Beschermvrouwe van de verschoppelingen. [1]
Delphine Lecompte
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij Antwerpen, 2014 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : POEZIE : LECO |
Hester Verhasselt
ua/an/31 j
'De touwslager, de beiaardier, de imker. Ik heb een fascinatie voor uitstervende beroepen, voor alles wat met werk te maken heeft. Als ik in de krant een vacature zie van pistoolschilder, weet ik dat ik daar enkele gedichten rond zal moeten bouwen. Ik zoek veel op, soms is het moeilijk te begrenzen, dan wil ik zoveel in een gedicht proppen. In een gedicht over de pistoolschilder moet ik dan plots ook iets met mummies doen. Ik kijk bij Egypte en mummificatietechnieken en lees dan dat sommige farao's gemummificeerde apen meenamen in hun graf. Meteen is daar de associatie met ruimtevaart. Soms wordt het moeilijk om het allemaal tot een goed einde te brengen.'
'Ik wil een universum creëren. Met terugkerende personages. Ik geef de pistoolschilder een moeder, een vriendin en kinderen. Ik ben zelf de babysitter van de pistoolschilder, ik zie het voor me, ik maak er deel van uit, ik ben in zijn huis. Mijn gedichten zijn meer en meer verhaaltjes, en toch wordt het geen roman, ik vind het zalig om iets af te sluiten. Als ik er proza van zou maken, zou ik bang zijn dat het een gimmick wordt, dat ik er te veel opvulling bij moet schrijven, dat het verrassende, het speelse weg zou gaan.'
'Als ik schrijf, voel ik me gelukzalig, ik zit in een roes, het zelf is voor een deel ook weg. Dat klinkt heel romantisch, maar het is wel zo. Ik schrijf tussen elf en één. Vroeger dacht ik: het kan alleen maar in de voormiddag en in mijn eigen huis. Nu weet ik dat het ook op andere momenten, op andere plekken kan. Een gedicht is heel vlug af. Soms schrijf ik echte misbaksels, die gooi ik weg. Ik begin liever iedere dag opnieuw dan dat ik in een gedicht ga zitten prutsen.'
Zwaarmoedig
'Soms staat de eerste strofe meteen, dan denk ik: fantastisch, ik ben vertrokken, het wordt weer een geniaal gedicht. Maar dan begint het toch te sputteren. Er zijn periodes dat ik met groot gemak heel veel gedichten schrijf. Dan zijn er weer dagen en weken dat het stroef gaat. Dat maakt me zwaarmoedig, ik word kwaad op mezelf, ik walg: wat voor een lelijkheid ben ik hier aan het scheppen, houd op, het is slecht. Nee, dat zijn geen leuke periodes. Maar ik panikeer niet meer, ik moet er doorheen. Het is belangrijk om te blijven schrijven, te oefenen, met woorden bezig te zijn. Ik voel nog altijd dat ik veel kan verbeteren.'
'Ik verafschuw alles wat klef en sentimenteel is. Ik zou niet rap het woord hart gebruiken, wel als orgaan, maar niet symbolisch. "Recht uit het hart" of "het hart op de tong", dat zou ondenkbaar zijn. Of "leed", van die gezwollen woorden die zogezegd alles zeggen, dat is meer voor de krant. Ik zou ook nooit schrijven over zeehondjes die worden doodgeknuppeld, hoewel, nu ik het zeg, denk ik: maar jawel! Jawel! Dat moet kunnen!'
'Rogi Wieg is een groot idool. K. Schippers, Frank Koenegracht en Judith Herzberg blijf ik ook altijd herlezen. Het zijn niet zozeer de woorden die ik onthoud, als de sfeer, een soort anarchie of losbandigheid in de literatuur. Daniil Charms is misschien wel mijn grootste voorbeeld. Een van zijn korte absurde verhalen eindigt met de zin: "Ik moet nu ophouden want mijn inktpot is leeg." O ja, denk ik dan, dat is het! Dat is het! Zalig! Alles kan en alles mag, als hij zin heeft om zijn verhaal af te breken, waarom niet? Of dat, zoals bij mij, een imker plots verandert in een profetische teckel, dat dat kan.'
Onzeker
'Ik heb nooit het gevoel meester te zijn over de Nederlandse taal. Op grammaticaal vlak ben ik onzeker, ik zoek veel op, ik ben bang om fouten te maken. Ik vind het Nederlands een moeilijke taal. Ik moet op de tippen van mijn tenen staan en als ik er bijna ben, heb ik toch nog het gevoel dat iets me ontsnapt, dat het niet vloeiend genoeg is. Soms is het echt een gevecht, maar soms maak ik ook opzettelijk fouten. Ik vind het mooi als Russische mensen Vlaams spreken en ongewild heel poëtisch zijn.'
'Ik ben gek op medische termen en lange adjectieven. "Blasfemisch" bijvoorbeeld, dat is een woord dat mij kan verrukken. Ik kan een gedicht schrijven, alleen maar omdat ik zo'n woord erin wil proppen. Ik vind alles poëtisch, dat is geloof ik ook wel een beetje mijn probleem. Valt mijn oog op een boek over paardengebitverzorging, dan denk ik: wauw, dat is het helemaal! Zo poëtisch! Er zijn voortdurend zoveel prikkels, zoveel woorden, zoveel thema's. Ik vul mappen en mappen met mooie woorden. Soms dreig ik het overzicht te verliezen. Om mezelf niet te vergalopperen zeg ik: deze week staat in het teken van paardengebitverzorging of van totemdieren of van mummificatie. Dat probeer ik, maar soms sluipen er weer nieuwe woorden binnen.'
'Het is echt wel nodig om na het schrijven iets heel fysieks te doen. Ik ga vaak wandelen, soms neem ik een hond mee uit het asiel. Als ik in mijn huis blijf, is de verleiding groot om het gedicht terug te lezen, en dan begin ik aan alles te twijfelen. Ik ben geobsedeerd door woorden, er zijn zoveel keuzes, je kunt wel bezig blijven.'
'InBlinde gedichten staan enkele moedergedichten, als ik die teruglees, denk ik: oei, dat is wel heel pervers, heel onbarmhartig, heel onvriendelijk hoe je daarin je moeder portretteert. Het is pijnlijk voor ons beiden. Omdat het zo rauw, zo eerlijk is. Als ik schrijf, ben ik genadeloos. Dan houd ik geen rekening met de gevoeligheden van anderen. Soms schrik ik van wat ik schrijf, maar als het goed is laat ik het toch staan.'
Katholiek
'Ik kan heel moeilijk in mijn eigen bundels lezen, nee, vreselijk. Er zit iets streng katholieks in mij: gij zult niet op uw lauweren rusten, nooit zelfgenoegzaam zijn. Ik ga daarin heel ver. Als iemand zegt: dat is een goed gedicht, dan denk ik: ja, maar dat was vroeger! Dat was vroeger! Maar het gedicht van vandaag, dát moet goed zijn. Ik heb ook een haat-liefdeverhouding met naar buiten komen. Ik ben pijnlijk verlegen, als ik voor moet dragen, sta ik te beven, ik ben heel, heel nerveus. Als ik eenmaal begonnen ben, geniet ik meestal wel. Ik sta elke keer versteld van het enthousiasme. Dat mensen soms tijdens het gedicht zelf al beginnen te bulderen, ja dat is zalig, dat doet echt deugd.'
'Schrijven is het enige waar ik goed in ben en wat ik met hart en ziel kan doen. Als ik niet mocht dichten, dan zou ik zingen of als zottin met al mijn bezittingen in plastic tassen door de straten gaan en wildvreemden verhaaltjes vertellen. Ik heb altijd verhaaltjes verzonnen, ik heb zoveel jaren geschreven. Ik dacht dat het niet interessant genoeg was.'
'Op een bepaald moment begon ik gedichten te sturen naar het literaire tijdschriftDe Brakke Hond. Ik was totaal verbijsterd dat ze aanvaard werden. Ik was door het dolle heen. Dat dichterschap is wie ik ben. Het geeft een groot gevoel van veiligheid. Een basis. Ik kan niet vernietigd worden. Gelijk welke tegenslagen mij overkomen, ik kan mezelf niet verliezen. Dit kan niet aangetast.'
DELPHINE LECOMPTE
De baldadige walvis.
De Bezige Bij Antwerpen, 144 blz., 19,99 ?.
Hester van Hasselt ■
30/04/2014
In 2010 won ze met De dieren in mij de Cees Buddingh-prijs voor het beste poëziedebuut, en vier jaar later is Delphine Lecompte (1978) toe aan haar vierde dichtbundel, De baldadige walvis. Het boek is opgedragen aan ‘de oude kruisboogschutter’, een karakter dat niet alleen in haar gehele oeuvre, maar ook in haar echte leven een belangrijke rol speelt, blijkens interviews met de veelgeprezen dichteres. Net als in haar eerdere werk worden we opnieuw meegezogen in het absurde universum van touwslagers en zeepzieders, van machteloze kamelen en saters. Een ‘ik’-figuur komt hen tegen en beleeft met hen de vreemdste avonturen. In de creatie van een geheel eigen wereld vergelijkt Lecompte zichzelf graag met de zanger Tom Waits, van wie ze hoopt dat die zoals haar zou schrijven, gegeven dat hij het Nederlands machtig zou zijn; humor voert wel vaker de ondertoon bij deze Brugse kleindochter van de beroemde dokter. Doet dat biografische gegeven er iets toe bij de lectuur? Ja en nee, maar Delphine verwijst zelf meermaals naar de excentrieke grootvader, alsook naar het chaotische leven dat ze als kind met haar vader en moeder leidde.
Lezen we de gedichten als onafhankelijke entiteiten, dan nog komen we niet uit onder hun fantasierijke, fabelachtige atmosfeer. Steeds weer huppelen de ezeldrijver en de sponzenverkoper langs elkaar heen, het moet erg druk zijn in het hoofd van de schrijfster. De vervreemding die dit oproept, doet denken aan de schilderijen van Jeroen Bosch. Dat gevoel wordt nog versterkt door de keuze van de afbeelding op het omslag: een detail uit de beroemde gravure van de kaart van Spaanse cartograaf Diego Gutiérrez: ‘Americae Sive Qvartae Orbis Partis Nova Et Exactissima Descriptio’ (uitgegeven in Antwerpen door Hieronymus Cock): een walvis met twee spuitgaten op zijn kop probeert zich in de woeste golven staande te houden. Inspireerde dat beeld Lecompte tot uitbreiden van haar arsenaal met een tandwalvis, een marsepeinen walvis en zelfs een walvisjager? De veelvuldige overige referenties aan zeeën, fonteinen en fonteinfabelbeesten in haar verzen roepen nog meer een maritieme sfeer op.
De beelden en gedachten tussen de gedichten in De baldadige walvis lopen in elkaar over en verbinden de teksten onderling op een associatieve manier. De vorm die ze koos voor haar poëzie, sluit daarbij aan: vrije verzen in losse strofen. De bundel zelf bestaat uit vijf hoofdstukken en een epiloog.
Associatief is ook het beeld van het veelvuldig optredende NEILPAARD, maar naar de exacte betekenis hiervan blijft het gissen. En misschien is dat wel het mooie aan het werk van Delphine Lecompte: helemaal duidelijk wordt het allemaal niet, maar zachtjes meedeinen op de golven brengt de lezer toch al tot aan het randje van de zee, waar hij kan genieten van een ongewoon en origineel landschap, misschien wel met een citroenboom of een cactus hier of daar. Opletten alleen dat de exuberantie niet overslaat in meligheid (‘de bijen staan niet op hun strepen’) of overweldigende overdaad. [Marjan Bex]
T. van Deel
Een nachtelijke yoghurtkweker, een balorige walvisjager, de pedofiele tuinman, de sterrenturende, rijstwafelschrokkende Balzacvertaler, de foute touwslager, de blozende diplomaat, een bloedmooie kernfysicus, de metafysische olieslager, een cholerieke goochelaar, een draaglijk calvinistische havenmeester, de geniepige orgeldraaier, de kwijlende visser, de profetische glasblazer – het zijn nog maar enkele van de vele personages die de bloemrijk fantaserende Vlaamse dichteres (1978) in haar brede, bijkans mateloze gedichten laat optreden. Daarnaast wemelen ze van de vaders, moeders, stiefvaders, grootouders, en van penetreren, pijpen, sex. 'En zijn penis rook naar opgepotte narwalblubber en naar toekomstig kruisboogsmeer.' Hoe bizar ook, de dichterlijke verzinsels of metamorfosen, uitdrukkingen van een hoogst persoonlijk beleefde buitenwereld, hebben ook iets heel vitaals: 'Sinds mijn vader een blikseminslag heeft overleefd / Is hij buikspreker geworden'. Over gebrek aan baldadigheid valt niet te klagen. In de dichterlijke, drukbevolkte en zeer onvoorspelbare wereld van Lecompte wordt een breed scala van emoties en vooral angsten zowel bezworen als opgeroepen, en vaak nog geestig ook: 'Thuis is er niemand levend genoeg / Om mij welkom te heten.' Lecompte is onvergelijkbaar.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.