Crossroads
Walter van den Broeck
2 exemplaren
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Manteau, 1986 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 9576 |
Aanwezig |
Manteau, 1985 |
BROE |
Jos Borré
em/ec/08 d
Die ochtend in de Vrijheidstraat parkeer ik de auto omzichtig. Ik herinner me de animistische beschrijving van de straat in de slotbladzijden van Het beleg van Laken, de vier 'koningsboeken', nu in één deel uitgegeven, meer dan duizend bladzijden dik: "Regen of zonneschijn: het kan haar niet deren. In elk soort weer ligt zij (...) zodanig sterk te straten dat wie op dit uur door haar leegte waadt, het onbehagen om het hart slaat en door pleinvrees bevangen wordt." Het is het roerende moment van de thuiskomst, na de grote apotheose en de ontknoping in het paleis in Laken. De schrijver doet open voor zijn personage Walter van den Broeck, dat in een gespiegelde wereld een verbijsterend, maar hartverheffend avontuur heeft beleefd. Nu kunnen de 'ikken' weer met elkaar versmelten. Als de gelouterde zich aan het neerschrijven van zijn wedervaren zet, ontdekt hij in de bladspiegel "het soort spiegel (...) waar ik van kindsbeen af op zoek naar ben: het soort dat niet domweg weerspiegelt, maar het onzichtbare zichtbaar maakt". In zijn werkkamer op de verdieping kijken we na afloop door het raam. "Die daken daar zijn de meest bekeken daken van Turnhout."
Vier delen, drie uitgeverijen, tien jaar werk: een uitgave in één dik boekwerk moest ervan komen. Blij? Trots?
"Ik ben niet geheel ontevreden."
Uit goede bron vernemen we dat u wel eens met het boekwerk onder uw arm door het huis loopt te glunderen.
"Je kent de hyperbolen van mijn zoons."
Is het allemaal ontstaan uit het idee, na Brief aan Boudewijn, Walter van den Broeck een tegenbezoek aan Laken te laten brengen?
"Daar ging het oorspronkelijk om. Maar daar kwam ik niet aan toe. Door het succes van Brief aan Boudewijn bleek ik niet meer vrij over mijn tijd te kunnen beschikken. Daarom dacht ik: ik ga eens een verhaal schrijven over mijn kierewiete onkel Hein en mijn nog kierewietere tante Liesje in Aken, een mooi afgerond opzet dat ik helemaal in mijn hoofd had zitten, het bezoek dat ik tijdens mijn legerdienst in Stolberg met mijn moeder aan hen bracht. Na een bladzijde of twintig rijd ik vast. Heel raar. Het was niet dat ik het moest verzinnen, hé, alleen maar verwoorden.
"Pas later ben ik erachter gekomen waarom dat toen gebeurd is. Ik had het gevoel: hier moet ik verder achteruitgaan, want hier moet ik een berg over. Die berg, dat waren mijn ouders, de dementie van mijn moeder waar ik me niet van bewust wilde worden. Ik herinner me nog dat ze over haar demente schoonzus zei, en het staat ook in het boek: 'Toch erg, hé, de sukkel.' Toen ik het opschreef, zat ze zelf in dat proces, maar anderen hebben zoiets altijd eerder gezien dan de directe betrokkenen zelf. Het moet een soort angstreflex van mij geweest zijn: dit wil ik niet zien."
U kiest dus niet zelf waarover u schrijft.
"Ik heb hier een tiental projecten in de la liggen, maar ik weet bijgod niet welk daarvan om voorrang zal vragen. Dat kan bijzonder irritant zijn. Maar op een ander ogenblik krijg je een schop voor je kont van Het Leven en dan hoef je niet te kiezen, dan weet je het wel. Heel vaak gaan een paar nevenprojecten die je had opgezet mee op in die onderneming. Die blijken dan toch allemaal wel met elkaar te maken te hebben. Op een groot blad heb ik toen een schema uitgetekend: dat moet van daar naar daar. Om het overzicht te bewaren heb ik tegelijkertijd aan diverse onderdelen gewerkt. Het eerste deel kwam het eerst tot stand, dat gaat zo, maar ik heb daar wel vijf jaar aan gewerkt omdat ik in die tijd ook aan de andere delen zat te schrijven."
Is er in al die jaren niets met of rond u gebeurd waardoor u het ontwerp hebt moeten bijwerken?
"Ja, de dood van mijn vader bijvoorbeeld. Er zat wel iets pervers aan de situatie. Ik schreef dan wel een boek maar ik wou in die tijd niet van de wereld af zijn, het moest daar op de een of andere manier mee verbonden zijn. Dus de dood van mijn ouders moest erin. En dan krijg ik bij wijze van godsgeschenk de hele abortuskwestie in de schoot geworpen. Een mooiere gelegenheid om de troonswisseling in mijn verhaal te bewerkstelligen had ik me niet kunnen voorstellen. Mulisch zou zeggen: dat is geen toeval, dat is gewoon talent, en daar ben ik het volkomen mee eens (lacht)."
Het belangrijkste thema is de verzoening, de versmelting van de tegengestelden, het samenbrengen van de uitersten: de koning en de volksjongen, de Latijnse vader en de Germaanse moeder, het ik en de wereld, leven en dood.
"Ik zie geen heil in conflict. Als ik terugga naar de oorsprong hiervan, naar het ouderlijk huis, dan zie ik een ruziënde vader en moeder en een jongen die desnoods een uur lang in stilte zit te wachten tot de vader op een doodgewone manier zegt: is er nog een kop koffie? Dat was het signaal dat er niet langer oorlog gevoerd werd, dat ze elkaar niet meer de schedel zouden inslaan en dat ik met een gerust geweten kon vertrekken. Dat was waarschijnlijk de oerscène.
"Ik heb een afschuw van vechten. Laten we praten. Als ik het daarmee niet opgelost krijg, wil ik mij daar wel bij neerleggen, maar dan wil ik wel weten hoe het zo gekomen is, hoe het in elkaar zit. Voor mijn kinderen en kleinkinderen wil ik later kunnen stellen dat ik het dan toch gezien had, zodat ik mij niet hoef te verschuilen achter een wir haben es nicht gewusst."
Die oerscène vergroot u uit tot een ideologisch-sociale, utopistische droom van solidariteit en gemeenzaamheid: de sociale klassen slaan de handen in elkaar, er komt begrip, verstandhouding, vrede; het ik geeft zijn valse idealen op en valt samen met zijn ware identiteit. Zo verenigt u nog twee uitersten: een postmodernistisch boek met een sociale boodschap.
"Voorzover ik begrepen heb wat het postmodernisme inhoudt, laat het elke vorm van ideologie los en gaat het spelen met het puin. In Kosovo zitten nu kinderen met puin te spelen, ze maken er huisjes mee, versta je? Dat is het enige wat je met puin kunt doen: nieuwe dingen maken. Voor mij heeft het postmodernisme de hoop weggenomen. Geloof al die grote verhalen niet, want vroeg of laat blijken ze onwaar te zijn. Zoiets. Dat klopt wel, maar wij kunnen niet leven zonder verhalen. Het is maar doordat wij van de wereld verhalen maken, fictieve verhalen welteverstaan, dat wij in staat zijn erin te evolueren. Als je die verhalen loslaat, zak je weg in een inktzwarte depressie. Wat doe ik hier? Waar moet ik naartoe?
"De personages van Walschap die naar de Eerste Wereldoorlog trokken, die gingen 'den Duits op zijn bakkes slaan'. De Duitsers spraken van der frischfrölicher Krieg en de Engelsen van a purifying experience. Oorlog is natuurlijk een slecht voorbeeld, maar maatschappelijk gezien wil ik nog wel eens beweren dat je de mensen moet verleiden tot het goede. Geef ze de kans om iets te doen. Waardeer dat en laat dat blijken, en hun werk wordt altijd maar beter. Ik zie zoveel maatschappelijke energie verloren gaan in onzin dat men niet meer toekomt aan de totale maatschappelijke situatie zelf. De brede rivier tussen het ik en het beeld, zoals ik het in het boek noem, wordt alsmaar breder. Ik vind dat rampzalig."
U bouwt in duizend bladzijden met een enorme creatieve investering een geweldige visie op, en we weten dat u met fictie graag tot in de werkelijkheid wilt doorstoten, maar ondertussen is de wereld wel gewoon doorgegaan.
"Als ik hiervan had verwacht wat Multatuli van zijn project verwachtte, dan was ik zeer ontgoocheld geweest. Maar ik weet sinds Multatuli hoe de dingen werken. Ik weet ook wel dat een boek met een visie niet zomaar wordt opgezogen door de politieke of intellectuele klasse. Zo werkt dat niet. Maar daarop zeg ik nog eens: van mij gaan jullie niet kunnen zeggen dat ik het niet gezien heb, en niet gezegd heb (lacht)."
Gemakkelijkheidshalve zijn veel lezingen van uw 'koningsboeken' blijven steken in de anekdotiek van uw verhalen over de Coburgs. U wordt nu opgevoerd als de literaire royalty watcher.
"Dat vind ik niet zo erg, want wie daarover iets van mij wil horen, krijgt daar altijd iets onverwachts bij. Ik heb wel een reeks voorstellen om het huwelijk te becommentariëren afgewezen. Er was een Nederlandse ploeg met de vraag hoe ik de toekomst van het koningshuis zie, en daar wou ik wel eens op ingaan. Die teloorgang van het koningshuis hangt natuurlijk samen met de rest van wat er in het boek staat: het platleggen van de sociale ladder, de opening van het paleis naar de straat door de bouw van de serres, en op het verlovingsfeest is het volk via de serres binnengekomen, hé."
Helderziendheid.
"Nee, ik verzet mij tegen dat woord, want dat heeft zoiets magisch. Het is gewoon doordenken op wat bezig is. Kijk naar wat er gebeurd is sinds de val van de Muur: het geweld van de vrije markt sleurt alles mee. Waarom dan ook niet een koningshuis? Niets mag nog in de weg staan om het geld te laten rollen. Neem nu het fileprobleem. Het fileprobleem is morgen opgelost als het kapitaal vindt dat het eraan verliest. Ofwel komt er een pak wetten die maken dat we met onze auto niet meer naar buiten mogen, ofwel verhuizen ze de hele winkel naar elders, zodat wij geen auto meer kunnen betalen, maar opgelost zal het zijn."
U noemt het 'het Ploertendom'.
"Het Ploertendom is een kant van onszelf. Wij zijn een vat vol met wisselvallige eigenschappen, en het is maar wat met de nodige overtuigingskracht in ons aangesproken wordt dat naar voren zal komen. Het concurrentiebeginsel spreekt in ons die ploertenkant aan, en sedert de val van de Muur heeft niemand nog greep op het mechanisme van het ploertendom. Wij zijn er allemaal medeplichtig aan gemaakt door het zogenaamde volkskapitalisme. Winst willen maken is niet verkeerd, het gaat om gulzigheid.
"De vraag is hoe lang dat kan blijven draaien. In een competitie heb je winnaars en verliezers. Het goede van een competitie is dat doorgaans de kwaliteit verhoogt. Maar het kapitalisme heeft een klasse nodig op wier rug er winst gemaakt kan worden, die ze kan uitbuiten. Die verliezers mogen echter niet worden afgeschreven, er moet voor hen gezorgd worden, volgens het solidariteitsbeginsel. In Europa krijgt men bij wijze van spreken eten naarmate men geld binnenbrengt. Vlamingen tegen Walen: wij betalen nogal wat meer belastingen! Maar zie je een huisvader tegen zijn kinderen zeggen: ik breng hier nogal wat meer binnen dan jullie?"
Uw cyclus is een schoolvoorbeeld van intertekstualiteit. De Divina Commedia zit erin, de Decamerone, Lewis Carroll, Dumas...
"... Kafka, de mythe van Perseus - ik denk dat ik die er nogal ingenieus in verwerkt heb. Wie die lijn eens natrekt zal tot merkwaardige conclusies komen. Het Medusa-verhaal, de blik die doet verstenen. Wat hebben al die auteurs en boeken met elkaar gemeen? Daar is allicht een noemer voor te vinden. Ik kan die ook niet omschrijven, maar hij is er wel, anders had ik al die dingen niet bijeengebracht. Ik heb hier een boek van een zekere Alfred Adler, niet dé Adler, met als titel Dumas und die böse Mutter. Kijk, dat is geen toeval. Niets is toeval, dat heeft Freud aangetoond in zijn Zur Psychopathologie des Alltagslebens. De musketiers van Dumas hebben mij altijd gefascineerd, en Kuifje bijvoorbeeld niet. Dat heeft met iemands persoonlijkheid te maken. Een goed psycholoog zou dat misschien kunnen duiden."
Als u zo intens verbonden bent met uw onderwerp, heeft het werk dan een weerslag gehad op u?
"Het deel over mijn ouders, dat ging moeilijk, dat was lijden, fysiek lijden. Heel de tijd had ik buikpijn. En toen de drukproef toekwam, kreeg ik opnieuw buikpijn. Bij het nakijken van deze integrale uitgave zeg ik tegen mijn vrouw: nu heb ik al twee dagen buikkrampen. Zegt zij: verbaast dat je? Maar ik heb het grondig willen doen en geen binnenwegen nemen of goedkope schrijverstrucs uithalen. Ja, dit boek viel samen met nogal wat veranderingen in mijn leven, ik liep vast in mijn eerste verhaal, mijn uitgeverij ontplofte, mijn ouders werden ziek en stierven, ik werd zelfstandig schrijver, de kinderen gingen de deur uit en ik had last van het legenestsyndroom... elementen daarvan werden allemaal mee in het boek gedraaid."
Het is mij nu ook opgevallen hoe sterk de doodsgedachte in het boek zit. 'We weten dat we doodgaan maar we doen elke ochtend alsof er niets aan de hand is, o wonder!' schrijft u.
"Die doodsgedachte was toen ook veel sterker dan nu. Ik heb me daar meer mee verzoend. Bij Patricia de Martelaere las ik - ik citeer nu uit het blote hoofd - dat mensen niet bang zijn om te sterven, maar ze willen alleen hun eigen dood sterven. Waarmee ze bedoelt, vermoed ik, dat als je zoals een bloem je hele programma kunt afwerken, tot en met de verwelking, je er dan minder problemen mee hebt. Ik heb eens een interview met Jung gezien, al heel oud, met een streepje spuug in zijn mondhoek. Wat mij van hem verwonderde was dat hij nog elke dag opstond om aan het werk te gaan. Freud, oud en doodziek, behandelde nog altijd zijn patiënten, alsof hij het eeuwige leven had. Het is inderdaad wel wonderlijk; de mens is het enige beest dat weet dat het gaat sterven, maar hij doet elke ochtend alsof dat niet het geval is."
Voelt u zich nu beter dan toen?
"Ja, ik voel mij beter dan tien jaar geleden, maar dat heeft met allerhande dingen te maken. Het leven zelf lost een aantal problemen op. Het aandeel van het boek daarnaast is niet in te schatten. De geletterde klasse schrijft en leest en interpreteert om zichzelf en de wereld te begrijpen, en mijn buurman heeft een heel simpel referentiekader, hij onderscheidt goede en slechte mensen, en hij blijft daar ook mee overeind. Daar zeggen wij dan van: dat deugt niet, dat is te simpel. En dan toont iemand aan hoe simplistisch wij zelf bezig zijn. Dat eindigt nergens natuurlijk."
Hebt u nu niet het gevoel dat het hoogtepunt van uw werk achter u ligt?
"Nee, want ik wil niet gaan vergelijken. Ik ben ook niet van start gegaan met de bedoeling het hoogtepunt van mijn carrière te schrijven. Ik ben met de machete de wildernis ingetrokken. Ik wist wel waar ik moest uitkomen maar niet hoeveel tijd of werk het zou vergen. Dat is de vreugde van het schrijven: dat wanneer je begint te schrijven je niet weet wat er vijf minuten later op papier zal staan."
"Jammer, maar het is nu te laat. Ik had het je willen laten zien."
Wat?
"Hoe de straat lag te straten. Zo ongeveer toen je aankwam, dat moet het moment geweest zijn. Omstreeks tien uur sluip ik hier door de kamer vooraan en ga ik ze bespieden. Dan is er absoluut niks te zien en staan de huizen er prominent aanwezig te zijn. Wie er dan door komt, doet dat met een bepaalde schroom. Voetstappen klinken te luid, bijvoorbeeld. Ik deed dat vroeger al, als kind, gewoon voor de deur op de dorpel gaan zitten en kijken. Naar het huisnummer aan de overkant of zo. En daar dan in opgaan, ermee samenvallen."
'Kijk naar wat er gebeurd is sinds de val van de Muur: het geweld van de vrije markt sleurt alles mee.
Waarom dan ook niet een koningshuis?'
Redactie
Dit boek omvat een romancyclus waarvan de samenstellende delen eerder afzonderlijk verschenen: 'Het beleg van Laken' (1985), 'Gek leven na het bal!' (1989), 'Het gevallen baken' (1991) en 'Het leven na beklag' (1992). Met een brief aan koning Boudewijn begint de hoofdfiguur Walter van den Broeck aan een immens avontuur. Zijn gedachte- en gevoelsleven, de reflectie op zijn schrijverschap en zijn familiegeschiedenis vervlecht hij op ingenieuze wijze met zijn kritiek op maatschappelijke omstandigheden en de geschiedenis van België. Hij doet dit in de vorm van een raamvertelling. Deze roman groeit uit tot een persoonlijke mythe, tot een Divina Commedia over de Sire en zijn onderdanen, over alle Belgen en wat Belgisch is, waarbij de wonderlijkste figuren de hoofdpersoon Walter van den Broeck tot gids dienen. Maar de eigenlijke opdracht: De Diepere Zin van Het Leven Ontraadselen, lukt geen van zijn 'leidslieden'. Deze roman is veel aardser dan 'De ontdekking van de hemel' van Mulisch, persoonlijker dan 'Het verdriet van België' van Claus, en intellectualistischer dan het werk van Boon. Maar met dze roman schaart Van den Broeck (1941) zich wel onder de groten in de Nederlands-Vlaamse literatuur. Kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.