Het huis van vreugde
Edith Wharton
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Niet beschikbaar |
Van Oorschot, cop. 2014 |
VOLWASSENEN : ROMANS : WHAR |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Van Oorschot, cop. 2014 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : WHAR |
Alexandra De Vos
i /un/27 j
Toen Edith Wharton (1862-1937) als klein meisje over Fifth Avenue slenterde - aan de hand van een gouvernante, zonder twijfel - zag ze een New York dat de huidige generaties niet meer zouden herkennen. Naast een vredig weitje met koeien begonnen de 'brownstones' , de rij statige huizen waar de elite van Manhattan zijn even statige leven leidde. In een opeenvolging van salons, gevuld met brokaten zetels, gasluchters en verse bloemen, werden eindeloos dezelfde rituelen opgevoerd. Er waren theevisites, verlovingspartijen, bals en discreet gemompel over familieschandalen van lang geleden. Nooit recente, want dat was, in de 'Gilded Age' van rond 1870, een aanslag op de goede smaak. Alles was rimpelloos in deze high society, die teerde op oud geld en de bleke schoonheid van haar vrouwen die werden verondersteld even passief en decoratief te zijn aan de arm van hun rijke echtgenoot als de chaise longue dat was in het salon. Hulpeloos zongen ze in hun gouden kooi. 'Nooit gebeurde er iets échts', schreef Edith daar later over. 'Er werd niets echts gedaan, gezegd of zelfs gedacht.'
Het was dus geen wonder dat de eerste verhalen die Edith als kind schreef niet over échte mensen gingen, want die kende ze immers niet. Verder werd dat schrijven niet aangemoedigd ('in mijn sociale klasse werd het beschouwd als iets tussen zwarte magie en handenarbeid'), en moest Edith het op bruin pakpapier doen.
Ze ontwikkelde een fascinatie voor spookverhalen. Zelfs als twintiger kon ze niet slapen als er eentje in haar kamer rondslingerde, ook al was ze het genre intussen zelf gaan beoefenen. Het duurde nog even voor ze begreep dat het weinig bovennatuurlijke of zelfs maar authentieke leven van haar eigen kringen fascinerend schrijfvoer kon zijn. Ze kon daarvoor terugvallen op denovel of manners van Jane Austen of die van Whartons landgenoot Henry James. Helden en heldinnen ingesnoerd in de conventies van hun tijd en sociale klasse, soms triomferend dankzij hun intelligentie, maar vaker te zwak om uit hun gouden kooi te ontsnappen - dat was het thema dat Wharton zich zou toe-eigenen. Ze deed dat niet alleen in beroemde romans alsThe age of innocence ( De jaren van onschuld, 1920) enThe house of mirth ( Het huis van vreugde, 1905), maar ook en vooral in korte verhalen.
Hoe trefzeker die zijn, kan wie het wil nog eens nalezen inRomeinse koorts, een bundeling van twaalf Wharton-juweeltjes. En ja, er zitten twee spookverhalen bij. 'Granaatappelpitjes' en 'Allerzielen' bewijzen dat Wharton het genre naar een eenzame hoogte tilt, de stiefmoederlijke behandeling van critici ten spijt. In het eerste verhaal wordt een pasgetrouwd koppel geplaagd door grijze enveloppen die op gezette tijden in de brievenbus vallen, afzender onbekend. In het tweede wordt een oudere vrouw geconfronteerd met een landhuis waaruit plots alle leven geweken lijkt - de stilte die haar overvalt lijkt 'oneindig, grenzeloos, het einde van alles'. Voor Wharton moest een spookverhaal een 'thermometrische' kwaliteit hebben. De lezer moest de kou om het hart slaan, en de spanning zou zich ontladen in een kippenvelmoment. Ze stelt daarin niet teleur.
Vliegen in een pot vol honing
De sfeerschepping en het subtiele psychologisch inzicht die Whartons spookverhalen zo overtuigend maken, vallen ook te bewonderen in haar dramatische verhalen. En er is nog een element dat hier weer opduikt: het shockeffect, het onverwachte. In het titelverhaal 'Romeinse koorts' kijken twee societyvrouwen terug op een gedeeld verleden, met de Romeinse Palatijn ('restanten van passie en glorie') aan hun voeten. En dan blijkt dat ze elkaar verkeerd hebben ingeschat, ieder 'turend door de verkeerde kant van haar kleine verrekijker'.
Even meesterlijk zijn Whartons melancholische verkenningen van de gouden kooi waarin veel van haar generatiegenoten zichzelf opsloten. In 'Atrofie' wil een liefdeloos getrouwde vrouw een laatste keer haar doodzieke minnaar bezoeken, maar haar omgeving houdt haar, met stijf opeengeklemde lippen van fatsoen, op haar rechtmatige plaats: buiten.
In 'Autre temps...' is een in ongenade gevallen gescheiden vrouw verbaasd over het geluk van haar eveneens gescheiden en hertrouwde dochter. Niets aan die dochter ademt de passie en de rampspoed die moeders ondergang werden toen zij voor haar minnaar koos. Maar dit is de vrijere liefde in het nieuwe New York: 'Hun relatie leek even gerieflijk als hun meubilair en even comfortabel als hun banksaldo.' Betekent dat dat er ook voor de moeder een engel bij de kooi zal verschijnen en de deur zal openzetten?
Het lijkt er niet op; niet in dit verhaal en niet in 'Gestrande zielen', waarin duidelijk wordt dat een achterhaalde moraal en zinledige tradities de hardnekkigste zijn van allemaal. In werkelijkheid zit er geen slot op de kooi: de deur staat open en de slachtoffers kunnen hun weelderige gevangenis verlaten, als ze willen. Maar ze zijn als vliegen gevangen in een pot vol honing: de wereld daarbuiten is overweldigend, de toekomst onveilig, het verleden zoet en zeker. Een val is het, 'een samenzwering zo oud als de wereld'.
Niemand beschrijft die val, die kooi van lichamelijke en geestelijke onvrijheid zoals Edith Wharton. Zo genadeloos, en met zo veel raffinement. Haar verhalen doen denken aan de langwerpige witte doos met rozen die een New Yorkse gentleman zijn dame placht te sturen ter aankondiging van een visite. Ze zijn even mooi, even doornig, en even áf - zorgvuldig ingepakt, met een perfecte geknoopte satijnen strik eromheen. Geen losse eindjes, geen slordigheden.
Whartons metier mag enigszins ouderwets lijken, maar dan alleen om deze reden: omdat het al zo lang geleden is dat iemand het haar nog nadeed.
EDITH WHARTON
Romeinse koorts.
Vertaald door Lisette Graswinckel, Van Oorschot, 314 blz., 22,50 ?. Oorspronkelijke titel: 'Roman fever and other stories'.
De auteur: Amerikaanse die klassieke romans alsDe jaren van onschuld enHet huis van vreugde schreef. Concentreerde zich op het societymilieu waarin ze zelf opgroeide. Was de eerste vrouw die de Pulitzerprijs kreeg.
Het boek: een juwelendoos vol verhalen.
ONS OORDEEL: geraffineerd en genadeloos.
¨¨¨¨¨
Alexandra De Vos ■
L. Torn
Edith Wharton (1862-1937) is de eerste Amerikaanse schrijfster die in literair opzicht imponeerde en tegelijk een groot publiek wist te boeien. Naast psychologische en sociale romans, die zich afspelen in de aristocratische kringen van New York, schreef Wharton korte verhalen, waarvan een twaalftal nu (voor het eerst) zijn vertaald. Whartons personages zijn vooral vrouwen die zich ontworstelen aan de sociale, mannelijke conventies van de Amerikaanse aristocratie aan het begin van 20e eeuw. Met een scherpe, subtiele pen ontmaskert Wharton de hypocrisie, het snobisme en de lege moraal van het mondaine New York waarin de positie van vrouwen nog door allerlei (ongeschreven) wetten werd beknot. Whartons heldinnen staan op de drempel van een strijdbare moraal waarin de vrouw haar eigen vrijheid verkent. Met humor en een geraffineerd gevoel voor suspense weet Wharton de innerlijke en uiterlijke leefwereld van vrouwen in prachtige beschrijvingen te vangen. In deze tijd waarin oud goud volop in de belangstelling staat, is deze verzorgde uitgave een verrassende aanvulling! Kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.