No en ik
Delphine De Vigan
Delphine De Vigan (Auteur), Geertrui Marks (Vertaler), Lia Tuijtelaars (Vertaler)
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Uitgeleend
|
De Geus, 2014 |
VOLWASSENEN : ROMANS : DEVI |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Geus, 2014 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 11986 |
Jan Stevens
ru/eb/26 f
Nadat ze me verwelkomd heeft en het espressoapparaat heeft laten stomen, stofzuigt bestsellerauteur Delphine de Vigan (°1966) haar spartaans ingerichte schrijfkantoor in het 11e arrondissement in Parijs nog even. 'Ik werk hier pas en hou het voorlopig graag netjes', verontschuldigt ze zich. 'Ik heb lang in de woonkamer geschreven, maar als mijn twee kinderen in de buurt zijn, kan ik me niet concentreren. Tijdens de schoolvakanties installeerde ik me soms een hele dag met mijn laptop in een café. Daar heb ik bizar genoeg geen last van het geroezemoes. Nu ik dit kantoor huur, werk ik als een volbloed loonslaaf elke dag gedisciplineerd van negen tot vijf.'Na al de kommer en kwel in haar recentste roman Niets weerstaat de nacht (over de zelfmoord van haar moeder) had De Vigan behoefte aan iets luchtigers en schreef ze A coup sûr , een scenario voor een komische film. 'Over mensen die wanhopig de perfectie nastreven. Toen dat script af was, wilde ik dat het verfilmd werd door een regisseur van auteursfilms met naam en faam. Maar mijn producer zag dat niet zitten. 'Dan wordt het veel te duur', zei hij. Ik heb het dan maar zelf gedaan.'
Op 15 januari van dit jaar ging De Vigans allereerste film in de Franse bioscopen in première. 'Ik denk dat het ook de laatste wordt. Niet dat de kritieken vernietigend zijn, maar door A coup sûr zelf te regisseren, heb ik ontdekt dat ik in de eerste plaats schrijver ben. Als je schrijft, zit je als een god achter je computer en is er niemand die je tegenspreekt of corrigeert. Als je een film regisseert, staan er elke dag veertig mensen op je vingers te kijken en zijn er altijd wel een paar die het beter weten. Zo'n film kost een fortuin en de producer, de man van al dat geld, probeert zijn regisseur constant 'bij te sturen'. "Wat ben je nu aan het uitspoken?" of "Waarom kies je dit en niet dat?". Allemaal vermoeiend én frustrerend.'
Naar aanleiding van het succes in de Lage Landen van Niets weerstaat de nacht , brengt De Vigans Nederlandse uitgever nu ook haar oorspronkelijk in 2001 verschenen debuut Dagen zonder honger uit. Daarin vertelt ze opnieuw een persoonlijk verhaal: hoe ze als negentienjarig meisje op het laatste nippertje anorexia overwon. 'Dat debuut kostte me minder moeite dan die laatste roman. Er lag vijftien jaar tussen het schrijven en de periode dat ik die eetstoornis had. Hoe groter de afstand, hoe makkelijker het is om gebeurtenissen uit je eigen leven als materiaal te gebruiken.'
Waarom heb je Niets weerstaat de nacht dan zo relatief snel na de dood van je moeder geschreven? Was dat je verwerkingsproces?
DELPHINE DE VIGAN: Ik móést dat boek schrijven, niet om de zelfmoord van Lucile te verwerken, maar als schrijfuitdaging. Tijdens het werken aan een roman zijn voor mij de feiten niet het allerbelangrijkste, wel de manier waarop ik ze vertel. Dan telt alleen mijn 'ambacht', mijn werk met al zijn technische aspecten. De woorden en de manier waarop die woorden tot zinnen aaneengeregen worden, primeren. Ik zoek dan minutenlang naar het juiste adjectief en vijl soms urenlang aan een paragraaf tot hij puntgaaf is. Mijn emoties schakel ik dan volledig uit.
Voor je Niets weerstaat de nacht begon te schrijven, voerde je urenlange gesprekken met de broers en zussen van je moeder.
DE VIGAN: Die gesprekken waren wel heel emotioneel. Ik steek altijd veel tijd in de research. En niet al mijn romans zijn autobiografisch. Zo heb ik ook al geschreven over daklozen en over mobbing, pesten op het werk. Ik interviewde toen op voorhand zo veel mogelijk ervaringsdeskundigen en experts. Voor Niets weerstaat de nacht deed ik net hetzelfde, alleen waren de 'ervaringsdeskundigen' en de experts nu mijn familieleden en was het 'onderzoeksobject' mijn eigen familie.
Toch noem je dit boek, net als je debuut, 'een roman'?
DE VIGAN: Ja, voor mij zijn het romans omdat je een waargebeurd verhaal nooit exact zoals het gebeurd is kunt vertellen. Dat is onmogelijk. We hebben allemaal onze eigen versie van de feiten, die ingekleurd en vervormd wordt door ons geheugen. Elk individu ziet zelfs de meest banale dingen vanuit een verschillend gezichtspunt en zal zich die later op een andere manier herinneren. Alles wat een schrijver neerschrijft over wat hij zelf heeft meegemaakt, is gekleurd. Het is jouw verhaal, en niet dat van een andere betrokkene.
Wordt het dan niet gevaarlijk als je jouw versie van het familieleven gaat neerschrijven? Riskeer je zo niet in conflict te raken met andere familieleden?
DE VIGAN: Dat risico is zeer reëel en is een extra reden om Niets weerstaat de nacht een roman te noemen. Dat label maakt de inhoud misschien beter verteerbaar voor mijn familieleden. Al zijn er een paar die het niet begrepen hebben en nu boos op me zijn. Het is bizar, maar de mensen van wie ik bang was dat ze verschrikkelijk kwaad of gekwetst zouden zijn, zoals de broers en zussen van mijn moeder, reageerden heel positief. Ik zeg niet dat het gemakkelijk voor hen was, voor sommigen onder hen was het zelfs erg pijnlijk, maar ze hebben het aanvaard omdat ze mijn literaire werk respecteren. Mijn vader was dan weer razend, terwijl hij er niet eens in voorkomt.
Misschien net daarom. De jaren dat jouw moeder en hij samen waren, handel je in een paar zinnetjes af. Zou het kunnen dat hij zich daardoor miskend voelt?
DE VIGAN: Hij was daar alleszins woest over. Hij is ook bang dat zijn leven het onderwerp zal worden van een nieuwe roman. (lacht) Voorlopig mag hij op zijn twee oren slapen.
Je grootvader Georges lijkt in het begin van Niets weerstaat de nacht een aimabel man en een vrolijke bon vivant. Maar naarmate het verhaal vordert, wordt dat beeld grondig bijgespijkerd. Op een bepaald moment suggereer je zelfs dat hij zijn dochter, jouw moeder, misbruikte.
DE VIGAN: Ik weet niet zeker of dat gebeurd is, maar er zijn wel stevige aanwijzingen voor. Georges was charismatisch, grappig, briljant en spiritueel, en iedereen was gek op hem. Maar hij had ook een donkere, akelige kant die niemand kende.
Zo collaboreerde hij tijdens de Tweede Wereldoorlog met de nazi's.
DE VIGAN: Hij ging bij een pro-Duitse krant werken, al denk ik niet dat hij dat uit volle overtuiging deed. Natuurlijk koos hij daar zelf voor, maar hij was nog erg jong én zeer ambitieus. Hij wilde per se journalist worden en zijn motieven om bij die foute krant te gaan werken, waren eerder ingegeven door opportunisme dan door sympathie voor de nazi's. Na de oorlog startte hij zijn eigen reclamebureau, wat toen pionierswerk in Frankrijk was. Mijn grootvader was een ondernemer in hart en nieren, die het risico niet schuwde. Hij was ook een vrouwenjager en had een zeer uitgebreide vriendenkring. Hij wist hoe hij buzz rond zichzelf moest creëren.
Zijn vrouw droomde van een groot gezin, met twaalf kinderen.
DE VIGAN: Ja, en het werden er 'maar' negen. Een paar kinderen stierven en dat moet verschrikkelijk diepe sporen nagelaten hebben in het leven van mijn grootouders. Heb jij kinderen? Zijn ze gezond en gelukkig? Dan kun jij je, net als ik, niet voorstellen wat de dood van een kind voor een vader en moeder betekent. Mijn grootouders verloren er drie en die overlijdens hebben hun gezin verwoest. In 1954 stierf hun eerste kind in een ongeluk. Tien jaar later pleegde hun pleegzoon zelfmoord, vijftien jaar later maakte een andere zoon er een einde aan. Ondertussen moesten ze hun andere kinderen blijven opvoeden en verzorgen. De psychische pijn gedurende al die jaren moet afschuwelijk geweest zijn.
De eerste zoon die stierf, was amper zes. Vlak na zijn dood kwam de even oude pleegzoon Jean-Marc in de familie. Was hij een surrogaat voor de gestorven zoon?
DE VIGAN: Zo zagen de andere broers en zussen dat. Toen mijn moeder een jaar of tien was, schreef ze daarover in haar dagboek. Ze verweet haar ouders dat ze de dode Antonin wilden vervangen door nieuwkomer Jean-Marc. In de jaren vijftig was er geen slachtofferhulp en waren er geen psychologen waar kinderen en volwassenen met hun geestelijke nood bij terecht konden. Ik vermoed dat het een toeval was dat mijn grootouders op dat moment een pleegzoon in huis haalden. Jean-Marc was als jongentje zwaar mishandeld, zijn benen stonden vol littekens. Zijn echte moeder had hem verschillende keren gedwongen te knielen in de gloeiende kooltjes van de open haard. Pleegouders van verwaarloosde kinderen kregen een vergoeding en het reclamebureau van mijn grootvader floreerde niet al te goed, waardoor het geld voor de opvang van Jean-Marc zeer welkom was. Maar natuurlijk deden ze het niet alleen voor het geld, want die jongen had echt hulp nodig. De andere kinderen voelden de emotionele pijn van hun ouders, maar er werd nooit over gesproken. In die tijd waren ze zich er niet van bewust dat het beter was om verdriet, pijn en wanhoop te uiten. Elk lid van het gezin kropte zijn gevoelens op en dat was uiterst destructief.
Als jong meisje was jouw moeder stil en teruggetrokken?
DE VIGAN: Ze sprak bijzonder weinig. Ze leefde in haar eigen wereld en was een binnenvetter. Ik zou haar niet teruggetrokken noemen, want ze had een eigen willetje en was niet al te gehoorzaam. Als kind verschilde ik innerlijk totaal van haar: ik was niet zo stil als mama en leek meer op mijn vader. Ik herkende mezelf niet in de verhalen die mijn ooms en tantes over haar vertelden. Maar misschien schat ik het zelf totaal verkeerd in, want als ik foto's zie van haar en van mij als kind, zijn er toch frappante gelijkenissen.
Je moeder moest als kind al vechten tegen de duisternis.
DE VIGAN: Nu weten we dat ze een bipolaire stoornis had, niet zo lang geleden werd dat nog manisch-depressief genoemd. Incest is een van de factoren die een bipolaire stoornis in gang kunnen zetten. Als kind was Lucile al mentaal ziek, maar zij wist dat niet, net als de mensen in haar omgeving. Zelfs na haar eerste echte crisis - haar 'aanval van waanzin', zoals zij dat noemde - wist ze niet wat er met haar aan de hand was. Ze heeft pas heel laat een diagnose gekregen. Die 'officiële' bevestiging van haar ziekte heeft haar enorm geholpen, samen met de wetenschap dat er nog mensen met een bipolaire stoornis zijn. Nu bestaan daar medicijnen voor, maar toen mijn mama een jong meisje was, kon niets haar helpen. Ze wist niet wat haar overkwam en er was niemand die haar gerust kon stellen.
Je moeder was amper achttien toen jij geboren bent.
DE VIGAN: Halverwege de jaren zestig was dat niet zo ongewoon. Ik had een heel jonge moeder en ik was daar zeer trots op. (lacht) Al mijn vriendinnen vonden mijn moeder onwaarschijnlijk mooi. De gelukkigste tijd van mijn jonge leven beleefde ik vlak na de scheiding van mijn ouders, toen ik met mijn zus en mijn moeder in een huis in het groene Yerres, ten zuiden van Parijs, leefde. Het was midden jaren zeventig, we waren zo vrij als een vogel en het leek alsof daar nooit een einde aan zou komen. De toenmalige vriend van mama was een naturist en in de zomervakantie liepen we met z'n allen naakt in de tuin rond. 's Avonds kwamen er vrienden langs, werd er gegeten, gezongen, gedronken en geblowd. De buren begonnen over ons te roddelen, dat we hippies waren en mijn moeder en haar vriend junks. Als meisje van tien hoorde ik die verhalen op school, maar ik trok me er niets van aan. Ik wist dat ons gezin anders dan de andere was, en ik voelde me daardoor beter en interessanter dan mijn saaie klasgenootjes.
Rond je negentiende leed je aan anorexia, waar je Dagen zonder honger over schreef. Was die extreme magerzucht een schreeuw om hulp of wilde je zo je ouders straffen?
DE VIGAN: Beide, denk ik. Heel snel werd het ook een verslaving. De meeste meisjes ontwikkelen op veel jongere leeftijd een eetstoornis. Ik was bijna volwassen toen ik anorexia kreeg.
Was het een vorm van zelfmoord?
DE VIGAN: Nee. Het is moeilijk te beschrijven wat er precies met een mens gebeurt die geen zin meer heeft om nog te eten. Als je lange tijd niet eet en broodmager wordt, raak je in een soort van roes. Ik vermoed dat een heroïnejunk hetzelfde moet voelen wanneer hij een spuit heeft gezet. Ik zocht een middel dat mijn gevoelens kon uitschakelen of overweldigen. Ik was veel te gevoelig en wist niet hoe ik met emoties moest omgaan. De enige manier die ik toen vond, was alles blokkeren door niet meer te eten. Van zodra je ondervoed bent en uitdroogt, raak je in een toestand van totale gevoelloosheid. Je voelt geen liefde meer, geen medelijden, je voelt helemaal niets meer. Ik wilde mezelf tegen te veel emoties beschermen en in werkelijkheid hielp ik mezelf om zeep. Gelukkig heb ik toen net op tijd ingezien dat ik een fundamenteel verkeerde keuze aan het maken was.
Hoe kwam je tot dat inzicht?
DE VIGAN: Na een gesprek met een psychiater. Het was in de kliniek waar mijn moeder vaak was opgenomen en ik wilde daar liever niet naartoe. Maar ik ging toch en ik voerde verschillende gesprekken met die dokter. Op een keer zei hij: 'Je hoeft echt niet te sterven om herboren te worden.' Die uitspraak zorgde voor een klik in mijn hoofd. Ik liet me opnemen en het was kantje boord. Ik vermoed dat ik toen geen andere keuze had dan tot de absolute bodem te zakken om mezelf voor de keuze te plaatsen: dood of leven.
Je had eerst geen vertrouwen in de psychiatrie omdat ze je moeder lang niet hebben kunnen helpen?
DE VIGAN: Ik associeerde de psychiatrie met haar leven en niet met het mijne. Ik heb me na het gesprek met de psychiater niet in een psychiatrische kliniek laten opnemen, maar in een algemeen ziekenhuis dat ervaring had met eetstoornissen.
Is schrijven jouw nieuwe verslaving geworden?
DE VIGAN: Dat zou wel eens kunnen. Na mijn genezing ben ik niet meteen romans beginnen schrijven - mijn debuut liet nog vijftien jaar op zich wachten. Ik hield wel maniakaal mijn dagboek bij. Dat hielp me overleven. Tijdens mijn herstel schreef ik de hele dag door.
Nu is schrijven een job?
DE VIGAN: Ja, en schrijven is ook niet langer het enige dat me overeind houdt: ik heb nu mijn kinderen. Ik hoop alleen dat zij niet genetisch belast zijn en dezelfde ziekte als mijn moeder zullen ontwikkelen. Erfelijkheid is gelukkig niet allesbepalend bij een bipolaire stoornis, ook de omgeving waarin iemand opgroeit, is belangrijk. Ik denk dat ikzelf van die ellende gespaard gebleven ben. Ik vermoed en hoop dat ik er ondertussen te oud voor geworden ben. (lachje) De symptomen van bipolariteit komen meestal op jonge leeftijd naar boven. Maar de schrik blijft dat het stil in mijn kinderen woedt. Ze zijn nog vrij jong, waardoor het lastig is om er op een ongecompliceerde manier met hen over te praten. Ik waarschuw hen wel voortdurend voor de gevaren van drugs en drank, want die middelen zijn rampzalig voor wie een bipolaire stoornis heeft.
Je moeder pleegde zelfmoord, net als een broer van haar en een pleegbroer, en er zijn nog meer zelfmoorden in je familie. Maakt die overdaad aan zelfdoding je bang?
DE VIGAN: Die zelfmoorden hebben vermoedelijk te maken met dat erfelijke van bipolariteit. De meeste familieleden die zelfmoord gepleegd hebben, waren ziek. Het grootste risico bij bipolariteit is trouwens zelfmoord. Die ziekte heeft een gigantische massa droefheid in de familie gebracht, een donkerte waar we nu nog allemaal tegen vechten. Mijn zus en ik staan door al die ellende bewuster in het leven. We proberen om zo evenwichtig en gezond mogelijk te leven en om onze kinderen in goede omstandigheden te laten opgroeien.
Jij hebt je moeder na haar zelfmoord gevonden. Wilde ze dat jij haar vond?
DE VIGAN: Nee. Ze had me een afscheidsbrief geschreven, maar vergiste zich in haar verwarring in het adres, waardoor ik die brief met veel vertraging kreeg. Anders had ik eerder geweten dat ze zelfmoord gepleegd had en had ik kunnen kiezen om naar haar huis te gaan of iemand te bellen. De jaren voor haar dood ging het vrij goed met haar, maar ze had de diagnose van terminale longkanker gekregen en ze had geen zin meer in een strijd die ze gedoemd was te verliezen. Ze is 61 geworden. In haar brief schreef ze dat ze moe was en liever doodging terwijl er nog een beetje leven in haar zat. Ik weet nog altijd niet welke pillen ze precies geslikt heeft, maar ze waren wel heel efficiënt.
Ze wilde echt dood.
DE VIGAN: Ja. Met haar kanker wist ze dat het einde sowieso in zicht was. Als ze in een land met een fatsoenlijke euthanasiewetgeving geleefd had, had ze geen zelfmoord gepleegd. Hier in Frankrijk wordt het debat tussen voorstanders en rabiate tegenstanders van euthanasie op het scherp van de snee gevoerd. Als een Franse dokter een doodzieke patiënt met sterven helpt, riskeert hij veroordeeld te worden voor moord. Schrijfster Emmanuèle Bernheim publiceerde vorig jaar Tout s'est bien passé , een boek over de dood van haar vader. Na een hersenbloeding was hij zwaar gehandicapt. Hij wilde dood maar kon niets meer - zelfs geen zelfmoord plegen. Hij vroeg zijn dochter hem naar de kliniek van de vereniging Dignitas in Zwitserland te brengen. Daar helpen ze uitzichtloos lijdende mensen zelfmoord te plegen. Emmanuèle heeft lang getwijfeld, maar op het moment dat ze toestemde, zag ze hoe er een last van haar vader viel en konden ze afscheid beginnen te nemen.
Frankrijk heeft dringend nood aan een euthanasiewet zoals jullie die al jaren hebben. Het homohuwelijk heeft flink wat heisa en protest veroorzaakt en onze regering laat zich daar nu door intimideren en verlammen. Aangezien onze president niet erg dapper is, vrees ik dat we nog lang geduld zullen mogen oefenen.
DAGEN ZONDER HONGER
Delphine de Vigan De Geus (originele titel: Jours sans faim), 185 blz., ?18,95.
DOOR JAN STEVENS ■
R.S.
ua/an/15 j
DAGEN ZONDER HONGER ***
Delphine de Vigan , De Geus (originele titel: Jours sans faim), 145 blz., ? 18,95.
Mager zijn is niet voldoende voor de jonge Laura, ze wil verdwijnen, wegsmelten tot een plas die uiteindelijk verdampt op een Parijs trottoir. Bijna slaagt ze in haar opzet: ze weegt zesendertig kilo wanneer dokter Brunel haar letterlijk opvangt. Want haar lichaam kan zichzelf niet meer staande houden; de kou heeft haar te pakken, er zijn nauwelijks calorieën om te stoken, 'haar botten stoten zich aan lakens'. Op de afdeling eetstoornissen krijgt ze als een eend voor de kerstperiode sondevoeding opgedrongen en aanhoort ze de verhalen van haar medepatiënten - andere anorexiaslachtoffers, pillenverslaafden, dwangmatige kotsers en potomanen. Laura graaft in haar uitgemergeld brein naar de oorzaken en wie Delphine de Vigans vorige autobiografische roman Niets weerstaat de nacht heeft gelezen, weet dat ze niet al te ver moet zoeken: een drankzuchtige vader die graag een kind bepotelt en een moeder met zelfmoordneigingen die haar dochters al eens een paar maanden aan hun lot overlaat. Opnieuw weet De Vigan het beklemmende ongeluk haarfijn te beschrijven, zonder melodrama, zonder zelfmedelijden. De Vigan presenteert haar klinische observaties in een dunne roman die, gezien de kwaliteit, iets dikker had mogen zijn.
(R.S.) ■
31/05/2014
De Parisienne Delphine de Vigan (1966) brak definitief door met No en ik, een onwaarschijnlijk mooie en ontroerende jongerenroman over een dakloze tiener en de vriendschap met een vroegrijp, vereenzaamd meisje. Ook haar volgende romans kregen terecht een Nederlandse vertaling. Ondergrondse uren gaf een beklemmend beeld van de dagelijkse ratrace in Parijs en het onvermogen van haar inwoners om eraan te ontsnappen. Ook het autobiografisch getinte Niets weerstaat de nacht, over de getroebleerde relatie van een dochter met haar bipolaire moeder, was een aangrijpende afdaling naar de diepten van de menselijke ziel.
Met Dagen zonder honger krijgt nu ook haar in 2001 onder het pseudoniem Lou Delvig verschenen debuutroman een Nederlandse vertaling. Het is het pakkende relaas van een negentienjarig uitgemergeld meisje dat aan anorexia nervosa lijdt. Het leven in haar kwijnt langzaam weg: 'Eerst wilde ze alleen een beetje kleiner worden, om zich te onttrekken aan die druk, en toen op een dag wilde ze verdwijnen.' De weegschaal is ongenadig, en wijst op een bepaald moment nog maar 36 kilo aan.
Haar vrienden en familie zien met lede ogen aan hoe ze achteruit gaat. Haaruitval, geen menstruatie meer, doorligwonden en een veel te lage bloeddruk zijn maar enkele symptomen waarmee ze te kampen krijgt. Een ziekenhuisopname is de enige resterende mogelijkheid. Uiteindelijk beslist ze zelf om de kliniek binnen te stappen. De eerste stap naar genezing is daarmee ingezet. De jonge geneesheer Brunel is haar reddende engel. Met een op veel empathie gestoelde behandeling slaagt hij erin om Laura van een vroegtijdige dood te redden. In de kliniek komt ze in het reine met haar leven en begint ze stilaan abstractie van haar ziekte – die ze 'de schreeuw van de magerte' noemt - te maken. Het leven is buiten, beseft ze tijdens haar drie maanden durende herstelperiode.
De Vigan maakt de leefwereld van een anorexia patiënte heel tastbaar. Dagen zonder honger leest als een urgent dagboek van een adolescente die met veel moeite en overgave uit een diep dal kruipt. Ze voelt zich emotioneel verwaarloosd door haar gescheiden ouders, met een depressieve moeder en een egocentrische, drankzuchtige vader. Een thematiek die verrassend nauw aansluit bij Niets weerstaat de nacht. In vergelijking met later werk is de toon van het autobiografische Dagen zonder honger echter emotioneler en onthullender, zeker in het eerste deel van de roman.
Delphine de Vigan Vigan leed zelf jarenlang aan deze eetstoornis. Door haar relaas in de derde persoon op te schrijven trachtte ze afstand te creëren, maar het blijft belijdenisliteratuur en een aandoenlijke cri de coeur: 'Zult u van mij houden als ik genees? Zult u mijn tranen altijd bewaren in uw hart? Zult u over mij praten als ik weg ben uit deze kamer, als ik buiten uw bereik ben?', smeekt het meisje voor ze in het ziekenhuis opgenomen wordt. Hoe verder haar genezing vordert, hoe nuchterder en soberder het proza wordt. Of hoe schrijven de overlevingsstrategie symboliseert. [Laurent Meese]
Menno Gnodde
Hoe is het begonnen, die overheersende weerzin tegen eten, die verslavende spiraal? Laura, 'een vel met beenderen op een ziekenhuisbed, een skelet van zesendertig kilo met een lengte van een meter vijfenzeventig', vecht tegen de verleiding van een lege maag, vecht tegen schuld en verdriet. Dit autobiografische relaas is het debuut van de Franse schrijfster (1966), dat in 2001 onder het pseudoniem Lou Delvig gepubliceerd werd. Het beschrijft haar lijdensweg als jonge vrouw van 19, ondermijnd door anorexia. Op de afdeling eetstoornissen is zij onderworpen aan een strikte therapie, een emotioneel traject dat haar confronteert met de empathie van haar arts, met de kwalen en hebbelijkheden van medepatiënten, maar vooral ook met het verleden, met de verstoorde band met haar ouders, met zichzelf. Warme en kille tinten in een benauwde wereld. De Vigan heeft de wankelmoedigheid van haar alter ego, haar angst voor zelfstandigheid, voor het volwassen leven scherp omlijnd en exemplarisch weergegeven. Inmiddels heeft zij als romancière en scenarioschrijfster een veelzijdig en gelauwerd oeuvre opgebouwd. Vanaf ca. 16 jaar.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.