Op het tweede gezicht : de relatie tussen gelaat en karakter
Jaco Berveling (Auteur)
Beschikbaarheid en plaats in de bibliotheek
ARhus - De Munt magazijn
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Balans, cop. 2014 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 417.2 BERV |
Besprekingen
15/09/2014
Bij een eerste ontmoeting vormt iedereen zich, in een fractie van een seconde, een eerste beeld van de ander, die daarbij – grotendeels onbewust – als ‘goed’ of ‘slecht’, ‘betrouwbaar’ of ‘onbetrouwbaar’ getaxeerd wordt. Het is een reflex die we allemaal kennen en die ons meer dan eens behoed heeft voor onveilige situaties. Maar we vergissen ons wel eens.
Is er een wetenschappelijke basis om dat ‘gelaatlezen’ te onderbouwen en eventueel te verscherpen? Kunnen we, behalve betrouwbaarheid ook andere persoonskenmerken, zoals intelligentie, creativiteit, seksuele geaardheid, zin voor orde en sportiviteit afleiden uit iemands gelaatstrekken?
Jaco Berveling neemt de lezer mee op een reis door de tijd én door Europa (en ook heel even door Amerika) en laat hem kennismaken met de gelaatsleer van de Zwitserse predikant, Lavater, die in de achttiende eeuw in grote delen van het oude continent een ware hype was. De weg gaat verder richting Duitsland, waar dokter Gall meende te weten dat sterk ontwikkelde hersendelen tot uiting komen in uitstulpingen op de schedel. Dat we nu nog altijd over een ‘wiskundeknobbel’ spreken, kent zijn oorsprong dus in Galls theorie. Tijdens het lezen krijg je spontaan zin om in de auto in te springen en naar Barneveld, Baden of Parijs te rijden, waar gespecialiseerde musea(atjes) en privécollecties van schedels, gipsafdrukken, foto’s en tekeningen een beeld geven van Galls gedrevenheid en die van een paar van zijn geestesgenoten. Achterin in het boek vind je de adressen van die musea; in de tekst zelf nodigen weblinks je uit voor een virtueel bezoek. Van Gall gaat het naar de frenologie van Spurzheim en Fowler, over Lombroso en het geloof ‘de kop van de crimineel’ ondubbelzinnig herkenbaar te kunnen definiëren, naar psychografen en andere toestellen om de schedel- en gelaatsmetingen te objectiveren, tot het misbruik van craniologische en frenologische ‘inzichten’ in racistische ideologieën en het nazisme.
In een apart hoofdstuk schetst Berveling hoe gelaats- en schedelleer ook in Nederland ooit heel populair was én hoe – na alle kritieken – uitlopers van de frenologie en fysiognomiek ook nu nog blijven voortleven in allerlei ‘alternatieve’ circuits, van oor- en tenenlezers tot Emile Ratelbands, die drijven op halve waarheden en de kracht van vage omschrijvingen.
In het slothoofdstuk erkent Berverling echter hoe er een kern van waarheid zit in de oneliner ‘Toon me jouw gelaat en ik zeg je wie je bent.’ Hij benoemt zowel de mogelijkheden als de beperkingen, de kansen als de risico’s van beeldvorming van een persoon op basis van zijn gelaatstrekken.
Berveling weegt de ooit zo populaire theorieën op hun wetenschappelijkheid en hekelt daarbij hun onnauwkeurigheid, de methodologische slordigheden, de confirmation bias en het negeren van het gegeven dat karaktertrekken zich ontwikkelen binnen een dynamiek van interacties en levensloop.
De schrijver documenteert en illustreert zijn verhaal rijkelijk, met een kritisch oog en een fijn gevoel voor humor. Op het tweede gezicht is een journalistiek knap geschreven overzicht, dat in zijn toegankelijkheid echter geen toegevingen doet aan een correcte en genuanceerde weergave van de feiten. [Dirk Wille]
Fredy Blom
In de achttiende en begin negentiende eeuw was het een rage: wat zegt iemands gezicht – pas later kwam de schedel erbij – over diens karakter? Toen, en ook nu nog, spreekt dit tot de verbeelding en de conclusies hadden soms verstrekkende gevolgen, bijvoorbeeld bij rechtspraak. Vaak voorbarige conclusies, want wetenschappelijk bewijs is schaars en zelfkennis of inzicht in andermans karakter blijkt betrekkelijk. Het ging voorbij. Tweede helft twintigste eeuw volgt echter een opleving, nu gekoppeld aan gedegen psychologisch onderzoek, maar nog steeds betwijfelbaar. De auteur voert de lezer mee. Hij krijgt een inkijk in de praktijkvoering van onder anderen Lavater, predikant en gelaatkundige, en Gall, medicus en schedelkundige. Hij bezoekt musea en rariteitenkabinetten met schedelverzamelingen, wordt geconfronteerd met de rassenleer en kijkt nog eens aandachtig in de spiegel. Alhoewel de materie serieus wordt behandeld, is het boek geestig en vlot. Interessant is het vooral als de lijnen worden doorgetrokken naar recenter tijd. In kaders tussen de tekst staan anekdotische stukjes. Afbeeldingen in zwart-wit, eindnoten en een index completeren het geheel.
Suggesties
Krijg een e-mail wanneer dit item beschikbaar is
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.