Zeik
Herman Brusselmans
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Prometheus, 2013 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : BRUS |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Prometheus, 2013 |
VOLWASSENEN : ROMANS : BRUS |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Prometheus, 2013 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : BRUS |
Dirk Leyman
te/ep/04 s
Herman Brusselmans mag dan wel de zelfverklaarde 'befkoning van Vlaanderen' zijn, nog beter past hem de eretitel van 'hardst werkende schrijver' van de Lage Landen. Twee romans per jaar, acht lopende columns in talloze media, en wellicht is hij ook een van de drukst geïnterviewde Vlaamse schrijvers. Zijn lange manen en uitgesproken meningen doen het nog altijd behoorlijk goed op de covers van dag- en weekbladen. Dit weekend spotten de societyrubrieken zelfs Astrid Bryan in een Brusselmans-T-shirt.
Amper hebben we Mogelijke memoires op onze boekenplank bijgezet of Brusselmans bestookt ons met De qualastofont, een "kleine roman over grootse mensen". Liet het semi-autobiografische Mogelijke memoires een voorzichtige koerswijziging zien - de rijkelijke porties bullshit waren opvallend anders gedoseerd - dan is het in De qualastofont opnieuw business as usual. Van de pot gerukte grappenmakerij, een salvo van ongerijmde dialogen en monsterdosissen politiek incorrecte, doorgekookte onzin moeten deze roman kruiden. En wat te denken van de "meloenen van Lesley-Ann Poppe die bij doorgewinterde fruithandelaren een kreet van verbijstering opwekken"?
Hoofdpersonage is ditmaal de bijna dertigjarige professor Carlos Gardeboe, nog altijd inwonend bij zijn geflipte, oliedomme ouders Sylvain en Vanessa op de boerderij. Hij is al jaren in de weer met zijn onderzoek naar de qualastofont, maar heeft nog niet de tijd gevonden om een vrouw te verschalken, wat geen rem zet op zijn fantasie. Gardeboe heeft het ook niet onder de markt met zijn grootmoeder Apollinia, die erop gevlast is haar lievelingsschrijver Bertus Lomp te ontmoeten, en hem ofwel zal "pijpen of doodschieten". Prinses Mathilde, Jan Becaus, Floris van Vloerzegem, Sira van Kiek en vele "toevallige uit-een-of-andere-kut-gefloepten" maken een passage.
Pas aan het eind komt het merkwaardige onderzoeksobject op de proppen en slaat de wanhoop toe, ja, wordt het zelfs ronduit zwartgallig. "Neem nu toch eens niet ernstig wat ik schrijf. Dat gebeurt al veel te vaak in dit vak", riep Brusselmans uit in een interview in Het Parool. Doen we niet. Maar de humor is hier vaak zouteloos als een pak schrale rijstkoeken. Knappe cover, dat wel.
Mark Cloostermans
us/ug/23 a
Het gaat er weer erg vrouwvriendelijk aan toe in De qualastofont, de nieuwe Brusselmans, waarin vrouwen onder meer worden aangeduid met de termen 'verschrikkelijk takkewijf', 'stinkende trut', 'invalide flapdrol', 'pittig wijfje', 'onwetende teef', 'smoelkever', 'lelijke koe', 'demente trol', alsmede 'troelebees'. De hoofdpersoon, Carlos Gardeboe, is in de dertig en nog maagd, maar dat betekent niet dat hij niet weet wat je met een vrouw kunt doen. 'Zolang seks prettig en tegendraads is, ben ik er een voorstander van. (...) een tulp in haar hol duwen, met stengel en al, daar kan niemand wat op tegen hebben.'
Niet erg verfijnd, allemaal. Wel grappig. Brusselmans verontschuldigt zich trouwens zelf voor zijn personages: 'ik kan er weinig of niks aan veranderen. Als er een paar rails gelegd zijn moet er wel een trein op rijden. Waar de roedel komt, dan verschijnen de wolven. De dweil vraagt om een open kraan.' En: 'Je zal maar met zulke personages zitten. Ik moet ermee verder, en nergens daagt hulp op.'
Spervuur aan grappen
Er was een tijd, nog niet zo lang geleden, dat het oeuvre van Herman Brusselmans leeggebloed leek. Een eeuwige herhaling van zetten. Vervelender dan de late Gerard Reve.
Maar kijk: na het welhaast ontroerende Watervrees bij een verdrinking (2012), de genietbare terugkeer van het personage Guggenheimer ( Guggenheimer in de mode, 2012) en het manische dagboek Mogelijke memoires (2013), presenteert Vlaanderens productiefste nu een beknopte roman, met een (minimum aan) verhaal, met personages, een verrassende ontknoping en een ongekend spervuur aan grappen.
Professor Carlos Gardeboe is voltijds qualastofontresearcher, maar wie of wat de qualastofont is, blijft lang in het ongewisse: op bladzijde 1 al hangt Carlos zijn witte jas aan de kapstok en begint aan een lang weekend. Carlos woont op de boerderij van zijn ouders Sylvain en Vanessa, samen met grootmoeder Appolonia. Stuk voor stuk mensen die hem zwaar op de zenuwen werken.
In de loop van dat lange weekend zal Carlos een hapje gaan eten en daarbij in het ziekenhuis belanden (daarin speelt het voorwerp op de cover van dit boek een belangrijke rol), zal Carlos andermaal proberen een hapje te gaan eten en daarbij iemand anders in het ziekenhuis zien belanden, heeft hij de meest waanzinnige gesprekken met zijn ouders, brengt hij een bezoek aan zijn demente tante Rita en rijdt hij met zijn grootmoeder naar Maastricht, waar Appolonia haar geliefde schrijver en idool Bertus Lomp hoopt te ontmoeten. Ze heeft gezworen dat ze hem zal pijpen of doodschieten. Vraagt Carlos: 'Wat zit er allemaal in die grote tas van jou, grootmoeder?'
Mallemoer
Er is ook nog iets aan de hand met een houten been en een kerstbal, maar laat ik daar niet op ingaan: uw hoofd loopt zeker nu al om.
Lange tijd wekt De qualastofont de indruk een boek met weinig wanhoop te zijn (naar brusselmansiaanse normen). Een heel opgeruimd boek, waarin de 'gebeurtenissen' elkaar in hoog tempo opvolgen en de grappen niet te tellen zijn. Zin na zin laat Brusselmans taalregisters clashen ('ik zal hier toch zeker niet te gronde stuiken') en ontregelt hij bekende uitdrukkingen ('Wie heeft het bessensap naar z'n mallemoer gedronken!'). Ook de nodeloze verklaring van het voor de hand liggende ('Het liefst had hij rechtsomkeert gemaakt, met het oog op het verlaten van De Twee Rozen') blijft komische effecten sorteren.
Verder experimenteert Brusselmans een beetje met taalontsporing. In Mogelijke memoires werd het verhaal opeens afgebroken en vervangen door een dagboek: één lange, manische bewustzijnsstroom, ook wel eens 'woordenkakkerij' genoemd. In De qualastofont zijn die ontsporingen beter in het verhaal ingepast. Zo is er een redelijk indrukwekkende scène waarin Carlos, na een valpartij, ligt te ijlen.
Omdat veel van de humor dit keer in de dialogen zit, is De qualastofont een boek dat om een verfilming smeekt. Het zou wat zijn, de beste Vlaamse acteurs die zich in de talige waanzin van Brusselmans werpen, met wat val- en vechtpartijen om de boel op te vrolijken.
Over de onverwachte finale zal ik hier zo weinig mogelijk zeggen. Laten we het erop houden dat Carlos Gardeboe zich ontpopt tot een broer van Louis Tinner, Brusselmans' bekendste personage. Tinner (uit onder andere De man die werk vond) had als bibliothecaris niet veel wapens ter beschikking: sarcasme en bladzijden uit boeken scheuren, verder ging het niet. Maar Carlos heeft andere middelen om zijn gram te halen, om de wereld te laten voelen dat hij heeft bestaan.
Als je het gewelddadige einde van de roman in overweging neemt, valt het des te meer op hoe labiel Brusselmans' personages eigenlijk zijn. Van ongevaarlijke medemensen kunnen ze plots veranderen in onmensen. Denk aan grootmoeder Appolonia, die haar idool wil pijpen of doodschieten. En ook bij Carlos schuilt grote woede onder een vernislaagje van verveling. Zijn labiele toestand valt af te leiden uit zinnen als deze: 'Laat haar rustig herstellen, wees vriendelijk voor haar, en als ze lastig doet, geef haar dan een safflet tegen haar bakkes'.
Vroeg of laat zullen we hem toch eens een oeuvreprijs moeten geven.
De auteur: publiceert gemiddeld twee romans per jaar.Het boek: een qualastofontonderzoeker neemt een lang weekend vrijaf.
ONS OORDEEL: een opgeruimd boek, vol taalontsporingen. Smeekt om verfilmd te worden.
te/ep/04 s
De qualastofont *
Er zijn studenten die beweren dat ze hun cursus studeren door hem 's avonds onder hun hoofdkussen te leggen. Klein bier in vergelijking met de manier waarop Brusselmans boeken schrijft: door na zijn laatste sigaret het hoofd op een pak onbeschreven papier en een pen te laten rusten. Of zo lijkt het toch, afgaande op zijn laatste roman. Op automatische piloot heeft hij het hier over de manier waarop een wetenschapper een verlengd weekend zoek maakt: door naar het voetbal te gaan, zijn vroeg demente tante te bezoeken en met zijn oma naar Maastricht te trekken omdat ze de fantastische schrijver Bertus Lomp wil pijpen. Op de cruciale momenten valt er iemand van de trap en het eindigt allemaal in bloed en tranen. Verder bevat dit boek eeuwige waarheden als dat goeie vrouwen niet aan appelbomen groeien en dat die bomen trouwens ook niet meer als vroeger zijn, zeker wanneer je er rekening mee houdt dat een goeie vrouw een champagnefles kan ontkurken met haar kleine schaamlippen. Waarom dan toch die ene ster? Omdat er af en toe toch iets sprankelt, zoals in de stelling dat het leven als een konijnenpijp is: het is pas prettig wanneer je onder de grond zit met een wortel in de buurt. (M.V.)
30/11/2013
Een grootse opzet had Herman Brusselmans niet voor ogen toen hij De qualastofont schreef. Het is een bescheiden roman, nagenoeg een novelle, die over een lang weekend in het komische leven van de jongste hoogleraar aan de Gentse Rijksuniversiteit verhaalt. Brusselmans staat gekend jaarlijks twee boeken uit te brengen die elkaar vaak in toon gepast afwisselen. Dit werk is inderdaad minder ernstig dan de autobiografie Watervrees tijdens een verdrinking, die eraan voorafging. Het is een lichtvoetig en eigenaardig boek. Dat men hier iets origineels in handen houdt, wordt bij het lezen snel duidelijk.
De qualastofont introduceert Carlos Gardeboe: professor, maagd, en mondig protagonist zoals men die in Brusselmans’ romans verwacht. Hij woont nog steeds bij zijn ouders op een Waarschootse boerderij, maar gelooft steevast dat hij met zijn onderzoek naar de qualastofont de wereld zal veranderen. Wie of wat dat precies is, komt de lezer pas op de laatste bladzijden te weten, maar dat doet er niet echt toe. Het zijn eerder de komische scènes die de thematische focus vormen. Gardeboe die met zijn fascistische grootmoeder Appolonia naar Maastricht rijdt, of de belovende nacht die in een Gents ziekenhuis eindigt alvorens aan te vangen. Meer dan een grappig verhaal tracht dit boek dan ook niet te zijn. En het is precies dit soort humor dat de bewonderaars van de auteur weten te smaken en dat zijn tegenstanders zien als al wat kwaad is in deze wereld. Humor dus zoals we die van Brusselmans gewoon zijn: platboers en vooral provocerend. Over ‘blote wijven die met elkaar vochten in een vijver vol confituur’. Seksuele, seksistische en racistische opmerkingen stromen onbeschaamd over de lippen van de hoofdfiguren. Zulke provocatie wordt dan gecombineerd met persoonsnamen die uit een Jommekes-album lijken te komen en het soort van slapstickhumor dat drie personages in een restaurant doet uitschuiven. De qualastofont trekt de kleinburgerlijke wereld in het belachelijke.
Brusselmans springt al even speels om met de conventies van de verhaalstructuur. Gardeboes ontslag en de gebeurtenissen die daaruit voortkomen, zijn het simpele gevolg van een verteller die het verhaal binnendringt. De laatste alinea toont eveneens een verteller die met zijn eigen geforceerde conclusies in de knoop ligt en niet weet hoe het boek te eindigen. Zo ridiculiseert de auteur de intrinsieke illusie van fictie: dat wat hier geschreven staat de waarheid is en de werkelijkheid nabijkomt. ‘Als je als een gek zit te schrijven,’ zegt Brusselmans in De qualastofont, ‘ram je soms rare dingen uit je computer, wat dondert het.’ Dit slaat niet enkel op het eigenaardige verhaal op zich, maar ook op de slimme, doordachte manier waarop het neergeschreven is. Het is een vlot en onderhoudend boek, een bescheiden komedie over een kleine man die misschien in de kantlijn grotere woorden spreekt. Het probeert iets te zeggen over die ‘21e-eeuwse westerse verloren ziel.’ Maar deze epifanie blijft even vaag als het einde van de roman suggestief is. Wat het precies inhoudt, zoals de verteller al meent, ‘dat weet ik nog niet.’ [Cedric Van Dijck]
Jos Radstake
Herman Brusselmans (1957) is amper bij te houden. Hier is alweer een nieuw roman. Dit keer is de hoofdpersoon een Belgische professor, Carlos Gardeboe. Hij wordt gevolgd gedurende een lang weekend waarin hij een bezoek brengt aan zijn familie op een boerderij. In zijn dagelijkse leven doet hij grensverleggend onderzoek naar de qualastofont (in de laatste bladzijden wordt uit de doeken gedaan wat dat is). Het is een foute man, deze professor. Hij beschikt, tot zijn frustratie, nog steeds over zijn maagdelijkheid. Een rijk verbeeldingsleven staat daar tegenover. Zijn vader, moeder, grootmoeder zijn ook al erg en over hun onmacht wordt met verve verteld. Een vage ik-figuur op de achtergrond houdt de vertellersrol bij elkaar. Het is me het gezelschap wel. In het lange weekend worden de verrichtingen van de professor (van bier drinken, ruziemaken, ziekenhuisopname tot een bezoek met zijn grootmoeder aan de auteur Bertus Lomp in Maastricht) beschreven. Het boek is intussen tamelijk stuurloos. Er wordt bedreven, maar snel verteld. Soms moet je lachen, maar vaak is het over de top. Normale druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.