De non
Denis Diderot
Denis Diderot (Auteur), Nico Lijsen (Vertaler), Chris Van der Heijden (Nawoord)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij IJzer, © 2020 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : DIDE |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Kwadraat, 1989 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : DIDE |
Matthias Somers
ua/an/23 j
De neef van Rameau is in vele opzichten een merkwaardig ding. Het is misschien het bekendste werk van Denis Diderot (1713-1784), zeker in de literatuurgeschiedenis het meest invloedrijke, maar zelf liet hij het ongepubliceerd. Zijn Parijse kring kende de tekst wel (hij las er uit voor, handschriften circuleerden onder zijn vrienden), maar met de dood van Diderot leek ook Rameau vergeten. Het is pas met een lange omweg, die langs het Russische keizerlijke hof liep en van daar naar Weimar leidde, dat het boekje twee decennia na de dood van zijn auteur, in een Duitse vertaling door Goethe, weer Parijs bereikte — en roem verwierf.
Het is een opmerkelijk werk: De neef van Rameau vormt een ijkpunt in de geschiedenis van de roman, maar lijkt zelf haast in niets op wat wij ons bij een roman voorstellen. Zoek niet naar een intrige, van handelingen die het verhaal voortstuwen is geen sprake, enig verhaal valt er hoe dan ook niet te bespeuren. Al wat er gebeurt, is dit: de ik-figuur, Diderot, zit op een bankje peinzend naar wat schaakspelers te kijken, wanneer als uit het niets Rameau voor hem opduikt, neef van de grote componist met dezelfde naam. Tussen beiden ontspint zich een dialoog over moraal en muziek, ontucht en opvoeding, het genie, het geluk en het goede leven. De klok luidt, ze nemen afscheid, het verhaal is uit.
Mogen we De neef van Rameau dan onderbrengen bij de rubriek 'filosofische dialogen' en naast Plato in de boekenkast zetten? Bij Plato moest de dialoog een waarheid verzekeren die samen gezocht en gevonden wordt en de wereld van opinies overstijgt en achterlaat: van zo'n proces van waarheidsvinding is bij Diderot geen sprake. Rameau sticht verwarring, Rameau ontregelt. Het gesprek tussen Rameau en Diderot bereikt, uiteindelijk, niets.
En ook daarom is De neef van Rameau een erg merkwaardig werk. Denis Diderot staat vandaag wel in de schaduw van Rousseau en Voltaire, maar hij was in vele opzichten de toortsdrager van de Franse Verlichting: tot in de donkerste krochten van de geest en van het land zou de rede doordringen en licht brengen. Hij werd de drijvende kracht achter de Encyclopédie, de gigantische onderneming om de kennis en de kunde van zijn tijd te bundelen en te verspreiden: een lofzang op het vermogen van de menselijke geest om het universum naar zijn hand te zetten en zichzelf te verbeteren, mits hij zich maar bevrijdt van oude gewoonten en gebruiken en de vooruitgang durft omarmen. De Encyclopédie was, in essentie, een opvoedkundig werk op universele schaal.
Maar terwijl Diderot twee decennia van zijn leven geeft aan die titanenarbeid, schrijft hij tussen de bedrijven door aan zijn Neef van Rameau, waarin hij de hele idee van maatschappelijke verbetering, de zedelijke kracht van opvoeding, de waarde van kennis en kunde op grandioze wijze onderuit haalt. Natuurlijk, hij laat Rameau het vuile werk opknappen: de figuur Diderot blijft de stem van de redelijkheid en de goede zeden. Maar díe stem klinkt klein, benepen, onbeholpen, nauwelijks overtuigd van zichzelf, terwijl Rameau - nochtans een vagebond, een vleier en een vlerk - zingt en betovert, fluistert en verleidt, en alle mooie idealen en grootse ideeën doet buigen voor de dwingende logica van de knorrende maag.
Want dit is de ellende waarmee Diderot zich geconfronteerd ziet: hij, die geen tijd had voor mooie theorieën zonder praktisch nut, predikt een moraal die niet van deze wereld is, en door Rameau ontmaskerd wordt als een ijdel spel. 'Goede wijn drinken, je tegoed doen aan heerlijke spijzen, genieten van mooie vrouwen, slapen in heerlijk zachte bedden. Daarbuiten is alles ijdelheid.' We mogen de mond vol hebben van goede zeden, de enige god die we vereren is goud: 'Als [mijn zoon] veel geld heeft, zal het hem aan niets ontbreken, ook niet aan uw respect en uw achting.' En waar de wet van het goud geldt, wordt de mens een kruiper. 'Dat is mijn pantomime,' zegt Rameau over zijn gedrag als konkelaar en bedrieger, 'en zo ongeveer gedragen zich de vleiers, de hovelingen, de bedienden, de armoedzaaiers.' 'Wat zal ik u zeggen?,' antwoordt Diderot, verslagen: 'Wat u de pantomime van de armoedzaaiers noemt, dat is de grote rondedans hier op aarde.'
Vertaald door H. Vermeer-Pardoen, Uitgeverij Ijzer, 100 blz., 17,50 €.
Martin De Haan
i /ul/17 j
Consult bij de Nederlandse oogarts in de Bourgondische provinciestad Autun (waar de Tour de France een paar weken terug nog doorheen kwam). Met grote moeite ontcijfer ik de allerkleinste lettertjes van de leestest, een fragment over de liefde, en daaronder de auteur: Diderot. 'Die heb ik vertaald!', roep ik tegen de assistent. Zij: 'Echt waar? Dat moet vreselijk zijn geweest!'
Denis Diderot (1713-1784) is een schrijver die alle Franse kinderen in de loop van hun schoolloopbaan wel een paar keer tegenkomen. Eerst als hoofdredacteur van de beroemde Encyclopédie, dan als vierde Verlichtingsdenker in het rijtje Montesquieu, Voltaire en Rousseau (zij het op ruime afstand van de Grote Drie), en met een beetje geluk ook nog een keer tijdens de literatuurles, want 'behalve encyclopedist en filosoof was Diderot ook romancier', weet elke enigszins literair onderlegde Fransman. Maar ook de Grote Drie schreven romans en novellen, dus zo heel bijzonder was dat niet.
Uitgeverij IJzer bracht onlangs twee nieuwe Nederlandse Diderot-vertalingen uit: de roman De neef van Rameau en de bundel De droom van d'Alembert. Dat is dapper, want Diderot heeft de schijn een beetje tegen. Oud en dus saai, en nog eens extra saai omdat hij zich een groot deel van zijn leven bezighield met zoiets slaapverwekkends als een encyclopedie. Fransen lezen weliswaar veel meer dan Nederlanders en zelfs klassieken doen het nog relatief goed (het geschreven Frans is de laatste paar eeuwen nauwelijks veranderd), maar ook in Frankrijk heeft Diderot nooit de populariteit gekend van grote 19de-eeuwers als Balzac, Stendhal, Flaubert en Zola.
Milan Kundera, de Frans-Tsjechische schrijver die zelf een ode aan Diderot schreef in de vorm van een toneelbewerking van een van diens romans, Jacques de fatalist, geeft een interessante verklaring voor dat feit. Volgens hem valt de geschiedenis van de romankunst in twee 'speelhelften' uiteen en worden onze opvattingen van literatuur nog altijd grotendeels bepaald door de tweede speelhelft, de combinatie van romantiek en realisme. De lichtheid en vrijheid van de eerste helft, met schrijvers als Cervantes, Rabelais, Sterne en Diderot, vlamt alleen heel af en toe nog op in modernistische, experimentele romans.
Of Kundera nu gelijk heeft of niet, je kunt wel zeggen dat veel romans van vóór 1800 ons bevreemden. Het is alsof de schrijvers hun eigen werk niet helemaal serieus nemen en waarschijnlijk klopt dat ook wel: de roman was tot de 19de eeuw geen serieus literair genre zoals poëzie en toneel, maar vooral een vorm van vermaak. Voltaire genoot in zijn eigen tijd een popsterachtige roem als tragediedichter en zou nooit hebben geloofd dat ruim twee eeuwen later alleen een paar van zijn novellen nog worden gelezen.
Maar bij Diderot ligt het anders. Tijdens zijn leven genoot hij als filosoof - 'de Filosoof', zoals hij werd genoemd - en encyclopedist weliswaar grote bekendheid, zozeer zelfs dat tsarina Catherina de Grote hem inhuurde als klankbord, maar eigen boeken publiceerde hij nauwelijks. Niet omdat hij ze niet schreef, maar omdat hij ze in zijn bureauladen bewaarde voor toekomstige generaties, in de hoop dat die er meer van zouden begrijpen dan zijn tijdgenoten. Met als bijkomend voordeel dat hij er op die manier aan kon blijven schaven - en dat hij ze buiten het bereik van de strenge censuur kon houden.
Het levert een ietwat paradoxale situatie op: Diderots belangrijkste werken, het filosofische drieluik De droom van d'Alembert en de romans Jacques de fatalist en zijn meester en De neef van Rameau, zijn pas ruim na zijn dood ontdekt en gepubliceerd, in een tijd (de 19de eeuw) die zijn 18de-eeuwse manier van denken en schrijven niet bijzonder welgezind was. Ja, hij had succes in Duitsland (Goethe vertaalde hem, Hegel en Marx lieten zich door hem inspireren), maar in eigen land kwam de grote erkenning pas echt op gang in de 20ste eeuw.
Hij werd een echte writer's writer: Diderot, de modernist of zelfs postmodernist avant la lettre. En inderdaad kun je hem tegenwoordig moeilijk lezen zonder aan de grote experimentele teksten van de vorige eeuw te denken. Vooral Jacques de fatalist, een antiroman of metaroman zonder duidelijke verhaallijn, lijkt met zijn eigenwijze verteller ('Het is zo makkelijk om verhalen te verzinnen!') haast wel geschreven als ludieke ondermijning van de werkelijkheidsillusie waar de 19de-eeuwse roman naar streefde. Ook De neef van Rameau en De droom van d'Alembert doen in vrijwel alle opzichten een stuk moderner aan dan veel boeken die daarna zijn geschreven.
In vrijwel alle opzichten, op een na, zo blijkt uit moderne edities van die twee boeken, waaronder ook de nieuwe vertalingen van Hannie Vermeer-Pardoen die onlangs zijn uitgekomen. De hedendaagse lezer struikelt namelijk over de verwijzingen naar de 18de-eeuwse werkelijkheid, die lekker doorlezen onmogelijk maken en de tekstbezorger of vertaler dwingen tot kunstgrepen - eindnoten vooral, met een eindeloos heen-en-weergeblader tot gevolg.
Toch wordt de doorzettende lezer beloond. 'De grote waarde, de grote originaliteit van Diderot is dat hij in het ernstige, ordelijke boekenproza de onstuimigheid, de springerigheid, de ietwat dolle wanorde, het rumoer en het koortsachtige leven van de conversatie heeft geïntroduceerd', schrijven de gebroeders Goncourt, en nergens gebeurt dat zo sterk als in deze twee teksten. Niet alleen omdat ze inderdaad een dialoogvorm hebben, maar vooral ook door de spontaniteit en totale ongekunsteldheid waarmee Diderot te werk gaat: het klassieke onderscheid tussen hoofd- en bijzaken verdwijnt volledig, alles wordt opgenomen in de maalstroom van de conversatie.
Het onderwerp van de twee teksten, voor zover dat al duidelijk is (De droom van d'Alembert gaat over een vrij duidelijk afgebakend, maar inmiddels bijzonder gedateerd filosofisch thema, De neef van Rameau over van alles en nog wat), doet er voor de hedendaagse lezer veel minder toe dan de manier van schrijven. Het is daarom jammer dat de vertaler, die het materiaal bijzonder goed beheerst, heeft gekozen voor een sterk historiserende aanpak, zowel in de schrijfstijl als in de presentatie.
Maar ook daarbij geldt: de doorzetter wordt beloond, het leesplezier laat zich niet tegenhouden. Eigenlijk zou het werk van Diderot verplichte stof moeten zijn voor alle schrijvers in spe, niet alleen in Frankrijk maar ook in het buitenland. Al is het maar om de conventies en automatismen van de 'tweede speelhelft' van hun vanzelfsprekendheid te helpen ontdoen.
Diderot: De droom van d'Alembert. Uit het Frans vertaald door Hannie Vermeer-Pardoen. IJzer; 247 pagina's; € 22,50.
Diderot: De neef van Rameau. Uit het Frans vertaald door Hannie Vermeer-Pardoen. IJzer; 100 pagina's; € 17,50.
J.F. Vogelaar
Diderot (1713-1784) - filosoof, literator en grondlegger van de vermaarde Encyclopédie - moet zijn dialoog tussen de filosoof en de montere scepticus Rameau, neef van de beroemde componist, geschreven hebben na 1761 en vóór 'Jacques de Fatalist' (ca. 1773), welk boek er in allerlei opzichten een voortzetting in romanvorm van is. De dialoog werd voor het eerst gepubliceerd in 1805 in een Duitse vertaling van Goethe. De neef is een cynicus, in de antieke 'hondse' betekenis; de moraal lapt hij aan zijn laars als het om (esthetisch) genot gaat en genialiteit gaat voor hem boven ethiek en fatsoen. Opportunistisch hangt hij de nar uit in ruil voor een goed maal en een bed. Wat hem van de gewone burger onderscheidt, is dat zijn idiotie deel uitmaakt van een bewust spel, hij is een uitvreter en toch geen parasiet. Met zijn spirituele en geestige uitspraken en verhalen geeft Diderot zowel een lachspiegelportret van de toenmalige hogere klasse als een voorafspiegeling van de vrijheidslievende antiburgerlijke kunstenaar. Een historisch document dat als literaire tekst nog springlevend is.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.