¨¨
Gerard Oevering
Roman in drie delen. In deel 1, ‘Nachtrivier’, verliest Tin van Heel tijdens de oorlog zijn vader als ze de rivier overzwemmen. Schuldgevoel achtervolgt hem. Zijn moeder verwijt hem het verlies. In deel 2, ‘Iets rechtzetten’, is Tin getrouwd met Victorine en hebben ze een dochter Nikki. Vic wil haar albino adoptiefzoon uit Afrika halen. Voor Tin is de reis naar de ‘nepzoon’ om wie hij niet heeft gevraagd een nodeloze omweg naar huis, naar zijn dochter. In deel 3, ‘Boven water’, probeert de stervende Tin dromend het leven dat hij leidde en de weg naar zijn dochter terug te vinden. De roman heeft een onverwacht einde. Thomése (1958) laat in deze roman de kwetsbaarheid, de eenzaamheid en de eigen verantwoordelijkheid van de mens zien. De mens zal zelf het noodlot moeten keren. Won de Fintro publieksprijs 2016.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.