Voorwaardelijke liefde : roman
Thierry Baudet
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Prometheus, 2013 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : SOCIALE WETENSCHAPPEN : 309 BAUD |
31/10/2013
In Oikofobie: de angst voor het eigene trekt de Nederlandse journalist Thierry Baudet hard van leer tegen drie fenomenen die volgens hem getuigen van een ‘ziekelijke behoefte aan vervreemding en ontworteling’ (zoals de achterflap van zijn boek aangeeft): het modernisme in de kunsten, het multiculturalisme en het Europese project. Hij voorspelt dan ook de implosie of de geleidelijke ontmanteling van de Europese Unie en de aan haar verwante instellingen, bekritiseert de migratiegolven die ook Nederland niet onberoerd hebben gelaten en bepleit een kunst die de schoonheid en de geborgenheid opnieuw centraal stelt. Het doembeeld waarmee hij zijn boek afsluit is veelzeggend: 'Spiritueel ontheemd en politiek onteigend: dat wordt onze toekomst als de oikofobie niet wordt gestopt.'
Over de inhoud van de claims kunnen voor- en tegenstanders wellicht lang debatteren. Belangrijker is wellicht de wijze waarop de auteur van de verzamelde feiten een groter verhaal heeft gemaakt. We mogen immers aannemen dat veronderstellingen en algemene uitspraken gestoeld zijn op een — liefst zo omvangrijk mogelijk — feitelijk fundament en dat ze op een deugdelijke wijze tot een model of theorie werden samengebald. Dat is wat van academisch onderzoek, zelfs als ze op vulgariserende wijze aan een lezerspubliek wordt voorgelegd, verwacht mag worden. En het is net hier dat de auteur ernstig in gebreke blijft.
Om te beginnen is de gehanteerde terminologie dikwijls verre van neutraal. ‘Oikofobie’ alleen al is geen nauwkeurig gedefinieerd filosofisch begrip, maar een betekenaar die andersgezinden verbaal in een hoek drumt. Wie de voordelen van culturele interactie inziet, lijdt volgens de term immers per definitie aan een fobie, of zoals de auteur verduidelijkt, aan een ‘ziekelijke afkeer van het eigene’. Precies alsof de waardering voor wat niet ‘eigen’ is, niet ingegeven zou kunnen zijn door andere stimulansen dan negatieve emoties zoals angst en afkeer. Op dezelfde manier omschrijft de auteur iedereen die het niet met zijn stellingen eens is als ‘mensen die het niet begrijpen’, als naïef, als kinderlijk of als wereldvreemd. Dit is alvast niet wat men van een ernstig en objectief discours verwacht.
Ook de wijze waarop Baudet zijn stellingen fundeert, voldoet niet aan de vereisten van de sociaalwetenschappelijke waarheidsvinding. Een kwart van de pagina’s en een derde van de hoofdstukken wordt door niet één bron gedragen — zelfs niet wanneer feitelijke stellingen (zoals de aanname dat de opwarming van de aarde gestagneerd zou zijn) worden geponeerd. Omdat de waarde van die stellingen in ruime mate samenhangt met de controleerbaarheid van de bronnen, kan de auteur in die gevallen in feite eender wat (of net niets) poneren.
Erger nog, heel wat inhoudelijke claims blijken bij controle van de voetnoten niet in de bronnen te staan op de wijze waarop de auteur ze in zijn boek weergeeft. Zo schrijft hij dat er 'de afgelopen jaren alleen al naar Nederland zo’n 300.000 Oost-Europeanen geïmmigreerd zijn,' maar de aangehaalde webstek van de rijksoverheid heeft het helemaal niet over die korte termijntrend (‘de laatste jaren’) — ze verwijst enkel naar de huidige stand van zaken ('Naar schatting zijn er tussen de 286.000 en 325.000 migranten in Nederland'). Baudet schrijft verder: 'Volgens onderzoek komt 70 % van de gevangenen na vrijlating opnieuw met justitie in aanraking'. De webstek van de rijksoverheid (die hij niet vermeldt) heeft het in 2013 over 50 % recidive, en in december 2009 over 54 %, waarbij uitdrukkelijk gesproken wordt over een dalende trend. Verwijzend naar een slimme zet van Wilders’ advocaat heeft Baudet het over 'een onderzoek dat kort daarvoor was gepubliceerd waaruit bleek dat een overgrote meerderheid van de Nederlandse rechters links-liberale politieke voorkeuren heeft'. Dit moest de mogelijke vooringenomenheid van de rechters aantonen. Baudet vermeldt geen bron. Maar het onderzoek waar hij het (waarschijnlijk) over heeft, vermeldt dat een overgrote meerderheid van de raio’s (rechtelijke ambtenaren in opleiding) in 2010 linkse voorkeuren had (Kim van der Kraats e.a., Magistrale perspectieven: de raio’s anno 2010. Resultaten van de raio-enquête, pagina 10) en gaat dus niet in op de huidige of toenmalige politieke voorkeur van de zetelende magistraten.
De auteur hekelt het pro-Europese discours, dat 'even hermetisch als dat van de marxist' zou zijn, omdat het op geen enkele mogelijke manier door de feiten kan worden weerlegd (of gefalsifieerd, om de woorden van Karl Popper te gebruiken). Maar hijzelf ziet geen heil in een International Criminal Court dat te veel macht heeft (omdat dit de soevereiniteit van de natiestaat ondergraaft), maar evenmin in een Strafhof dat te weinig macht heeft (omdat het dan uiteraard vleugellam zou zijn). Met welke feitelijke argumenten zou dan kunnen worden aangetoond dat het ICC wel degelijk bestaansrecht heeft? Subtiel suggereren dat voormalig president Slobodan Milosevic, net als de NAVO, wel eens verantwoordelijk zou kunnen zijn voor het ‘per ongeluk bombarderen van een dorp van onschuldige boeren’ en dat het daarom niet ernstig is de man te vervolgen, zonder te vermelden dat de aanklacht het onder meer heeft over genocide, deportatie, moord, vervolging op politieke, raciale of religieuze gronden, uitroeiing, opsluiting en foltering, is verre van evenwichtig. In één adem tevens de staatssoevereiniteit bepleiten, omdat 'het alleen in natiestaten [is] dat machtige functionarissen kunnen worden onderworpen aan checks-and-balances', in de wetenschap dat staatshoofden (de auteur heeft het alweer subtiel over ‘machtige functionarissen’, maar doet dit wel in een context waarin staatshoofden worden besproken) onschendbaar zijn, en vervolgingen door natiestaten daardoor lange tijd onmogelijk zijn gebleken, is dat evenmin. Het hele werk is doortrokken van dergelijke insinuaties, snelle conclusies en ongefundeerde veralgemeningen. Jammer, want complexe thema’s als federalisme en internationaal recht, kunst en migratie verdienen een uitgebalanceerde(r) en (beter) onderbouwde kritiek. [Fabian Van Samang]
Haaije Jansen
Goed gedocumenteerde essaybundel over de vermeende teloorgang van onze nationale identiteit. Wetenschapper en publicist Thierry Baudet (1983) draagt, net als in zijn eerdere boeken, het Nederlands conservatisme breed uit. In zijn zoektocht naar melancholie en nieuwe romantiek uit hij zijn verontwaardiging over de Europese Unie, immigratie, de Nederlandse politiek en over modernisme in de kunst. Zonder gêne maakt hij omstreden keuzes die hij vervolgens graag als vanzelfsprekend bestempelt. Zo prijst hij de PVV, maar verzuimt te vermelden dat deze partij geen leden duldt, noemt hij de islam een vijandig ideeënstelsel en maakt hij van moderne kunst een karikatuur: 'Als een klap in je gezicht staat daar op het Museumplein de badkuip…' Baudets schrijfstijl is intellectueel en gedreven, maar egocentrisch. Ongetwijfeld spreekt hij met zijn kijk op het huidige tijdsbeeld een groot (behoudend) publiek aan. Voor hen is dit boek een herkenning en een bevestiging van hun gelijk. Progressieve, liberale en meer optimistische mensen zullen echter vergeefs naar de nuance zoeken. Wel een uitstekend geschreven bundel.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.