De waarnemer
Wim Kayzer
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Balans, cop. 2014 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 13589 |
DL
2/ei/21 m
Zo vasthoudend als Wim Kayzer (°1946) bakken ze interviewers niet meer. In zijn legendarische VPRO-programma's Nauwgezet en wanhopig, Een schitterend ongeluk en Van de schoonheid en de troost pelde hij de ziel af van schrijvers en denkers tot ze murw waren.
Sinds enige tijd legt Kayzer zich even meticuleus toe op het schrijverschap. In 2004 verwekte hij opschudding met De waarnemer. Nu verbluft hij opnieuw met het zwaarmoedige en breedvoerige De laatste tafel. Daarin serveert hij een monoloog van een deeltjesfysicus die zit opgescheept met een levensbedreigend aneurysma in zijn hersenen. Wat volgt zijn versnipperde gedachteflarden, waarin hij zijn verleden herkauwt en zijn liefdes overloopt.
Gevat in een brief aan zijn boezemvriend legt hij ook de wijsheden van wetenschappers en filosofen op de rooster. Tijdens deze papieren paniekaanval stelt het hoofdpersonage zijn leven radicaal ter discussie. Het leidt tot ware zinsbegoochelingen van het 'ik' en porties pseudodiepzinnigheden. Dat gebeurt in meanderende zinnen, waarin je echo's van Thomas Bernhard of Imre Kertesz aantreft.
Er hangt trouwens een Midden-Europese weemoed over De laatste tafel. "Weemoed is prachtig als je leeft, hij wordt verrot pijnlijk als je dreigt te gaan sterven", staat er.
Kayzer zuigt meermaals alle zuurstof uit zijn roman. Toch schrijft hij bij flitsen magistraal.
Wim Kayzer, De laatste tafel, Balans, 541 p., 19,95 euro.
DIRK LEYMAN ■
Marnix Verplancke
ru/eb/19 f
DE LAATSTE TAFEL ***
Wim Kayzer , Balans, 541 blz., ? 24,95.
Drie puntjes inderdaad, want als we niet voortijdig een einde hadden gemaakt aan dit citaat zaten we inmiddels al ergens tussen de tv-tips. Wim Kayzer, bekend van onovertroffen tv-reeksen als Een schitterend ongeluk en Van de schoonheid en de troost , had een niet zo strenge eindredacteur, waardoor zijn openingszin vijf pagina's beslaat en hij een boek aflevert waarvan je denkt: dit had zo mooi kunnen zijn. Centraal staat een fysicus die te horen krijgt dat hij een reusachtig aneurysma heeft aan de achterkant van zijn hersenstam. Dat dient verwijderd te worden, wat hem opeens met zijn sterfelijkheid confronteert en waardoor hij aan het schrijven slaat: een lange brief aan zijn Hongaarse vriend András, oftewel deze roman dus. Kayzer kruipt als geen ander in de geest van deze man voor wie alleen het verleden nog telt omdat hij geen toekomst meer heeft en die ontdekt dat kunst en wetenschap opeens geen waarde meer hebben. 'Wat een verrukking, wat een bescheten vertoning', roept hij in een al te zeldzame bui van zelfrelativering uit, en daar zitten we meteen bij de grote levensles van dit boek, dat in het beste geval naast John Banvilles Shroud had kunnen staan: wie een aneurysma overleeft, sterft nadien geheid aan de ernst.
MARNIX VERPLANCKE ■
30/06/2014
Wim Kayzer kennen we van zijn spraakmakende televisie-interviews, waarin hij peilde naar het doen en denken van vermaarde wetenschappers, filosofen en kunstenaars. Voor zijn laatste serie Van de schoonheid en de troost vroeg hij hen welke van hun herinneringen en verwachtingen groter waren dan hun verdriet. Rond diezelfde thema’s cirkelen de bespiegelingen van de obsessief schrijvende ik-figuur in De laatste tafel.
Een negenenvijftigjarige deeltjesfysicus heeft nog twee dagen alvorens hij onder het mes moet. Een gigantisch aneurysma is in zijn hersenstam vertakt en moet met spoed verwijderd worden omdat het zijn lichaamsfuncties een voor een lam begint te leggen. De kans dat de man de ingreep ongeschonden doorkomt, wordt op hooguit enkele procenten geschat. Veel verwachtingen durft hij dus niet meer te koesteren. Het valt hem ongemeen zwaar dat nu het vooruitzicht wegvalt om ooit nog per vooroorlogse stoomlocomotief met linoleumvloer en dikbuikkachel door de besneeuwde heuvels van Budapest te sporen, en daarbij in halfbeschonken toestand de balans op te maken van wat er toe doet in het leven, samen met zijn beste vriend András, een gewezen kosmoloog die zich tot de poëzie bekeerde. Omdat hij zijn Hongaarse soulmate niet meer kan bereiken voor hij de operatietafel op moet, schrijft hij hem twee etmalen lang non-stop een brief om de paniek te bezweren.
Wat er voor de verteller toe deed? De liefde en de superieure poëzie van de deeltjesfysica. Nochtans, nadat de Joodse Sarah dertien jaar geleden plots uit zijn bestaan verdween, heeft hij de liefde meer gedroomd dan geleefd. Maar dat nam hij voor lief, want nergens voelde hij zich meer geborgen dan in zijn hoofd, en dan vooral in de wolk van abstracties en redeneringen die zijn theoretische vakgebied hem bood.
Zijn monoloog van meer dan vijfhonderd bladzijden leest als zijn levensbeschouwelijke testament en strookt overduidelijk met Kayzers eigen visie op het leven. Toch is het geen boek vol sluitende waarheden, want antwoorden en verklaringen zijn een en al ruis, aldus de hoofdpersoon. Om de vragen is het hem te doen, vragen over de liefde, het leven, de (on)eindigheid, de dood. En al voelt hij zich godsgruwelijk eenzaam bij de gedachte dat de wereld binnen twee dagen zal blijven draaien zonder hem, zijn aantekeningen zijn een lofzang op de dood, want zonder dood geen evolutie, zonder dood alleen maar hemeltergende herhaling van de herhaling van de herhaling.
Kayzer zuigt je vanaf de eerste bladzijde binnen in het hoofd van de naamloze ik-verteller. Wel vergt het enige volharding om hem tot het eind te volgen doorheen de kringen waar hij in ronddraait. Taai is ook zijn wereld van de deeltjesfysica. De zwaarte van deze erudiete, en ook wel enigszins protserige roman wordt hoogstens onderuitgehaald door de terugkerende conclusie van de ik-figuur: ‘Mijn leven was één groot blijkbaar’. [Katja Feremans]
F. Hockx
Een 59-jarige fysicus die altijd onderzoek heeft gedaan naar de raadsels van de ‘donkere materie’ krijgt te horen dat hij een aneurysma in zijn hersenstam heeft. Een operatie die weinig kans van slagen heeft, is zijn enige hoop. In de twee voorafgaande dagen schrijft hij als bezwering van zijn doodsangst gedetailleerd over zijn leven, werk en geliefden, met name de door de holocaust beheerste joodse vrouw die hem verliet. Hij richt zich daarbij tot een Hongaarse vriend (die de wetenschap verruilde voor de poëzie) die naar hem onderweg is en hij fantaseert hoe zij in de toekomst weer door Boedapest zullen dwalen. De auteur (1946) maakte in de jaren ’80 en ’90 van de 20e eeuw naam met uitvoerige tv-interviews met wetenschappers en auteurs voor de VPRO. Deze tweede roman, na 'De waarnemer'* uit 2004, opent met een uit één zin bestaande proloog van vijf pagina’s, wat al een behoorlijke hindernis kan zijn voor de lezer. Wie doorzet leest een boek dat vooral veel erudiete beschouwingen en filosofieën bevat, maar zelden echt raakt. Een groot publiek ligt niet voor de hand voor dit naar binnen gekeerde boek. Normale druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.