Zout
Marc Reugebrink
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Niet beschikbaar |
De Bezige Bij Antwerpen, 2014 |
VOLWASSENEN : ROMANS : REUG |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Bezige Bij Antwerpen, 2014 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 10683 |
Dirk Leyman
il/pr/02 a
De laatste jaren liet Marc Reugebrink vaker van zich spreken als essayist dan als romancier. Na de Gouden Uil in 2008 voor Het grote uitstel veroorzaakte zijn roman Menens (2010) weinig rimpelingen. Met zijn essaybundel Het geluk van de kunst onderstreepte hij met vuur het belang van literatuur. Intussen ontpopte Reugebrink zich steeds uitdrukkelijker als opiniemaker, op zijn blog en in krant en weekblad. Tot zijn recente stokpaardjes horen de culturele waterscheidingen tussen Vlaanderen en Nederland, met alle taalakkefietjes van dien.
Helemaal niet verwonderlijk dat Reugebrink nu een hele roman besteedt aan deze kwestie, waarin politiek, geschiedenis en identiteitsvragen zich op de voorgrond dringen. Wanneer de net in België aangemeerde, pas gescheiden Nederlander Max Herder de jonge Isabelle in het vizier krijgt, heeft hij een gevoel van voorbestemdheid. Isabelle is de dochter van een vrijgevochten galeriehoudster en een in alcoholisme verzande schilder. Ze blijkt de ideale introducee voor Max in de Gentse scene. Maar zijn vorige huwelijken, met de wulpse Aline en met de flamboyante Mathilde, spelen hem nog parten.
Reugebrink vertelt zijn autobiografisch getinte huwelijkshistorie vanuit het perspectief van diverse personages, zodat er een kakofonie van stemmen ontstaat. Het is een tegenwoordig wel heel vaak gehanteerde techniek in de Vlaamse roman. Er wordt gepraat en gebakkeleid, gedronken en gefilosofeerd, al dan niet aan de toog. Dat leidt tot een paar fraaie en vaak geestige hoofdstukken, waarin Reugebrink het klankenpalet van Gent adequaat tot zijn recht laat komen. Zo is vrouwengek Giorgio een dankbare figuur en contrapunt voor de reflectieve Max. Maar is het wel geloofwaardig dat een Italiaanse ijsverkoper zich zo intens in de Vlaamse taalgeplogenheden verdiept?
Milde scherts is er als Herman Brusselmans een cameorol krijgt en radioman Jean-Jacques Portus (Jean-Pierre Rondas) en zijn Vlaams-nationalisme in hun hemd worden gezet. Ook de kunstwereld en de journalistiek delen in de brokken. Evengoed zijn er hoofdstukken waarin te veel clichés over de Vlaming én de belgitude op een hoopje worden gegooid: "Een land van handjeklap en favoritisme". Soms is het alsof je in een uitgesmeerd verkiezingsdebat over communautaire zaken bent beland. Toch staat het buiten kijf dat Reugebrink losser én soepeler is gaan schrijven, ja, zelfs bij momenten een frivole toon hanteert. Het geeft deze roman - of is het toch vooral een versluierde bundel essays? - de nodige zuurstof. Al stuit je nog steeds op zwoegerige zinnen die de ballotage niet hadden mogen overleven.
Problematischer wordt het wanneer Reugebrink ontdekt dat zijn weliswaar onderhoudende roman nog wel een schot hagel in de kont kan gebruiken. Dan schiet hij door, weliswaar gemilderd door een portie zelfspot. Giorgio wordt in het ziekenhuis gemept door betogers van een extreem rechtse studentenvereniging, terwijl de hyperjaloerse Max wegzeilt in onbehagen, worstelend met "zijn Hollandse hebbelijk- en onhebbelijkheden". Zal het huwelijk nog wel zijn beslag krijgen, zeker nu stad en land half in brand staan? Dan blijkt de plot toch wel abominabel dun en slaan Reugebrinks personages vervaarlijk aan het donderpreken.
Marc Reugebrink, Het Belgisch huwelijk, De Bezige Bij Antwerpen, 256 p., 19,99 euro.
DIRK LEYMAN ■
Dirk Leyman
il/pr/02 a
De laatste jaren liet Marc Reugebrink vaker van zich spreken als essayist dan als romancier. Na de Gouden Uil in 2008 voor Het grote uitstel veroorzaakte zijn roman Menens (2010) weinig rimpelingen. Met zijn essaybundel Het geluk van de kunst onderstreepte hij met vuur het belang van literatuur. Intussen ontpopte Reugebrink zich steeds uitdrukkelijker als opiniemaker, op zijn blog en in krant en weekblad. Tot zijn recente stokpaardjes horen de culturele waterscheidingen tussen Vlaanderen en Nederland, met alle taalakkefietjes van dien.
Helemaal niet verwonderlijk dat Reugebrink nu een hele roman besteedt aan deze kwestie, waarin politiek, geschiedenis en identiteitsvragen zich op de voorgrond dringen. Wanneer de net in België aangemeerde, pas gescheiden Nederlander Max Herder de jonge Isabelle in het vizier krijgt, heeft hij een gevoel van voorbestemdheid. Isabelle is de dochter van een vrijgevochten galeriehoudster en een in alcoholisme verzande schilder. Ze blijkt de ideale introducee voor Max in de Gentse scene. Maar zijn vorige huwelijken, met de wulpse Aline en met de flamboyante Mathilde, spelen hem nog parten.
Reugebrink vertelt zijn autobiografisch getinte huwelijkshistorie vanuit het perspectief van diverse personages, zodat er een kakofonie van stemmen ontstaat. Het is een tegenwoordig wel heel vaak gehanteerde techniek in de Vlaamse roman. Er wordt gepraat en gebakkeleid, gedronken en gefilosofeerd, al dan niet aan de toog. Dat leidt tot een paar fraaie en vaak geestige hoofdstukken, waarin Reugebrink het klankenpalet van Gent adequaat tot zijn recht laat komen. Zo is vrouwengek Giorgio een dankbare figuur en contrapunt voor de reflectieve Max. Maar is het wel geloofwaardig dat een Italiaanse ijsverkoper zich zo intens in de Vlaamse taalgeplogenheden verdiept?
Milde scherts is er als Herman Brusselmans een cameorol krijgt en radioman Jean-Jacques Portus (Jean-Pierre Rondas) en zijn Vlaams-nationalisme in hun hemd worden gezet. Ook de kunstwereld en de journalistiek delen in de brokken. Evengoed zijn er hoofdstukken waarin te veel clichés over de Vlaming én de belgitude op een hoopje worden gegooid: "Een land van handjeklap en favoritisme". Soms is het alsof je in een uitgesmeerd verkiezingsdebat over communautaire zaken bent beland. Toch staat het buiten kijf dat Reugebrink losser én soepeler is gaan schrijven, ja, zelfs bij momenten een frivole toon hanteert. Het geeft deze roman - of is het toch vooral een versluierde bundel essays? - de nodige zuurstof. Al stuit je nog steeds op zwoegerige zinnen die de ballotage niet hadden mogen overleven.
Problematischer wordt het wanneer Reugebrink ontdekt dat zijn weliswaar onderhoudende roman nog wel een schot hagel in de kont kan gebruiken. Dan schiet hij door, weliswaar gemilderd door een portie zelfspot. Giorgio wordt in het ziekenhuis gemept door betogers van een extreem rechtse studentenvereniging, terwijl de hyperjaloerse Max wegzeilt in onbehagen, worstelend met "zijn Hollandse hebbelijk- en onhebbelijkheden". Zal het huwelijk nog wel zijn beslag krijgen, zeker nu stad en land half in brand staan? Dan blijkt de plot toch wel abominabel dun en slaan Reugebrinks personages vervaarlijk aan het donderpreken.
Marc Reugebrink, Het Belgisch huwelijk, De Bezige Bij Antwerpen, 256 p., 19,99 euro.
Mark Cloostermans
rt/aa/28 m
Marc Reugebrink heeft ooit eens bekend op zijn blog: 'Ik heb een wat je noemt Hollandse fysiognomie'. Hij kan nog honderd jaar in Gent wonen, mensen zullen hem op straat blijven herkennen als 'Ollander'.
Diezelfde woorden komen uit de mond van Isabelle, het vrouwelijke hoofdpersonage van Reugebrinks nieuwe roman,Het Belgisch huwelijk. Isabelle Fabry staat op het punt te trouwen met Max Herder, 'Ollanderke van me'. Het koppel woont in Gent. Daar heeft Isabelles moeder een galerie. Daar schuimt Isabelles vader, een beklagenswaardige dronkaard, de cafés af. En daar staat Max in de Vooruit aan de toog met zijn vriend Giorgio, een Vlaamse Italiaan met veel oog voor vrouwelijk schoon.
Reugebrink laat zijn personages stuk voor stuk aan het woord en toont zich heel behendig in het schrijven van Vlaams. Zijn Vlaamse personages hebben de juiste taalmuziek. Er ontstaat een komische omkering: de altijd wat bedeesde Vlaming klinkt inHet Belgisch huwelijk natuurlijk en vlot, terwijl de enige Nederlander zijn taal voortdurend corrigeert, Nederlandse door Vlaamse termen vervangt en omgekeerd, en ten slotte het talige noorden kwijtraakt.
Gravensteenclub
De personages praten over elkaar, over het aanstaande huwelijk en over hun liefdesleven. Ook politiek komt vaak aan bod, met name de Vlaams-Waalse twisten en Vlaams-Nederlandse tegenstellingen. Reugebrink stipt de bekende stijlverschillen aan. Belgen leven met hun rug naar de straat. Onze snelwegen zijn in bedenkelijke staat. Vendelzwaaien. Et cetera. Bij vlagen laat Reugebrink de folklore met rust en zet het mes ietsje dieper in ons vlees. Bij monde van Giorgio zegt hij: ''t Is hoe ze te werk gaan... [...] Niet door aan te vallen, maar door zich voor te doen als degenen die aangevallen worden. Voilà zie, daar hebt ge uw Vlaming in volle glorie. Zelfs in zijn zwartste gedaante is hij nooit de agressor.'
Reugebrinks Gent is bevolkt met herkenbare mensen. Sommigen figureren onder hun echte naam, zoals ene Herman, 'een beroemd schrijver'. Als het gaat over de leden van de Gravensteenclub is Reugebrink voorzichtiger. Er is een naamloze 'bejaarde professor' die vroeger 'zo politiek correct tegen de tsjeven van leer trok': duidelijk Etienne Vermeersch.
Een andere Gravenstener, Jean-Pierre Rondas, wordt verborgen onder een fictieve naam: Jean-Jacques Pertus. Reugebrink loopt hier allicht op eieren, omdat 'Pertus' geen aangename figuur is. De kunstkenner en radiomaker wordt geportretteerd als een blaaskaak en een onbetrouwbaar type, wiens oordelen als recensent opvallend vaak bepaald worden door zijn Vlaams-nationalistische oriëntatie. 'Ge moet toch echt potdoof en stekeblind zijn om niet te verstaan dat het bestaansrecht van de kunstenaar hier afhankelijk wordt gemaakt van de vraag of hij politiek gesproken wel de juiste kunst maakt', zegt Liliane, Isabelles moeder. Een interessant verwijt, waarop Reugebrink best wat dieper had mogen ingaan.
Gecrispeerd
Met thema's als migratie, culturele verschillen en het verlangen naar een gemeenschap, leuntHet Belgische huwelijk een beetje aan bij Ilja Leonard Pfeijffers recente romanLa Superba, maar toch doet Reugebrinks boek vooral denken aan Griet Op de Beecks onverbiddelijke bestsellerVele hemels boven de zevende: een onderhoudende soap over de liefde, verteld vanuit het perspectief van meer personages, tegen een vage en niet altijd even geloofwaardige achtergrond van maatschappelijke tendensen en problemen.
Wat de twee romans helaas ook delen is een gebrek aan subtiliteit, vooral naar het einde toe.Het Belgisch huwelijk heeft nauwelijks een plot, tot plotseling, ruim over de helft, Giorgio in het ziekenhuis wordt gemept door NSV-militanten. In datzelfde hoofdstuk heeft Max plots nachtmerries die onthullen dat er iets niet met hem in de haak is. Even later draait Isabelle als een blad aan een boom en verandert haar mening over haar aanstaande echtgenoot. 'Hij wordt steeds meer wat hij ons verwijt, de Vlaming bedoel ik: gecrispeerd, wrokkig, nukkig als een jongetje dat zijn zin niet krijgt.'
Ik zal het einde niet verklappen, maar zoalsVele hemels boven de zevende de violen flink laat aanzwellen met een zelfmoord, zo geeft ook Reugebrink aan het slot een flinke klap op de cimbalen. Deze passage is erg goed geschreven, maar ze doet de roman geen goed. Ten eerste is deze twist nergens voor nodig: dat het niet goed gaat met Max, en dat Isabelle beter eens een nachtje over dat huwelijk zou slapen, komt de lezer ook al op een andere manier te weten. Ten tweede vergt Reugebrink te veel van mijnsuspension of disbelief: met wat Max gedaan heeft, beland je achter de tralies.
Reugebrinks personages zijn op zoek naar een groep om bij te horen. Isabelle vertelt over het clubje waartoe ze behoorde in haar jeugd; het kwam tot een breuk en dat maakte haar 'weer tot de vreemde [...] die ik voordien was'. Max wil niets liever dan ingeburgerd raken in Vlaanderen. 'Hij omarmt in zijn Isabelle zoveel meer dan het meiske dat zij is. Hij omarmt een gans volk.'Het Belgisch huwelijk is een liefdesroman over gemeenschapsgevoel en (ziekelijke) verlatingsangst. De politieke inhoud ervan is meerduidig en kan een interessante discussie opleveren. Evenveel aandacht voor structuur als voor taal had er een echt goede roman van kunnen maken.
MARC REUGEBRINK
Het Belgisch huwelijk.
De Bezige Bij Antwerpen, 223 blz., ? 19,99.
De auteur: een naar Gent uitgeweken Nederlandse schrijver. Zijn romanHet grote uitstel werd in 2008 bekroond met de Gouden Uil Literatuurprijs.
Het boek: een orangistisch liefdesverhaal én een zoektocht naar (Vlaamse) identiteit.
ONS OORDEEL: Reugebrink heeft zijn Vlaams onder de knie, maar de roman is bij momenten uit evenwicht en ongeloofwaardig.
¨¨¨èè
Mark Cloostermans ■
Mark Cloostermans
rt/aa/28 m
Marc Reugebrink heeft ooit eens bekend op zijn blog: 'Ik heb een wat je noemt Hollandse fysiognomie'. Hij kan nog honderd jaar in Gent wonen, mensen zullen hem op straat blijven herkennen als 'Ollander'.
Diezelfde woorden komen uit de mond van Isabelle, het vrouwelijke hoofdpersonage van Reugebrinks nieuwe roman, Het Belgisch huwelijk. Isabelle Fabry staat op het punt te trouwen met Max Herder, 'Ollanderke van me'. Het koppel woont in Gent. Daar heeft Isabelles moeder een galerie. Daar schuimt Isabelles vader, een beklagenswaardige dronkaard, de cafés af. En daar staat Max in de Vooruit aan de toog met zijn vriend Giorgio, een Vlaamse Italiaan met veel oog voor vrouwelijk schoon.
Reugebrink laat zijn personages stuk voor stuk aan het woord en toont zich heel behendig in het schrijven van Vlaams. Zijn Vlaamse personages hebben de juiste taalmuziek. Er ontstaat een komische omkering: de altijd wat bedeesde Vlaming klinkt inHet Belgisch huwelijk natuurlijk en vlot, terwijl de enige Nederlander zijn taal voortdurend corrigeert, Nederlandse door Vlaamse termen vervangt en omgekeerd, en ten slotte het talige noorden kwijtraakt.
Gravensteenclub
De personages praten over elkaar, over het aanstaande huwelijk en over hun liefdesleven. Ook politiek komt vaak aan bod, met name de Vlaams-Waalse twisten en Vlaams-Nederlandse tegenstellingen. Reugebrink stipt de bekende stijlverschillen aan. Belgen leven met hun rug naar de straat. Onze snelwegen zijn in bedenkelijke staat. Vendelzwaaien. Et cetera. Bij vlagen laat Reugebrink de folklore met rust en zet het mes ietsje dieper in ons vlees. Bij monde van Giorgio zegt hij: ''t Is hoe ze te werk gaan... [...] Niet door aan te vallen, maar door zich voor te doen als degenen die aangevallen worden. Voilà zie, daar hebt ge uw Vlaming in volle glorie. Zelfs in zijn zwartste gedaante is hij nooit de agressor.'
Reugebrinks Gent is bevolkt met herkenbare mensen. Sommigen figureren onder hun echte naam, zoals ene Herman, 'een beroemd schrijver'. Als het gaat over de leden van de Gravensteenclub is Reugebrink voorzichtiger. Er is een naamloze 'bejaarde professor' die vroeger 'zo politiek correct tegen de tsjeven van leer trok': duidelijk Etienne Vermeersch.
Een andere Gravenstener, Jean-Pierre Rondas, wordt verborgen onder een fictieve naam: Jean-Jacques Pertus. Reugebrink loopt hier allicht op eieren, omdat 'Pertus' geen aangename figuur is. De kunstkenner en radiomaker wordt geportretteerd als een blaaskaak en een onbetrouwbaar type, wiens oordelen als recensent opvallend vaak bepaald worden door zijn Vlaams-nationalistische oriëntatie. 'Ge moet toch echt potdoof en stekeblind zijn om niet te verstaan dat het bestaansrecht van de kunstenaar hier afhankelijk wordt gemaakt van de vraag of hij politiek gesproken wel de juiste kunst maakt', zegt Liliane, Isabelles moeder. Een interessant verwijt, waarop Reugebrink best wat dieper had mogen ingaan.
Gecrispeerd
Met thema's als migratie, culturele verschillen en het verlangen naar een gemeenschap, leuntHet Belgische huwelijk een beetje aan bij Ilja Leonard Pfeijffers recente romanLa Superba, maar toch doet Reugebrinks boek vooral denken aan Griet Op de Beecks onverbiddelijke bestsellerVele hemels boven de zevende: een onderhoudende soap over de liefde, verteld vanuit het perspectief van meer personages, tegen een vage en niet altijd even geloofwaardige achtergrond van maatschappelijke tendensen en problemen.
Wat de twee romans helaas ook delen is een gebrek aan subtiliteit, vooral naar het einde toe.Het Belgisch huwelijk heeft nauwelijks een plot, tot plotseling, ruim over de helft, Giorgio in het ziekenhuis wordt gemept door NSV-militanten. In datzelfde hoofdstuk heeft Max plots nachtmerries die onthullen dat er iets niet met hem in de haak is. Even later draait Isabelle als een blad aan een boom en verandert haar mening over haar aanstaande echtgenoot. 'Hij wordt steeds meer wat hij ons verwijt, de Vlaming bedoel ik: gecrispeerd, wrokkig, nukkig als een jongetje dat zijn zin niet krijgt.'
Ik zal het einde niet verklappen, maar zoalsVele hemels boven de zevende de violen flink laat aanzwellen met een zelfmoord, zo geeft ook Reugebrink aan het slot een flinke klap op de cimbalen. Deze passage is erg goed geschreven, maar ze doet de roman geen goed. Ten eerste is deze twist nergens voor nodig: dat het niet goed gaat met Max, en dat Isabelle beter eens een nachtje over dat huwelijk zou slapen, komt de lezer ook al op een andere manier te weten. Ten tweede vergt Reugebrink te veel van mijnsuspension of disbelief: met wat Max gedaan heeft, beland je achter de tralies.
Reugebrinks personages zijn op zoek naar een groep om bij te horen. Isabelle vertelt over het clubje waartoe ze behoorde in haar jeugd; het kwam tot een breuk en dat maakte haar 'weer tot de vreemde [...] die ik voordien was'. Max wil niets liever dan ingeburgerd raken in Vlaanderen. 'Hij omarmt in zijn Isabelle zoveel meer dan het meiske dat zij is. Hij omarmt een gans volk.'Het Belgisch huwelijk is een liefdesroman over gemeenschapsgevoel en (ziekelijke) verlatingsangst. De politieke inhoud ervan is meerduidig en kan een interessante discussie opleveren. Evenveel aandacht voor structuur als voor taal had er een echt goede roman van kunnen maken.
MARC REUGEBRINK
Het Belgisch huwelijk.
De Bezige Bij Antwerpen, 223 blz., ? 19,99.
De auteur: een naar Gent uitgeweken Nederlandse schrijver. Zijn romanHet grote uitstel werd in 2008 bekroond met de Gouden Uil Literatuurprijs.
Het boek: een orangistisch liefdesverhaal én een zoektocht naar (Vlaamse) identiteit.
ONS OORDEEL: Reugebrink heeft zijn Vlaams onder de knie, maar de roman is bij momenten uit evenwicht en ongeloofwaardig.
Marnix Verplancke
rt/aa/26 m
HET BELGISCH HUWELIJK ****
Marc Reugebrink , De Bezige Bij Antwerpen, 224 blz., ? 19,99.
Zo ziet Max het toch, een Nederlander die ooit kunstkritieken schreef voor de Volkskrant , in Gent is beland en nu voor een Vlaamse krant werkt. Ook al is hij geen jonkie meer, hij koestert hoogdravende romantische ideeën over de liefde. Isabelle en hij zijn voor elkaar geboren, denkt hij, en alles wat voor hun ontmoeting gebeurde was slechts voorspel en voorbereiding. Hij houdt zo erg van haar dat hij een deel wil worden van haar wereld, van Vlaanderen dus, of van België, dat is niet helemaal duidelijk, want hij ziet zijn streven naar de romantische eenwording flink bedreigd door het feit dat zijn nieuwe vaderland een staat in ontbinding lijkt.
Het Belgisch huwelijk is zo Gents als Romain Deconinck en de belleman, maar dan iets ingetogener en gebruikmakend van subtielere humor en een flinke dosis understatement. Een bekende kunstgalerie op haar retour is een terugkerend decor en ook een immokantoor in de Zuidstationstraat speelt een rol. Er wordt betoogd en gevochten aan de Blandijnberg en Jean-Luc, de aan lagerwal geraakte vader van Isabelle, zit niet alleen regelmatig met Herman Brusselmans in de Aba-Jour, hij is ook stamgast van het Volkshuis in de Sleepstraat.
Aan de hand van strak afgelijnde hoofdstukken die soms compositiepareltjes zijn, zoals dat waarin Max bij zijn zoektocht naar een huis moet terugdenken aan een vorige, gewelddadig afgelopen relatie, toont Reugebrink hoe uiteindelijk alles gepolitiseerd raakt en zelfs een huwelijk veel meer is dan zomaar een bewijs van liefde en trouw. Hij doet dat door in te gaan op de subtiele taalverschillen tussen Vlaanderen en Nederland, wat tot een grandioze passage leidt over het verschil tussen een blazer, een colbert en een gilet, en tot Max' wanhoopskreet: 'Dat we nog aangekleed geraken.' Maar ook door het persoonlijke uit te breiden naar het maatschappelijke, waarbij er voor een keer niet sloganesk, maar wel genuanceerd en intelligent geschreven wordt over het hedendaagse Vlaanderen.
MARNIX VERPLANCKE ■
Marnix Verplancke
rt/aa/26 m
HET BELGISCH HUWELIJK ****
Marc Reugebrink, De Bezige Bij Antwerpen, 224 blz., ? 19,99.
Zo ziet Max het toch, een Nederlander die ooit kunstkritieken schreef voor de Volkskrant , in Gent is beland en nu voor een Vlaamse krant werkt. Ook al is hij geen jonkie meer, hij koestert hoogdravende romantische ideeën over de liefde. Isabelle en hij zijn voor elkaar geboren, denkt hij, en alles wat voor hun ontmoeting gebeurde was slechts voorspel en voorbereiding. Hij houdt zo erg van haar dat hij een deel wil worden van haar wereld, van Vlaanderen dus, of van België, dat is niet helemaal duidelijk, want hij ziet zijn streven naar de romantische eenwording flink bedreigd door het feit dat zijn nieuwe vaderland een staat in ontbinding lijkt.
Het Belgisch huwelijk is zo Gents als Romain Deconinck en de belleman, maar dan iets ingetogener en gebruikmakend van subtielere humor en een flinke dosis understatement. Een bekende kunstgalerie op haar retour is een terugkerend decor en ook een immokantoor in de Zuidstationstraat speelt een rol. Er wordt betoogd en gevochten aan de Blandijnberg en Jean-Luc, de aan lagerwal geraakte vader van Isabelle, zit niet alleen regelmatig met Herman Brusselmans in de Aba-Jour, hij is ook stamgast van het Volkshuis in de Sleepstraat.
Aan de hand van strak afgelijnde hoofdstukken die soms compositiepareltjes zijn, zoals dat waarin Max bij zijn zoektocht naar een huis moet terugdenken aan een vorige, gewelddadig afgelopen relatie, toont Reugebrink hoe uiteindelijk alles gepolitiseerd raakt en zelfs een huwelijk veel meer is dan zomaar een bewijs van liefde en trouw. Hij doet dat door in te gaan op de subtiele taalverschillen tussen Vlaanderen en Nederland, wat tot een grandioze passage leidt over het verschil tussen een blazer, een colbert en een gilet, en tot Max' wanhoopskreet: 'Dat we nog aangekleed geraken.' Maar ook door het persoonlijke uit te breiden naar het maatschappelijke, waarbij er voor een keer niet sloganesk, maar wel genuanceerd en intelligent geschreven wordt over het hedendaagse Vlaanderen.
Jos Radstake
Van de al vele jaren in Gent woonachtige Nederlandse romancier, dichter en essayist (1960) verscheen deze liefdesroman, die tegelijk een maatschappelijke roman is. Een Hollandse journalist gaat, na enkele onfortuinlijke relaties, trouwen met een Vlaams droommeisje. De journalist, door bewuste keuze geworpen tussen twee vaderlanden, is buitenstaander in Nederland, maar evenzeer in Vlaanderen. Maatschappelijke ongemakken in België vormen het decor van de liefdesrelatie, die allerminst op rolletjes verloopt. Wat zich in het particuliere domein voltrekt, krijgt een projectie in de maatschappelijke constellatie. Het boek is meervoudig perspectivisch verteld; in elk hoofdstuk treedt een andere ik als verteller op en er is zelfs een drietal hoofdstukken in de wij-vorm – een Belgisch perspectief. Het Vlaams van de Nederlander (door Stefan Hertmans bij de pols gehouden) en de verovering daarvan is een motief en draagt bij tot de couleur locale. Het boek is kundig geschreven; het nergens bij horen krijgt pregnant gestalte. Normale druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.