De helaasheid der dingen
Dimitri Verhulst
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Uitgeleend
|
Atlas Contact, 2014 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : VERH |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Atlas Contact, 2014 |
VOLWASSENEN : ROMANS : VERH |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Atlas Contact, 2014 |
VOLWASSENEN : ROMANS : VERH |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Atlas Contact, 2014 |
Woord Volwassenen Romans : VERH |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Atlas Contact, 2014 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 7644 |
Jan Van Damme
ob/kt/22 o
Dimitri Verhulst, Kaddisj voor een kut, Atlas Contact, 17,99 euro.
Een weekje vakantie gaf me de tijd voor het lezen van Kaddisj voor een kut. Niet dat ik daar een week voor nodig had, een paar uurtjes op een zonnig terras volstonden. Weg was mijn zonnige humeur.
Verhulst sleurde me mee in een vertelling over eenzaamheid, onbegrip en woede. De problematiek van instellingskinderen wordt verteld vanuit de visie van zo'n jongere. Daarvoor put de auteur uit zijn eigen verleden. Verhulst gebruikt humor om de lezer bij de les te houden maar laat elke glimlach meteen verdwijnen met beschrijvingen van de hardheid van het leven van een instellingskind.
In het tweede verhaal toont hij de kwetsbaarheid van een instellingskoppel. Dit verhaal is, zo mogelijk, nog meer confronterend, omdat Verhulst ons deelgenoot maakt van de sombere leefwereld van het stel. Het boek laat je verbijsterd en ontredderd achter, mét bewondering voor de auteur die dat kan bewerkstelligen.
Jan Van Damme
Boekhandel Beatrijs, Oudenaarde
confituurboekhandels.be
RV ■
Dirk Leyman
us/ug/20 a
Struikelen over een aankondigingsbord van Story. Het is dom, maar het kan iedereen overkomen. 'Een zomer vol liefdesverdriet', stond er in koeien van letters op. Beheerst zette ik het plakkaat recht op de stoep. Nieuwsgierig bestudeerde ik het verzamelde amoureuze leed, het eeuwige wingewest van het BV-magazine. Van De Lau en Erik van Looy tot Sven Nijs: de zomer bleek onbarmhartig voor tortelduiverij en huwelijkse staten. Maar ook schrijvers zongen volop hun deuntje mee in de litanie van libidineuze debacles. Herman Brusselmans prijkte op de voorpagina vanwege het abrupte einde van zijn veelbelovend gestarte saga met de 31 jaar jongere Melissa.
Vlaamse schrijvers en hun liefdesperikelen, het is stilaan vaste prik in medialand. De baby van Saskia De Coster en haar Groen!-vriendin ging in maart 2014 alle bladen rond, want als rolmodel word je af en toe om een statement verzocht. En ook Dimitri Verhulst verwerft stilaan een vooraanstaande plaats in de gespecialiseerde media. Zijn relationele rollercoaster haalt tegenwoordig vlotter de kolommen dan een doorwrochte recensie van zijn romans, die gelukkig nog wel bij bosjes over de toonbank schuiven.
Slimmer dan de schrijver
'Het jaar van de drie vrouwen', kopte Humo vorige week. Een jaar eerder - bij de verschijning van De laatkomer - bazuinde Verhulst nog lyrisch zijn vreugde uit over zijn hereniging met een Zweedse jeugdliefde. Abrupt verkaste Verhulst van zijn Waalse dorpje - ooit nog idyllisch bezongen in Mevrouw Verona daalt de heuvel af (2006) - naar Göteborg, een twaalfjarige relatie achter zich latend. Weinig fijnzinnig luidde het in De Standaard: "Dichter bij de Nobelprijs Literatuur kun je je niet neuken." Welbespraakt legde hij de link met zijn roman De laatkomer, waarin een man ontsnapt uit zijn liefdeloos huwelijk door dementie te veinzen en in een bejaardentehuis zijn jeugdliefde Rosa Rozendaal weer te vinden. "Soms zijn mijn boeken slimmer dan ikzelf en is de schrijver Dimitri Verhulst me een stapje voor. Hij heeft een veel betere inkijk in mijn eigen leven", viel er te lezen in De Morgen.
De coup de théâtre liet niet lang op zich wachten. Intussen ligt de Zweedse droom aan diggelen, zo meldt Humo in een interview met Dag Allemaal-allures, waarin de vechtscheiding bijna van de pagina's gutst. Verhulst beleefde een annus horribilis in Scandinavië: "Het is waar dat ik gekke dingen ben gaan doen. Ik ben verhuisd naar een moeilijk land. Ik ben in een relatie gestapt die uiteindelijk niet werkte. Heb ik fouten gemaakt? Zeker. Heel dit laatste jaar is één fout, één grote vergissing. Maar ik kan er dankbaar om zijn, ik draag het mee als een ervaring."
Op de valreep kon Verhulst ontkomen aan 'de zomer van het liefdesverdriet'. Een nieuw Gents lief luidt zijn terugkeer naar Vlaanderen in. Gelukkig is hij ook drie boeken rijker: Kaddisj voor een kut en twee Boekenweekgeschenken. Kwestie van in maart 2015 het beste te kunnen kiezen.
Relationele stofwolken en boude talkshowuitspraken vertroebelen soms het zicht op Verhulsts boeken. Onmiskenbaar vertonen ze een wisselvalliger teneur. Slechts in het bitterzoete De laatkomer liet de snedige, satirische Verhulst zich weer herkennen. Het was een revanche na twee matige boeken als De laatste liefde van mijn moeder (2010) of De intrede van Christus in Brussel (2011) en het tussendoortje over gevallen wielergod Frank Vandenbroucke. Maar literaire nominaties of prijzen haalde de ex-Libriswinnaar er niet meer mee.
Zelf verketterde hij in een interview met De Morgen De verveling van de keeper (2002) én De intrede van Christus in Brussel, genadelozer dan een criticus het ooit zou aandurven. "Nu kan ik toegeven dat De intrede van Christus in Brussel gewoon een verschrikkelijk slecht boek is. Geschreven door iemand die niet durft te schrijven. Om de eenvoudige reden dat hij bang is om te dicht bij zichzelf te komen."
Voelt de schrijver nattigheid over zijn fluctuerende output, waarin vaker dezelfde wrang-komische riedeltjes worden afgehaspeld? Worstelt hij met zijn authenticiteit en zijn opgedrongen mediarol? "Eigenlijk zou ik een groot zwijger willen zijn, helaas ben ik een kletswijf", constateert hij. Verhulst beseft de bekoring van een welgemikt interview met smeuïge quotes. Het kan wonderen doen voor de lancering van een boek. Beleefde de Aalstenaar - met zijn bezwerende basso continuo - niet ooit zelf zijn doorbraak met De helaasheid der dingen via een gesmaakt optreden in De laatste show? Het inzoomen op Brusselmans' en Verhulsts privéleven - dat ze enigszins over zichzelf afroepen - lijkt symptomatisch voor wat Christophe Van Gerrewey onlangs in deze krant opmerkte over de boekenbranche: "Als er al aandacht is, dan is het vaak over van alles, maar niet over de leeservaring. De schrijver staat centraal, niet het lezen zelf en wat daar zo uitzonderlijk aan kan zijn. We hebben blijkbaar schrik gekregen om dat te benadrukken."
En dan nu het boek
Want ja, hoe zit de vork in de steel met Verhulsts nieuwe roman Kaddisj voor een kut? Ruim zevenhonderd woorden ver zijn we intussen in dit stuk en u hebt er nog geen woord over gelezen, werpt u terecht tegen. Geldt dit nu als het meermaals aangekondigde, definitieve boek over de tehuizenjeugd van de schrijver? Zeker is dat Verhulst kampte met de vorm van deze lang voor zich uitgeschoven roman. Het thema van de verwaarloosde jongeren spookt constant door zijn oeuvre. Instellingen, asielzoekerscentra en gestichten zijn er courante biotopen en het ongeluk valt er van de muren te schrapen. Het was alsof Verhulst zich via wijde omtrekkende bewegingen, ingewikkelde sluiproutes en sinistere binnenwegen naar zijn hoogstpersoonlijke moeras begaf.
In Kaddisj voor een kut - een titel met veel provocatiepotentie - lijkt het alsof Verhulst de koe bij de horens heeft gevat. Maar wie het boek doorbladert, stuit meteen op een verrassing. Kaddisj voor een kut valt uiteen in twee delen. Een novelle van amper 90 pagina's en de opgepimpte toneeltekst De aankomst in de bleke morgen van 60 pagina's, eerder geconcipieerd in 2005 voor de voorstelling Aalst van toneelgezelschap Victoria. Allebei gezet in grote letters, zodat de ooglijdenden onder ons niet hoeven te sukkelen.
Merkwaardig is dat Verhulst geen melding maakt van de herkomst van de tweede tekst. Kleine moeite, zou je zo denken? Of wil hij de lezer zand in de ogen strooien? Zo bereikt hij alsnog 'zijn natuurlijke lengte' van circa 150 pagina's. Toch kan je dit hybride relaas met veel welwillendheid geen roman noemen.
Opmerkelijk wrang en bitter laat Kaddisj voor een kut zich lezen. Je zou het kunnen beschouwen als een genadeloze afrekening: met de kerk, met "woeste vaders", "hysterische eegaders", met teleurgestelde opvoeders en gedemotiveerde hulpverleners, verbitterde leraren en onbarmhartige schooldirecteuren. Het eerste deel, de eigenlijke novelle Kaddisj voor een kut, drijft op de religieuze cadans van een begrafenis die - net als de lectuur - hooguit een uur in beslag neemt. De hoofdfiguur waarachter Verhulst zich in de je-vorm verschanst, bijgenaamd De Neus, wordt door de dood van Gianna Niemendal weer naar zijn tijd in jeugdinstelling Home Zonnekind gekatapulteerd. Gianna was er een tehuizenmeisje van het typische soort, gedoemd om als lotsbestemming het kapsalon te vervoegen. Godsgruwelijk is ze aan haar eind gekomen door uit een raam te springen, het leven opgesoupeerd voor het echt begonnen was. Je hoeft niet lang te gissen hoe het zo ver is kunnen komen. Een jeugd van misbruik en miskenning gaf de aanzet tot de zelfmoord. "Ze had voorvoeld wat jullie nog moesten ondervinden. Namelijk dat jullie koffers nooit definitief zouden worden neergezet."
Verhulst laat geen spaander heel van dit universum van ongewenste "verweesden en weggesmetenen", deze "kinderen van de ramsj". Ziehier zijn lapidaire "deeldefinitie van een jongerentehuis": "Vuilbak die 'dank u' kwaakt nadat u er om het even wat in heeft gekwakt." Wil de schrijver ons doen geloven dat elke instelling slechts gedoemde en vermassacreerde zielen op de samenleving loslaat? Kan niet missen dat ze tot halve misdadigers of verknipte ouders uitgroeien. De hormonen gieren er bovendien door de gangen, met de snelheid van een deeltjesversneller in Génève. Tienermeisjes "die hun kutten stutten op elke willekeurige pik en onachtzaam zwanger werden van een puistige tienervader. De seksuele appetijt van instellingskinderen is immers onuitputtelijk." En ja, ook het hoofdpersonage aarzelt niet om zijn "hom te lozen in lijven die je lelijk vond".
Het va-et-vient van opvoeders is al even ontstellend. Eerst nog "overpruttelend van idealisme" raken ze bliksemsnel hun gedrevenheid kwijt. "Naastenliefde salarieert zeer slecht", schrijft Verhulst in een pittige oneliner, een van de zovele waaromheen hij zijn dunne verhaal weeft. En als er een potentiële pleegmoeder langskomt is hij even scherp over het gedrag van zijn collega-instellingskinderen: "Hondjes in het asiel, om ter schattigst keffend naar de sympathieke kopers." Vooral moeders betalen het gelag - zoals ook in De helaasheid der dingen het geval was.
De karikatuur ligt bij Verhulst altijd op het vinkentouw en de miserabilistische doem krijgt voorrang. Wie dus rekent op een doorleefd portret van Gianna, krijgt slechts een paar lichtflitsen en flarden, ondanks zijn genegenheid voor haar en een opdringerig schuldgevoel. Pas wanneer de schrijver uit zijn rol valt, wordt het écht interessant. Dat gebeurt bijvoorbeeld wanneer "hij stuitert van verlatingsangst naar bindingsangst". Knap ook hoe hij aan het eind van de novelle zijn eigen aflopende, tijdelijke burgermansbestaan verbindt met de dood van Gianna. Het is een scène die kil om het hart slaat en waarin Verhulst zich allerminst bang toont "om dicht bij zichzelf te komen."
Kaddisj voor een kut baadt in morbide zwartgalligheid. De vrolijke kant werd weggegumd. Een eenzijdig beeld? Nochtans gaat Verhulst er prat op dat hij zich wel degelijk heeft "rotgeamuseerd" in de instellingenwereld. "Ik was onwaarschijnlijk gelukkig in die hel, waar alles kapot ging", vertelde hij me vorig jaar in een gesprek. "Toch vertik ik het om er droevig over te zijn. Want ik heb daar geobserveerd én van het leven geproefd."
Gissen blijft het ook naar de precieze samenhang van De aankomst in de bleke morgen met de novelle. Wil hij demonstreren dat er toch niks goeds kan ontbolsteren uit een instellingskind? De aankomst in de bleke morgen is een soort addendum. Te meer omdat het een herwerking is van de toneeltekst die Verhulst in 2005 schreef over de geruchtmakende Aalsterse moorden van 1999, waarbij Maggy Strobbe samen met haar man Luc De Winne hun twee kinderen ombracht in een hotel aan het stationsplein. Hij baseerde die toen op een Koppen-uitzending. De voorstelling veroorzaakte heisa, omdat Strobbe via haar advocaat - vergeefs - een verbod probeerde af te dwingen wegens de "onbetamelijke mix van feiten en fictie".
In de vertelling die Verhulst hier weer opvist heten ze Sarah Smeekens en Stefaan Cools. "Ze hadden elkaar gevonden, hun levens waren naar elkaar gedreven, in elkaar geweven, geknoopt, gesoldeerd, gegoten, gebrand, gebonkt en geklopt." Sarah is een door haar vader langdurig misbruikt kind, Stefaan een halve marginaal, een zwerfkat tussen instellingen. Allebei zijn ze drugsverslaafd. Verhulst kruidt de schamele dialoog met een soort voice-over, maar dat werkt vrij stroef. Het toneelstuk maakt een rudimentaire indruk. Geen detail van de gruwelijke feiten wordt ons bespaard, van verstikking, moord, tot de ontbinding van de dode baby die drie à vier dagen in de hotelkamer lag. "Dus wat moesten we doen. We hebben onze kinderen kapotgemaakt. Voor hun bestwil." Verhulst legt het er dik op, vergroot uit en laat aan het eind de rechter nog een zedenpreek houden. Knipoogt Verhulst met deze 'faction' over dit gewetenloze koppel naar Kristien Hemmerechts en haar Michèle Martin-boek De vrouw die de honden te eten gaf?
Tijd voor een nieuwe richting?
Hoe dan ook: Verhulsts laatste worp overtuigt slechts half en kan een indruk van onvoltooidheid niet verdoezelen. Het definitieve tehuizenboek is dit allerminst geworden. Nochtans levert Kaddisj van een kut sporadisch stilistisch vuurwerk. Je moet Verhulst evenmin leren hoe hij een (schok)effect veroorzaakt en stompen in de maag moet uitdelen. Opvallend ten slotte hoe Verhulst zijn archaïsche, schampere idioom hoogglanzend houdt, vol inventieve dialectwoorden en streektaal.
Toch kun je niet anders dan concluderen dat de schrijver de gijzelaar van zijn eigen thematiek dreigt te worden. "Opnieuw rock-'n-roll", zo voorspelde Verhulst over zijn nieuwe Vlaamse leven. Misschien moet de schrijver nu eens slimmer zijn dan zijn boeken, voor ze voorgoed in de eenrichtingsstraat van het miserabilisme en naturalisme belanden, waar iedereen het meedogenloze slachtoffer is van zijn milieu.
Dimitri Verhulst, Kaddisj voor een kut, Atlas Contact, 160 p., 17,99 euro.
DIRK LEYMAN ■
Mark Cloostermans
us/ug/29 a
Mark Cloostermans
Dimitri Verhulst leeft als God in Zweden. Of, enfin, het is te zeggen. Inderdaad, hij heeft uitzicht op een prachtig meer. De buren zijn bijna altijd afwezig en sowieso onzichtbaar achter de sparren die de omgeving parfumeren. Van de andere kant, de waterpomp is al twee weken kapot, dus wast Verhulst zich in dat prachtige meer. En tot de horreur van zijn bezoeker heeft de schrijver er niet eens internet. 'Ik heb toch mijn gsm?' zegt Verhulst, die duidelijk de ernst van zijn heremietenbestaan niet inziet.
Anderhalf jaar woont hij nu in Zweden. Eerst een tijdje in Göteborg, 'het meest deprimerende oord waar ik ooit gewoond heb, en ik kom nochtans uit Aalst'. Eerst was er ook die Zweedse vriendin, de reden voor zijn verhuizing. Maar nu woont hij alleen, in de afzondering van Härryda, dik twintig minuten van Göteborg.
Goed voor de concentratie is het wel. Niet alleen zijn nieuwe romanKaddisj voor een kut is in Zweden ontstaan, Verhulst heeft intussen ook twee Boekenweekgeschenken geschreven. De Nederlandse boekpromotiedienst CPNB vroeg hem om één boek, maar hij zal hen de keuze laten uit twee. Writer's block? Nooit van gehoord. 'Ik heb het tegenovergestelde daarvan: kwaadheid dat ik doodga. Dat wil zeggen, dat ik zou sterven voordat ik uitverteld ben. Ik moet zorgvuldig kiezen, als ik aan een boek begin: wat voelt er het dringendste? Ik was eigenlijk aan een ander boek bezig, toen ik teruggreep naar iets dat al jaren "op de plank" lag.Kaddisj voor een kut had al in 2000 of 2001 moeten verschijnen, als mijn tweede roman. Maar ik durfde niet. Ik was bang het te verbrodden.'
Kaddisj voor een kut vertelt over een periode die totaal anders was dan Verhulsts huidige leefomstandigheden. In plaats van alleen in de natuur, woonde hij met andere 'gedumpte' kinderen en tieners in een 'residentieel jongerentehuis'.
'Ik kwam uit een pleeggezin. Een mislukt experiment, ironisch genoeg door een misverstand. Ik ben een solipsist. Ik zat op mijn kamer en schreef. En de pleegouders dachten ik dat mij niet wenste aan te passen aan het gezin. De jeugdrechter heeft me toen, op m'n zestiende, in een instelling geplaatst.'
Op straat
'Kinderen krijgen is dikwijls een manier om "aan je relatie te werken", en de instelling is dan waar de mislukte pogingen terechtkomen. De ongewenste kinderen, de ongelukjes. Ik heb gezien wat ik in het boek beschrijf: een moeder die gewoon aanbelt en haar kleine naar binnen duwt, "hier, ik moet hem niet meer hebben". Dat snijdt diep. En tegelijk leert het je dat je niet uitzonderlijk bent. Ik ben zelf door mijn moeder op straat gezet, maar dat is in zo'n instelling niets speciaals.'
'Er bestaan steeds minder jongerentehuizen, men wil tegenwoordig liever proberen om de thuissituatie te redden. Ik hoop dat men daar niet de regel van maakt. Ik was blij om thuis weggehaald te worden. De toestand was onhoudbaar. Je moet accepteren dat de plaats van een kind soms niet bij zijn ouders is.'
Kaddisj voor een kut is een kwaad boek, maar de kwaadheid is niet gericht op de instelling. 'Ik heb geen kritiek op die instelling of op die opvoeders. Je moet het maar doen, hoor. De opvoeders zijn ruimschoots onderbetaald en hun budget was een lachertje. Elk kind werd gesubsidieerd voor 110 Belgische frank per dag. Alles zat daar in: eten, studie, doktersbezoek, noem maar op. Als er één van de kinderen voor kapper studeerde - zoals Gianna uitKaddisj - was dat een meevaller, want dan kon er weer op coiffeurskosten bespaard worden.'
'Af en toe gingen de hoofdopvoeder en ik naar de Colruyt in Lokeren - de instelling was in Belsele - om daar te pikken. Die man was een ex-priester, overtuigd katholiek, stelen was ernstig in strijd met zijn principes, maar hij moest roeien met de riemen die hij had. Dus deed hij een beroep op mij, de kleptomaan.(lacht) Dat komt soms nog boven als ik te veel gedronken heb. Dan verlaat ik cafés met het meubilair.'
Kaddisj verschijnt dan wel met tien jaar vertraging, het is niet de eerste keer dat Verhulst over een 'instelling' schrijft. Denk aan het bejaardentehuis uitDe laatkomer of het asielcentrum uitProblemski Hotel. 'Je kunt alleen maar schrijven over zaken die je goed kent. En die instelling is iets wat ik doorleefd heb. Ik weet wat het is om in één ruimte samen te leven met veel te veel mensen die je niet zelf hebt mogen uitkiezen. De boeken die ik graag las als jonge gast reflecteren dat trouwens.Lord of the flies, die jongens op een eiland die geen andere optie hebben dan met elkaar samen te leven. OfDe knoppen breken van Kenzaburo Oë. Mijn boeken en die boeken: dat zijn takjes aan dezelfde boom.'
Zou hij "zijn" instelling opnieuw kunnen bezoeken. 'Ze bestaat niet meer.' Zou hij een lezing geven in een andere instelling? 'O ja, zeker. Die gasten een stem laten horen uit hun eigen toekomst? Dat is belangrijk. We wisten dat de toekomst heel onzeker was. Niet alleen krijg je een stempel mee - een liefje van mij uit die tijd kreeg te horen dat ze niet moest thuiskomen met een instellingskind - maar je bent ook echt bezwaard door je verleden. Dat het traditionele gezinsleven niet in je systeem zit, maakt je allicht niet tot de makkelijkste mens.'
Terug naar Aalst
Het boekKaddisj voor een kut valt uit elkaar in twee helften. Iets over de helft staat er opeens een tweede titel,De aankomst in de bleke morgen. Het blijkt te gaan om wat oorspronkelijk een toneeltekst was: de tekst die Verhulst schreef over een dubbele kindermoord in Aalst. De voorstelling,Aalst geheten, leidde tot een rechtszaak: de 'inspiratiebron', Maggy Strobbe, trachtte met een kortgeding te voorkomen dat het stuk over de moord op haar kinderen zou worden opgevoerd.
'Het was de bedoeling dat de tekst door het theaterhuis zelf zou worden uitgegeven, maar we hadden nog maar net het kortgeding gewonnen, op de dag van de première, en men wilde niet het risico lopen op een tweede klacht vanwege de uitgave van de toneeltekst. Ik had me voorgenomen om ooit nog iets met die tekst te doen, maar dat hij onderdeel zou worden vanKaddisj was niet voorzien. Plots was er een vonk in mijn hoofd: het paste. Ik heb er wat studentikoze moppen uitgegooid die alleen op toneel werken, en het vertelperspectief bijgesteld. Het is nu geen toneelstuk meer.'
Het paste, omdat Strobbe en haar man (in de tekst: Sarah en Stefaan) instellingskinderen waren, en omdat Strobbe op hetzelfde schooltje in Nieuwerkerken gezeten had als Verhulst, één jaar eerder.
Terwijl Verhulst zich inKaddisj vooral kwaad maakt over het liefdeloze dumpen van kinderen, zien de personages vanDe aankomst in de instelling een gedroomd excuus voor hun handelen.
'Dat is een mechanisme dat er bij veel van die jongeren al op jonge leeftijd inzit: het verleden, de "toestand" inroepen als excuus. Ik heb dat nooit aanvaard. Ook niet voor mezelf. De dag dat ik iemand vermoord, wil ik niet dat mijn advocaat mijn jeugd als verdediging bovenhaalt. Dat weiger ik. Niemand helpt zichzelf door "de toestand" als excuus te gebruiken. Uiteraard worden we beïnvloed door onze opvoeding, maar dat is mijlenver van een excuus.'
'Sarah en Stefaan hebben graag en lang op het systeem geteerd. Ze zochten geen werk, waren eigenlijk best tevreden. Hun eten werd gebracht door het OCMW en af en toe stuurden ze het terug omdat ze het niet lekker vonden. Ze zaten daarnaast aan de drugs. Als maatschappij heb je het recht om te zeggen: kijk, je bent hier niet alleen maar om te krijgen. Niemand mag dat trouwens van zichzelf accepteren.'
Het is op de laatste bladzijde van het boek datKaddisj enDe aankomst tot een clash komen: als Sarah voorspelt dat hun kinderen, net als zijzelf, in een instelling zouden beland zijn, als ze hen niet vermoord hadden. En dat de dood minder erg is dan zo'n instelling. Je zou haast denken dat Verhulst haar gelijk geeft.
'Ja, die suggestie is er. Kijk, we hoeven het niet erger te maken dan het is - de Vlaamse instellingen zijn niet te vergelijken met de Roemeense - maar het sociale stigma is heel zwaar. Als je eruit komt is de kans op kansarmoede heel groot. Ik heb één keer een reünie meegemaakt en achteraf mijn beide handen gekust. Je hebt meer valkuilen in het leven als je uit zo'n instelling komt. Je hebt meevallers nodig. De ergste gevallen waren te fier om zich op die reünie te tonen, maar je had er een paar serieuze heroïneverslaafden, natuurlijk veel werklozen, en mensen met een nest kinderen, van partners die altijd maar een paar maanden gehouden kunnen worden.'
Mosselen
Volgend voorjaar toert Verhulst door Nederland, als schrijver van het Boekenweekgeschenk. Erg ver zal hij niet moeten reizen, want zijn Zweedse periode loopt alweer op haar laatste benen. 'Ik ben graag alleen, maar op gezette tijden ook een gezelschapsdier. Ik ben een heremiet die op trouwfeesten op tafel danst.' Terug naar België dus, hoogstwaarschijnlijk.
'Ik vind de Zweedse samenleving fascinerend, maar ik vind er mijn sociale codes niet terug. Zweden zijn alleen hartelijk uit correctheid, nooit gemeend. Ik keer met de glimlach terug naar België. Mijn blik op ons land is een beetje veranderd. Ik denk dat ik soms wel hard was. Er wordt bij ons dikwijls gediscussieerd over irrelevante, onnozele dingen, maar daarnaast hebben we dan toch maar persvrijheid, abortus en euthanasie, ontzettend fundamentele dingen die in andere landen maar niet verwezenlijkt raken. Ik ben veel meer Belg dan ik doorhad.'
'Ik reed laatst met de auto naar huis, eerst kilometers tegen 170 over die perfecte Duitse snelwegen en vervolgens stuiteren over de putten en bulten bij Luik. Je voélt je thuiskomen.(lacht) Voeg daar nog een reclamebord voor Zeeuwse mosselen aan toe en alles valt in de plooi.'
Mark Cloostermans ■
L.A.A. Kruse
Twee schokkende autobiografische verhalen over instellingskinderen, ‘verweesden en weggesmetenen’ in een ‘afvalbak voor kinderen’, zonder toekomstperspectief. In het titelverhaal gaat de verteller (opmerkelijk genoeg niet in de ik- maar in de meer afstandelijke je-vorm) naar de begrafenis van de 17-jarige Gianna, die zelfmoord pleegde twee maanden nadat hijzelf is ontslagen uit ‘Zonnekind’, het tehuis waar ze verbleven. Te laat gearriveerd bij de kerkdienst, denkt hij aan haar terug, terwijl de pastoor routineus voor een klein publiek de dienst doet. In ‘De aankomst in de bleke morgen’, het in toneelvorm gegoten tweede verhaal, staan Stefaan en Sarah terecht, twee voormalige instellingskinderen met een sociopathische persoonlijkheidsstoornis, die op gruwelijke wijze hun dochtertje van drie maanden en zoontje van zeven hebben omgebracht. Opnieuw schopt Verhulst in een zeer directe, rauwe, eigen stijl tegen heel wat heilige huisjes, al kan de lezer zich afvragen of hij al te zwartgallige karikaturen schetst, bijvoorbeeld van ontaarde ouders en seksueel onuitputtelijke pubers. Royale druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.