Wit is altijd schoon
Leo Pleysier
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2014 |
VOLWASSENEN : ROMANS : PLEY |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2014 |
VOLWASSENEN : ROMANS : PLEY |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Bezige Bij, 2014 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 13992 |
Dirk Leyman
ru/eb/26 f
De korte romans die Leo Pleysier geregeld op ons afstuurt, ogen vaak als uit hun voegen gebarsten novelles. Witregels zijn een al even cruciaal onderdeel van de leeservaring. Ze beklemtonen de behoedzame manier waarop Pleysier (68) zijn onderwerpen omcirkelt. Regelmatig verleent hij zijn Kempense personages het woord, in een symfonie van kakelende stemmen. Maar in De zoon, de maan en de sterren schotelt hij ons vijf verhalen voor die vooral het embryo van iets groters lijken. Ze lezen als blauwdrukken of als vingeroefeningen uit een schetsboek. Het blijven tranches de vie, slechts met een paar compositorische naadjes aan elkaar gelast.
In het openingsverhaal 'Alfabet' poogt een zoon (24) tot een vorm van communicatie te komen met zijn verlamde moeder (56), die slechts met haar ogen kan knipperen. "Stapvoets bewegen door het alfabet. Slenterend van klinker naar medeklinker, soms halt houdend bij een twijfelgeval", zo staat er. De zoon kijkt voortdurend door het raam, waar hij uitzicht heeft op de Antwerpse stationsbuurt. Het blijft bij een summiere registratie van de situatie. Vrijwel hetzelfde gaat op voor 'Lift-off', waarin een man zijn reislustige dochter naar de luchthaven brengt en daarna wat verweesd de banaliteit van de dag poogt door te komen.
In 'Hemelvaartsdag', eerder verschenen als radioboek van De Buren, maakt een man een tocht met een luchtballon, mijmerend boven de Kempen. Het mondt uit in een kakofonie van conversaties. Pleysier tapt de klanken af van de onder hem wegglijdende bewoners. Zijn schrijftactiek komt hier vervaarlijk in het vaarwater van Pol Hoste en doet gedateerd aan. Pleysier - die zijn Kempense roots in allerlei gedaanten blijft exploreren - laat in dit verhaal ook een traan over de allang gehavende natuur: "Vergis je niet en stel de dingen niet mooier voor dan ze zijn, want doordeweeks kun je op de begane grond ervaren hoe deze schoonheid aangetast is, en hoe dit landschap onder de voet wordt gelopen door het zware vrachtverkeer dat er passeert."
Ook de twee laatste verhalen tonen Pleysier op vertrouwd terrein: een herinnering van amper twee bladzijden, waarin de stilte gevierd wordt, terwijl 'In de glazen veranda' een grootvader in een gezin zijn laatste dagen mag slijten. Vakkundig? Jawel. Maar ook behoorlijk flets in vergelijking met klassiekers als Wit is altijd schoon of het recentere Dieperik. Pleysier maakt er zich gemakzuchtig van af in deze amper ontbolsterde verhalen, die weinig toevoegen aan zijn oeuvre.
Leo Pleysier, De zoon, de maan en de sterren, De Bezige Bij, 128 p., 16,90 euro.
Dirk Leyman
ru/eb/26 f
VERHALEN -
De korte romans die Leo Pleysier geregeld op ons afstuurt, ogen vaak als uit hun voegen gebarsten novelles. Witregels zijn een al even cruciaal onderdeel van de leeservaring. Ze beklemtonen de behoedzame manier waarop Pleysier (68) zijn onderwerpen omcirkelt. Regelmatig verleent hij zijn Kempense personages het woord, in een symfonie van kakelende stemmen. Maar in De zoon, de maan en de sterren schotelt hij ons vijf verhalen voor die vooral het embryo van iets groters lijken. Ze lezen als blauwdrukken of als vingeroefeningen uit een schetsboek. Het blijven tranches de vie, slechts met een paar compositorische naadjes aan elkaar gelast.
In het openingsverhaal 'Alfabet' poogt een zoon (24) tot een vorm van communicatie te komen met zijn verlamde moeder (56), die slechts met haar ogen kan knipperen. "Stapvoets bewegen door het alfabet. Slenterend van klinker naar medeklinker, soms halt houdend bij een twijfelgeval", zo staat er. De zoon kijkt voortdurend door het raam, waar hij uitzicht heeft op de Antwerpse stationsbuurt. Het blijft bij een summiere registratie van de situatie. Vrijwel hetzelfde gaat op voor 'Lift-off', waarin een man zijn reislustige dochter naar de luchthaven brengt en daarna wat verweesd de banaliteit van de dag poogt door te komen.
In 'Hemelvaartsdag', eerder verschenen als radioboek van De Buren, maakt een man een tocht met een luchtballon, mijmerend boven de Kempen. Het mondt uit in een kakofonie van conversaties. Pleysier tapt de klanken af van de onder hem wegglijdende bewoners. Zijn schrijftactiek komt hier vervaarlijk in het vaarwater van Pol Hoste en doet gedateerd aan. Pleysier - die zijn Kempense roots in allerlei gedaanten blijft exploreren - laat in dit verhaal ook een traan over de allang gehavende natuur: "Vergis je niet en stel de dingen niet mooier voor dan ze zijn, want doordeweeks kun je op de begane grond ervaren hoe deze schoonheid aangetast is, en hoe dit landschap onder de voet wordt gelopen door het zware vrachtverkeer dat er passeert."
Ook de twee laatste verhalen tonen Pleysier op vertrouwd terrein: een herinnering van amper twee bladzijden, waarin de stilte gevierd wordt, terwijl 'In de glazen veranda' een grootvader in een gezin zijn laatste dagen mag slijten. Vakkundig? Jawel. Maar ook behoorlijk flets in vergelijking met klassiekers als Wit is altijd schoon of het recentere Dieperik. Pleysier maakt er zich gemakzuchtig van af in deze amper ontbolsterde verhalen, die weinig toevoegen aan zijn oeuvre.
Leo Pleysier, De zoon, de maan en de sterren, De Bezige Bij, 128 p., 16,90 euro.
Sofie Gielis
ua/an/17 j
D e zoon, de maan en de sterren is een verhalenbundel. Maar schrijft Leo Pleysier ooit iets anders dan verhalen? Ook zijn romans en novellen staan bol van de kleine impressies. Pleysier is sterk in rake observaties van het gewone. Maar precies daar gaan deze verhalen de mist in: ze zijn niet meer dan alledaags.
Als je verhalen vergelijkt met foto's, zijn dit mislukte kiekjes. De focus en cadrage zitten niet helemaal goed of er werd per ongeluk afgedrukt waardoor niet het toevallige of opvallende, maar het onbeduidende wordt vastgelegd.
De zoon, de maan en de sterren toont een aantal lege en uitzichtloze levens. In 'Lift off' kan een vader moeilijk wennen aan de stilte in huis nadat hij zijn dochter naar de luchthaven heeft gebracht. Hij ligt op de bank, luistert naar het radionieuws, knipt zijn nagels, raapt wolpluisjes op die onder de salontafel liggen, telt de vogels in de tuin en reist ten slotte in gedachten een stukje met haar mee. 's Avonds in bed hoopt hij dat morgen een 'bevlogener dag' zal zijn dan vandaag, en dat hoop je met hem voor het volgende verhaal.
In 'Hemelvaartsdag' wordt gevlogen, maar evenmin bevlogen. Vanuit een luchtballon krijg je een uitzicht over de Kempen. Met soundtrack, want het is zo stil dat 'het landschap opnieuw polyfoon wordt en in bloei komt te staan van de mensenstemmen die er op en door elkaar klinken.' Vierendertig pagina's lang word je meegevoerd doorheen flarden van gesprekken, geklaag, geroddel en reisimpressies. Een interessant idee, maar dan daalt de ballon weer, zonder boven banaliteiten te zijn uitgestegen.
Het eerste verhaal uit de bundel, 'Alfabet', had meer potentieel. Een vrouw met de dodelijke spierziekte ALS communiceert met haar zoon via een alfabetbord. Tergend langzaam, letter voor letter maakt ze hem duidelijk dat ze haar wegglippende leven wil uitzingen tot het eind. De taal is een belangrijke component van Pleysiers werk, maar hier worden niet meer linken gelegd dan een spelgimmick waardoor ook dit verhaal op de oppervlakte blijft en geen sporen nalaat.
Schooljongenslogica
De enige uitzondering is 'In de glazen veranda'. Daar plaatst Pleysier een schooljongen centraal, waardoor hij gebruik kan maken van de schooljongenslogica waarin de wereld tegelijkertijd gewoon en wonderlijk is.
In dit verhaal legt hij subtiele verbindingen. In het eerste deel, 'Natte zomer', raakt de jongen niet van het bedplassen af. Terloops worden mogelijke oorzaken belicht - angst voor zijn onlangs ingetrokken grootvader, jaloers op zijn nieuwe babyzusje, dat overigens zonder gemopper in haar broek mag plassen - maar tegelijkertijd wordt er een meer surreële oorzaak gesuggereerd: de koude, vochtige, door insecten bewoonde waterput onder de veranda slaat zijn tentakels uit over het hele huis. In het begieten van de kamerplanten, het voetbad van grootvader, de insecten onder de bloempotten, het wijwater waarmee grootvaders opgebaarde lichaam besprenkeld wordt, maar vooral in zijn natte bed.
In het tweede deel, 'Nakende winter', heet de jongen samen met zijn klasgenootjes een Rwandese koning welkom met wapperende tricolore vlagjes. De koning krijgt een dekstier cadeau. De verwondering zit in een onverwachte hoek: niet de rijzige zwarte koning met pluimenhoed of zijn limousine-met-chauffeur laten de meeste indruk na, wat blijft hangen is de vraag wat de beste manier is om een driftige stier te verhuizen naar Rwanda - per vliegtuig of met de Congoboot? Later wordt hij thuis geconfronteerd met een opengespalkt varken dat hangt uit te druppen in de veranda. In de schemering zit zijn vader samen met de huisslachter met een borrel aan de keukentafel, moeder bakt de varkenslever met uien. Ook hier maakt Pleysier handig gebruik van de logica en het letterlijke geloof van de schooljongen: de taferelen die indruk maken worden geflankeerd door flarden van bijbelreferenties. Het geslachte varken herinnert aan de apostel Petrus aan het kruis, de vreemde sfeer in de keuken doet zijn gedachten angstig uitzwermen naar het offer van Abraham, de zwarte vorst uit het Zuiden heeft de ster die de wijzen de weg wees niet gevolgd en is verdwaald.
Jammer dat dit verhaal de uitzondering vormt. Pleysiers ongewone blik op het alledaagse staat minder scherp in de andere verhalen van deze bundel. Zijn portretten van het gewone missen inDe zoon, de maan en de sterren een angel waardoor ze blijven haken.
LEO PLEYSIER
De zoon, de maan en de sterren.
De Bezige Bij, 128 blz., 16,90 ?.
De auteur: brak door metWit is altijd schoon (1989), een roman waarin hij zijn overleden moeder aan het woord laat. Zijn werk werd sindsdien bekroond met verschillende prijzen.
Het boek: een bundel verhalen over lege of uitzichtloze levens.
ONS OORDEEL: Pleysiers portretten van het gewone missen deze keer een angel.
¨¨èèè
Sofie Gielis ■
Sofie Gielis
ua/an/17 j
D e zoon, de maan en de sterren is een verhalenbundel. Maar schrijft Leo Pleysier ooit iets anders dan verhalen? Ook zijn romans en novellen staan bol van de kleine impressies. Pleysier is sterk in rake observaties van het gewone. Maar precies daar gaan deze verhalen de mist in: ze zijn niet meer dan alledaags.
Als je verhalen vergelijkt met foto's, zijn dit mislukte kiekjes. De focus en cadrage zitten niet helemaal goed of er werd per ongeluk afgedrukt waardoor niet het toevallige of opvallende, maar het onbeduidende wordt vastgelegd.
De zoon, de maan en de sterren toont een aantal lege en uitzichtloze levens. In 'Lift off' kan een vader moeilijk wennen aan de stilte in huis nadat hij zijn dochter naar de luchthaven heeft gebracht. Hij ligt op de bank, luistert naar het radionieuws, knipt zijn nagels, raapt wolpluisjes op die onder de salontafel liggen, telt de vogels in de tuin en reist ten slotte in gedachten een stukje met haar mee. 's Avonds in bed hoopt hij dat morgen een 'bevlogener dag' zal zijn dan vandaag, en dat hoop je met hem voor het volgende verhaal.
In 'Hemelvaartsdag' wordt gevlogen, maar evenmin bevlogen. Vanuit een luchtballon krijg je een uitzicht over de Kempen. Met soundtrack, want het is zo stil dat 'het landschap opnieuw polyfoon wordt en in bloei komt te staan van de mensenstemmen die er op en door elkaar klinken.' Vierendertig pagina's lang word je meegevoerd doorheen flarden van gesprekken, geklaag, geroddel en reisimpressies. Een interessant idee, maar dan daalt de ballon weer, zonder boven banaliteiten te zijn uitgestegen.
Het eerste verhaal uit de bundel, 'Alfabet', had meer potentieel. Een vrouw met de dodelijke spierziekte ALS communiceert met haar zoon via een alfabetbord. Tergend langzaam, letter voor letter maakt ze hem duidelijk dat ze haar wegglippende leven wil uitzingen tot het eind. De taal is een belangrijke component van Pleysiers werk, maar hier worden niet meer linken gelegd dan een spelgimmick waardoor ook dit verhaal op de oppervlakte blijft en geen sporen nalaat.
Schooljongenslogica
De enige uitzondering is 'In de glazen veranda'. Daar plaatst Pleysier een schooljongen centraal, waardoor hij gebruik kan maken van de schooljongenslogica waarin de wereld tegelijkertijd gewoon en wonderlijk is.
In dit verhaal legt hij subtiele verbindingen. In het eerste deel, 'Natte zomer', raakt de jongen niet van het bedplassen af. Terloops worden mogelijke oorzaken belicht - angst voor zijn onlangs ingetrokken grootvader, jaloers op zijn nieuwe babyzusje, dat overigens zonder gemopper in haar broek mag plassen - maar tegelijkertijd wordt er een meer surreële oorzaak gesuggereerd: de koude, vochtige, door insecten bewoonde waterput onder de veranda slaat zijn tentakels uit over het hele huis. In het begieten van de kamerplanten, het voetbad van grootvader, de insecten onder de bloempotten, het wijwater waarmee grootvaders opgebaarde lichaam besprenkeld wordt, maar vooral in zijn natte bed.
In het tweede deel, 'Nakende winter', heet de jongen samen met zijn klasgenootjes een Rwandese koning welkom met wapperende tricolore vlagjes. De koning krijgt een dekstier cadeau. De verwondering zit in een onverwachte hoek: niet de rijzige zwarte koning met pluimenhoed of zijn limousine-met-chauffeur laten de meeste indruk na, wat blijft hangen is de vraag wat de beste manier is om een driftige stier te verhuizen naar Rwanda - per vliegtuig of met de Congoboot? Later wordt hij thuis geconfronteerd met een opengespalkt varken dat hangt uit te druppen in de veranda. In de schemering zit zijn vader samen met de huisslachter met een borrel aan de keukentafel, moeder bakt de varkenslever met uien. Ook hier maakt Pleysier handig gebruik van de logica en het letterlijke geloof van de schooljongen: de taferelen die indruk maken worden geflankeerd door flarden van bijbelreferenties. Het geslachte varken herinnert aan de apostel Petrus aan het kruis, de vreemde sfeer in de keuken doet zijn gedachten angstig uitzwermen naar het offer van Abraham, de zwarte vorst uit het Zuiden heeft de ster die de wijzen de weg wees niet gevolgd en is verdwaald.
Jammer dat dit verhaal de uitzondering vormt. Pleysiers ongewone blik op het alledaagse staat minder scherp in de andere verhalen van deze bundel. Zijn portretten van het gewone missen inDe zoon, de maan en de sterren een angel waardoor ze blijven haken.
LEO PLEYSIER
De zoon, de maan en de sterren.
De Bezige Bij, 128 blz., 16,90 ?.
De auteur: brak door metWit is altijd schoon (1989), een roman waarin hij zijn overleden moeder aan het woord laat. Zijn werk werd sindsdien bekroond met verschillende prijzen.
Het boek: een bundel verhalen over lege of uitzichtloze levens.
ONS OORDEEL: Pleysiers portretten van het gewone missen deze keer een angel.
¨¨èèè
Sofie Gielis ■
Sofie Gielis
ua/an/17 j
De zoon, de maan en de sterren is een verhalenbundel. Maar schrijft Leo Pleysier ooit iets anders dan verhalen? Ook zijn romans en novellen staan bol van de kleine impressies. Pleysier is sterk in rake observaties van het gewone. Maar precies daar gaan deze verhalen de mist in: ze zijn niet meer dan alledaags.
Als je verhalen vergelijkt met foto's, zijn dit mislukte kiekjes. De focus en cadrage zitten niet helemaal goed of er werd per ongeluk afgedrukt waardoor niet het toevallige of opvallende, maar het onbeduidende wordt vastgelegd.
De zoon, de maan en de sterren toont een aantal lege en uitzichtloze levens. In 'Lift off' kan een vader moeilijk wennen aan de stilte in huis nadat hij zijn dochter naar de luchthaven heeft gebracht. Hij ligt op de bank, luistert naar het radionieuws, knipt zijn nagels, raapt wolpluisjes op die onder de salontafel liggen, telt de vogels in de tuin en reist ten slotte in gedachten een stukje met haar mee. 's Avonds in bed hoopt hij dat morgen een 'bevlogener dag' zal zijn dan vandaag, en dat hoop je met hem voor het volgende verhaal.
In 'Hemelvaartsdag' wordt gevlogen, maar evenmin bevlogen. Vanuit een luchtballon krijg je een uitzicht over de Kempen. Met soundtrack, want het is zo stil dat 'het landschap opnieuw polyfoon wordt en in bloei komt te staan van de mensenstemmen die er op en door elkaar klinken.' Vierendertig pagina's lang word je meegevoerd doorheen flarden van gesprekken, geklaag, geroddel en reisimpressies. Een interessant idee, maar dan daalt de ballon weer, zonder boven banaliteiten te zijn uitgestegen.
Het eerste verhaal uit de bundel, 'Alfabet', had meer potentieel. Een vrouw met de dodelijke spierziekte ALS communiceert met haar zoon via een alfabetbord. Tergend langzaam, letter voor letter maakt ze hem duidelijk dat ze haar wegglippende leven wil uitzingen tot het eind. De taal is een belangrijke component van Pleysiers werk, maar hier worden niet meer linken gelegd dan een spelgimmick waardoor ook dit verhaal op de oppervlakte blijft en geen sporen nalaat.
Schooljongenslogica
De enige uitzondering is 'In de glazen veranda'. Daar plaatst Pleysier een schooljongen centraal, waardoor hij gebruik kan maken van de schooljongenslogica waarin de wereld tegelijkertijd gewoon en wonderlijk is.
In dit verhaal legt hij subtiele verbindingen. In het eerste deel, 'Natte zomer', raakt de jongen niet van het bedplassen af. Terloops worden mogelijke oorzaken belicht - angst voor zijn onlangs ingetrokken grootvader, jaloers op zijn nieuwe babyzusje, dat overigens zonder gemopper in haar broek mag plassen - maar tegelijkertijd wordt er een meer surreële oorzaak gesuggereerd: de koude, vochtige, door insecten bewoonde waterput onder de veranda slaat zijn tentakels uit over het hele huis. In het begieten van de kamerplanten, het voetbad van grootvader, de insecten onder de bloempotten, het wijwater waarmee grootvaders opgebaarde lichaam besprenkeld wordt, maar vooral in zijn natte bed.
In het tweede deel, 'Nakende winter', heet de jongen samen met zijn klasgenootjes een Rwandese koning welkom met wapperende tricolore vlagjes. De koning krijgt een dekstier cadeau. De verwondering zit in een onverwachte hoek: niet de rijzige zwarte koning met pluimenhoed of zijn limousine-met-chauffeur laten de meeste indruk na, wat blijft hangen is de vraag wat de beste manier is om een driftige stier te verhuizen naar Rwanda - per vliegtuig of met de Congoboot? Later wordt hij thuis geconfronteerd met een opengespalkt varken dat hangt uit te druppen in de veranda. In de schemering zit zijn vader samen met de huisslachter met een borrel aan de keukentafel, moeder bakt de varkenslever met uien. Ook hier maakt Pleysier handig gebruik van de logica en het letterlijke geloof van de schooljongen: de taferelen die indruk maken worden geflankeerd door flarden van bijbelreferenties. Het geslachte varken herinnert aan de apostel Petrus aan het kruis, de vreemde sfeer in de keuken doet zijn gedachten angstig uitzwermen naar het offer van Abraham, de zwarte vorst uit het Zuiden heeft de ster die de wijzen de weg wees niet gevolgd en is verdwaald.
Jammer dat dit verhaal de uitzondering vormt. Pleysiers ongewone blik op het alledaagse staat minder scherp in de andere verhalen van deze bundel. Zijn portretten van het gewone missen in De zoon, de maan en de sterren een angel waardoor ze blijven haken.
LEO PLEYSIER
De zoon, de maan en de sterren.
De Bezige Bij, 128 blz., 16,90 ?.
De auteur: brak door met Wit is altijd schoon (1989), een roman waarin hij zijn overleden moeder aan het woord laat. Zijn werk werd sindsdien bekroond met verschillende prijzen.
Het boek: een bundel verhalen over lege of uitzichtloze levens.
ONS OORDEEL: Pleysiers portretten van het gewone missen deze keer een angel.
Marc Holthof
ua/an/15 j
'Wit is altijd schoon' uit 1989 is zowat het bekendste boek van Leo Pleysier (1945). Hij liet erin zijn spraakgrage moeder ook na haar dood 'voortratelen'. Nu publiceert hij een verhalenbundel: 'De zoon, de maan en de sterren', een woordspeling op 'de zon, de maan en de sterren'. Een zoon, de man als zoon (maar ook als vader) op verschillende leeftijden speelt er de hoofdrol in.
Leo Pleysier woonde het grootste deel van zijn leven in Rijkevorsel in de Kempen. De eigen streek, zijn eigen familie, jeugdherinneringen, het dagdagelijkse leven zijn de grote onderwerpen van zijn romans en novelles. Pleysier is een meester in het weergeven van niets of bijna niets. Als de hoofdpersoon uit het verhaal 'Lift off'' zijn dochter naar Schiphol heeft gebracht, doet hij achtereenvolgens het volgende:
'Ligt thuis languit op het bankstel in de woonkamer en staart naar het plafond.
Luistert naar het radionieuws en eet ondertussen een appel.
Loopt naar de badkamer en poetst er zijn tanden.
Staat voor het venster en telt de vogels in de tuin.
Zet een cd met pianomuziek op en begint vervolgens het nieuwste nummer van het weekblad 'Humo' door te bladeren.'
Het is een zéér herkenbare wereld die Pleysier tevoorschijn tovert. Wij herkennen onszelf allemaal in zijn hoofdpersonen. Zoals in de vader uit dit verhaal die ongerust is over wat er met zijn dochter in Afrika gebeurt en een deel van de reis zelfs - imaginair - meemaakt. Vooral het openingsverhaal 'Alfabet' is in al zijn eenvoud erg aangrijpend. Een zoon van 24 verpleegt zijn moeder van 57 in een huis aan het treinviaduct dat naar Antwerpen-Centraal leidt. De zoon observeert wat er buiten gebeurt en probeert ondertussen via het aanwijzen van elke letter afzonderlijk uit het alfabet te communiceren met zijn in afasie vervallen moeder. Uiteindelijk weet hij haar even evidente als pijnlijke boodschap te ontcijferen: 'ik wil niet sterven'.
'Hemelvaart' vertelt over een ballonvaart die een aanleiding is voor allerlei meditaties vanuit de lucht. Dit verhaal eindigt zelfs met een soort van 'actie': na de (onzachte) landing krijgt de ballonvaarder het verbaal aan de stok met de lokale boer.
Verhalen als 'In de glazen veranda' en 'Stilleven met fruit' gaan terug op jeugdherinneringen. Dit laatste verhaal is slechts twee bladzijden lang en haalt de herinneringen op van een vrouw uit haar kindertijd: hoe de familieleden na schooltijd met z'n allen thuis in de tuin op het grasveld zaten om er een stuk fruit te verorberen. 'Heerlijke momenten waren dat, zei ze, en ik zal ze nooit vergeten', zo besluit dit allereenvoudigste aller verhalen.
Leo Pleysier, De zoon, de maan en de sterren, De Bezige Bij, 128 blz., 16,90 euro.
M.V.
ru/eb/19 f
DE ZOON, DE MAAN EN DE STERREN **
Leo Pleysier , De Bezige Bij, 128 blz., ? 16,90.
Ook al is Pleysier geen man van het lijvige boek - zijn meeste romans heb je in een paar uur uit - de korte baan blijkt ook niet ideaal voor hem. Vijf verhalen zijn hier verzameld, waaronder een dat duidelijk autobiografisch is en daardoor gelijkenissen vertoont met de stukken uit De dieven zijn al gaan slapen (2003). Het probleem is dat er veel gesuggereerd en op poëtische wijze opgeroepen wordt, maar dat je uiteindelijk toch met een leeg gevoel achterblijft. Neem Maarten en zijn moeder uit het openingsverhaal. De bejaarde vrouw kan enkel nog via oogknipperen communiceren en geleidelijk aan vormt zich haar boodschap: 'Ik wil nog niet sterven.' Alleen doet Pleysier niet echt veel met dat tragische beeld en voel je de pointe al van ver aankomen. Zowel de verhalen als de autobiografische schets gaan over het verleden, toen niets definitief gevormd leek en de toekomst alle kanten op kon. Later blijkt dat ze keer op keer de verkeerde kant is opgegaan. Pleysiers liefelijke Kempen worden doorkruist door brullende vrachtwagens, pikdorsers staan uitgebrand langs de weg en kinderen willen niet langer contact met hun ouders. Pleysier tekent hier een schrale wereld bevolkt door teleurgestelde mensen, alsof hij zich als schrijver niet langer thuis voelt in deze tijd en geplaagd wordt door een mentaal verlammende melancholie.
(M.V.) ■
ru/eb/19 f
DE ZOON, DE MAAN EN DE STERREN **
Leo Pleysier, De Bezige Bij, 128 blz., ? 16,90.
Ook al is Pleysier geen man van het lijvige boek - zijn meeste romans heb je in een paar uur uit - de korte baan blijkt ook niet ideaal voor hem. Vijf verhalen zijn hier verzameld, waaronder een dat duidelijk autobiografisch is en daardoor gelijkenissen vertoont met de stukken uit De dieven zijn al gaan slapen (2003). Het probleem is dat er veel gesuggereerd en op poëtische wijze opgeroepen wordt, maar dat je uiteindelijk toch met een leeg gevoel achterblijft. Neem Maarten en zijn moeder uit het openingsverhaal. De bejaarde vrouw kan enkel nog via oogknipperen communiceren en geleidelijk aan vormt zich haar boodschap: 'Ik wil nog niet sterven.' Alleen doet Pleysier niet echt veel met dat tragische beeld en voel je de pointe al van ver aankomen. Zowel de verhalen als de autobiografische schets gaan over het verleden, toen niets definitief gevormd leek en de toekomst alle kanten op kon. Later blijkt dat ze keer op keer de verkeerde kant is opgegaan. Pleysiers liefelijke Kempen worden doorkruist door brullende vrachtwagens, pikdorsers staan uitgebrand langs de weg en kinderen willen niet langer contact met hun ouders. Pleysier tekent hier een schrale wereld bevolkt door teleurgestelde mensen, alsof hij zich als schrijver niet langer thuis voelt in deze tijd en geplaagd wordt door een mentaal verlammende melancholie.
(M.V.) ■
30/04/2014
Leo Pleysier is geen veelschrijver. Niet in aantal boeken, niet in aantal pagina’s. Maar telkens weer slaagt hij erin om zijn personages en verhalen boven het alledaagse uit te tillen. Zijn geboortestreek en zijn familieverleden, maar ook de condition humaine spelen een belangrijke rol.
In de verhalen in De zoon, de maan en de sterren vormt één specifieke situatie, één ogenblik, één gezin of één klein dorp het centrum van het universum. In het eerste verhaal, ‘Alfabet’, bezoekt een jonge architect, Maarten, in Antwerpen zijn moeder. Pleysier weet op een dikke vijftien bladzijden een bijzonder complexe moeder- en zoonrelatie weer te geven zonder in clichés te vervallen. Door de manier waarop hij de gedachten van de zoon laat afdwalen en de moeder hardnekkig haar boodschap laat vertellen, voel je als lezer dat dit proces al een hele tijd aan de gang is. En dat brengt wederzijdse frustraties en angsten met zich mee.
In ‘Lift-off’ brengt een vader zijn negentienjarige dochter naar de luchthaven. Zij begint aan een avontuur, hij trekt gewoon naar huis en beleeft er een doodgewone dag. Maar in gedachten reist hij mee met zijn dochter, vertelt hij haar en haar broer van alles dat hij al lang vertellen wou. Zijn twee kinderen zijn volwassen en hij moet hen loslaten. Dat doet hij ook in de praktijk, maar in zijn hoofd zou hij hen allebei een leven lang willen beschermen en willen overladen met goede raad. Het perspectief wisselt af en toe. Daardoor word je als lezer nog meer betrokken in de erg persoonlijke muizenissen van de vader. Zijn gedachten zijn geschreven zoals gedachten zijn: hakkelend, struikelend. Wat hij feitelijk doet, schrijft Pleysier op in een droge telegramstijl.
In ‘Hemelvaartsdag’ vliegt de verteller met een luchtballon over de Kempen. Tijdens zijn vlucht leent hij zijn pen aan alle mensen uit alle dorpen waar hij over vliegt. Hun dagdagelijkse bekommernissen worden je rechtstreeks uit hun mond voorgeschoteld. ‘Hemelvaartsdag’ is een prachtige collage van verschillende, kleine tranches de vie. Door ze anoniem te laten ratelen, maakt Pleysier van de dorpsbewoners eigenlijk wereldburgers. Want hun zorgen zijn universeel.
In ‘Natte zomer’ en ‘Nakende winter’ zijn twee kinderen uit de jaren vijftig aan het woord wiens leven duchtig door elkaar geschud wordt door ogenschijnlijk gewone gebeurtenissen. De bundel eindigt met ‘Stilleven met fruit’. De titel dekt de lading. Een vrouw vertelt aan haar man hoe ze zich herinnert dat zij, haar broers, zussen en ouders na schooltijd even samen onder een boom in de tuin gingen zitten en fruit aten. Een verstilde herinnering uit een zorgeloze kindertijd.
Pleysier heeft van zijn bundel een intiem universum gemaakt, waarin geborgenheid en eenzaamheid binnen een gezin, familie, de pijn van opgroeien, eenzaamheid en herinnering aan bod komen. Prachtig.
Dit is een abstract van een recensie van Liesbeth Vantorre. Het is verschenen in De Leeswolf 1, 2014.
[Liesbeth Vantorre]
G. de Haan
Een bundel met vijf korte verhalen met als gemeenschappelijk thema de afstand die de hoofdpersoon ervaart tot zijn omgeving. In 'Alfabet' moet een zoon aan zijn moeder, die ALS heeft, de woorden letter voor letter ontworstelen. In 'Take off' is een vader met zijn gedachten bij zijn dochter, die op weg is naar haar broer in Afrika. 'Hemelvaartsdag' gaat over een tocht met een luchtballon, waar je niet kunt ontsnappen aan het geklets op de grond, ondanks de hoogte. Het verhaal 'In de glazen veranda' vertelt van de momenten die een kind daar beleefde. 'Stilleven met fruit' is een herinnering aan de rust in de tuin na een schooldag. De Vlaamse auteur (1945) bouwde de afgelopen veertig jaar een omvangrijk en veelbekroond oeuvre. Met zorgvuldig gekozen woorden laat hij de tijd oprekken en ineenkrimpen. Hij schept afstand van de emotionaliteit uit het verleden en geeft ruimte voor zelfreflectie. Wat blijft is een diepe nostalgie. Gebonden uitgave op pocketformaat; normale druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.