De slalom soft : gedicht
Paul Bogaert
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij Antwerpen, 2013 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : POEZIE : BOGA |
15/02/2014
Paul Bogaert lijkt zijn nieuwe bundel ongewoon vrolijk in te zetten op een prijsfeestje rondom zijn ‘succesvolle’ (aldus de achterflap) vorige bundel. Dat hij zichzelf eraan herinnert de schaar in het dankwoord te zetten, wijst op opluchting niet gewonnen te hebben: de speech blijft in de binnenzak. De afrekening met de receptiesfeer blijft echter niet uit. Als eertijds lid van een jury die De slalom soft niét bekroonde, voelde ik me alsnog aangesproken als één van de ‘allrounders en handjeklapspecialisten’ in de zaal. Het typische, ongemakkelijke Bogaertgevoel was mijn deel. Deze individualistische emotie terzijde, schrijft het entreegedicht het prijzencircus niet alleen af als ijdele modeshow, maar ook, en dat is nieuw, als eenzaamheidsbestrijding en een kans om ‘iemand [te] leren kennen’. Is deze dichter milder aan het worden?
Hoe ik Bogaert kende was: intelligent fileur van het menselijk bedrijf, niet het spektakel maar onze omgang daarmee, niet de confrontaties maar de beleefdheden waarmee we ze bedekken. De eerste lange afdeling van Ons verlangen lijkt dat cultuurkritische pad te vervolgen door ‘ons land’ te verwerpen waarin iedereen denkt te kunnen ‘schilderen, haten, inbreken, moorden en pijn aanpakken’. De verdere bundel richt de blik naar binnen. De eerste reeks van elf gedichten speelt zich af in een typische Bogaert-setting: de vergaderzaal, en lijkt me een variatie op Plato’s grot: we sluiten ons op tussen schijnwerkelijke schermen, vrijwillig, omdat we de buitenwereld niet verdragen. Maar Bogaerts buiten is niet de wereld der ware ideeën, bereikbaar door goed te filosoferen, maar het terrein van de ‘demon van de middag’, de verwoestende zon die alles onbetekenend maakt. Zijn poëzie voert niet alsnog naar een ongekende waarheid, maar brengt onze gevangenschap aan het licht en toont de drang naar buiten als ‘ons verlangen’.
Aan het begin van de derde afdeling stuurt Bogaert ‘al wie opgewekt […] sterk en spontaan [is] sociale of stoere personen […] de zelfverzekerde mensen’ door naar zaal Paardenbloem (een onaantrekkelijk soort darwinistische hemel). De achterblijvers houdt hij vast in zijn wereld ‘om de grondverf / om te roeren en daarna een dunne laag aan te brengen’. Het gaat erom het ruwe materiaal van het bestaan weer toe te dekken met een beschermlaag. Twee gedichten later heet het: ‘De meesten willen babbelen / maar ik wil liever gewoon aanschuiven’, op de volgende pagina gevolgd door: ‘Zo dicht mogelijk, in de hoop / alles te kunnen zien en verstaan.’ Aanschuiven is deelnemen aan de gemeenschap, en ‘Ons verlangen’ is ook te begrijpen als: talen naar een wij.
Dat ‘wij’ valt uiteen in de waanzinnigste passages van de bundel. Met de anafoor als motor gaat de bundel Rock bottom richting ‘het onvoorstelbare: dat er niemand is’.
De laatste lange afdeling bevat aangrijpende gedichten, waarin de heks als vijandin dienstdoet bij de pogingen weer mee te gaan draaien in de eerder zo verfoeide dagelijksheid. De angst alleen te zijn wordt als realiteit aanvaard.
Is dat het dieptepunt waarna het bergopwaarts, terug het netwerk van productie in kan? Een drievoudig ‘Wacht maar’ stelt een blijvende down in het vooruitzicht. Momenteel lees ik het slotgedicht als gericht aan die heks van een ex. Maar ik prefereer mijn eerdere lectuur, toen ik deze poëzie zichzelf nog aan zag bieden aan degenen die uit de tredmolen van het werkleven zijn geslingerd, en verklaart ons geduldig op te zitten wachten.
Had ik al gezegd dat ik nog aan het lezen ben?
(Dit is een abstract van een artikel van Johan Sonnenschein. Het is verschenen in De Leeswolf 7, 2013.)
[Johan Sonnenschein]
T. van Deel
Paul Bogaerts vijfde dichtbundel heet over het dagelijkse leven te gaan, zou eerst 'Man & vrouw' getiteld zijn, maar hij vond 'Ons verlangen' 'een betere vlag voor de lading: een duidelijk overzicht van wat we zeker weten over wat ons allemaal drijft'. Duidelijk en zeker zijn nu net niet de bewoordingen waar deze poëzie aanspraak op maakt: veel erin is duister, onsamenhangend en onzeker, de bundel bestaat zelfs uit 34 ‘Onzekerheden’, met ondoorzichtige bedoelingen in zes afdelingen onderverdeeld. Zo nu en dan treft Bogaerts wel degelijk een doel, bij voorbeeld in 31: 'Baarlijke nonsens? // Wacht maar tot jij in de boze droom moet wonen, / waarin de klok ontploft. // Wacht maar tot jij je eigen termijn bij elkaar zit te schrapen, / terwijl anderen opgezwollen / futiliteiten betreuren. / Wacht maar tot jij naar de bijtende middelen grijpt, / blinde paniek een plaats moet geven.' Ook 42 dreigt in dezelfde geest. Dit is of wil zijn lucide, en ook illusieloze, poëzie, met enige humor gebracht, zoals in 21: 'En zij stelde in het donker de volgende vragen. / Verklaar het wereldwijde charisma van de waterval. / Hoe immoreel is een kracht die door afknelling ontstaat? / Hoe kan de ballonplooikunst te gronde gericht worden? / Hoe ver kunt gij daarmee pissen?'
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.