Storm en de uitvinding van het voetbal
Jan Birck
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Cossee, cop. 2013 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 12375 |
31/05/2013
Mark Boog is niet alleen een bijzonder productief, maar ook een zeer gewaardeerd auteur. Zowel zijn romans als zijn dichtbundels kunnen rekenen op een grote waardering van recensenten en het literaire publiek. Een van zijn vorige bundels, De encyclopedie van de grote woorden, kreeg trouwens de VSB-Poëzieprijs, een van de hoogst aangeschreven prijzen in Nederland. Maar zingend bewijst ten overvloede hoe getalenteerd Boog als dichter is.
Nochtans is deze poëzie op het eerste gezicht weinig opvallend; alles lijkt vanzelf te gaan. De dichter dringt zichzelf ook allerminst naar de voorgrond om te laten zien wat hij allemaal vermag. In dit verband is het veelbetekenend hoe op de kaft van zijn jongste bundel een aantal krekels afgebeeld staan, niet meteen het model van de lyrische zanger bij uitstek. Boog is ook een soort van krekel, die als het ware onafgebroken zijn geluid laat horen in zijn omgeving, waar hij ook vertoeft. De dichter ziet zichzelf als een commentator, die vanop een zekere afstand waarneemt en reflecteert over de dingen en de mensen. Ook de zelfreflectie gebeurt vanuit die positie als relatieve buitenstaander.
De meeste gedichten hebben een vrij laconieke, haast wetenschappelijk-nuchtere toon. Zo is bijvoorbeeld de frequentie van woorden als ‘alles’, ‘niets’ of ‘iets’ opvallend, en over het algemeen schuwt Boog ook geen abstracte formuleringen. Die stijl verleent aan zijn verzen iets klinisch, alsof de dichter zich waagt aan een of ander gedachte-experiment. De onwrikbare logica waarvan hij vertrekt, wordt echter steevast ontregeld in de loop van het vers, waardoor tegenstrijdigheden en onduidelijkheden worden uitvergroot. Wat vanzelfsprekend lijkt, is het allerminst, en het omgekeerde geldt evenzeer: onvermoede verbanden komen telkens weer op de voorgrond. Aan die spanning tussen het herkenbare en het vertrouwde enerzijds en de verrassing anderzijds ontleent deze poëzie haar belangrijkste intensiteit. Tegelijk is in deze verzen veel ruimte voor speelsheid, voor ironie en humor, wat haar bijzonder aantrekkelijk maakt en op het eerste gezicht ‘eenvoudig’. Een willekeurig voorbeeld kan dit verduidelijken. Een gedicht met als titel ‘Gedicht’ vangt bijvoorbeeld aan met: ‘Wat een wanhopig, wanhopig gedicht. / Het is maar goed dat het nooit geschreven is.’ De uitroep in de eerste regel kan slaan op een gedicht dat wanhoop uitdrukt, maar evenzeer op een bijzonder slecht vers. De tweede regel haalt die pathetiek echter onderuit. Tegelijk ontstaat de paradox dat wij net als lezer een gedicht lezen dat niet geschreven is. Het vervolg van het vers werkt even ontregelend, met tussenzinnen en een aanspreking van de lezer, om uiteindelijk laconiek te besluiten met ‘Het is heel goed zoals het is.’ Of ‘het’ hier slaat op het leven of op het vers blijft echter onduidelijk. Boog werkt zo met vanzelfsprekendheden, met clichés, maar tegelijk vraagt hij van zijn lezers een nauwlettende (zelfs letterlijke) lectuur. Precies daarom is dit, in al zijn ogenschijnlijke eenvoud en vanzelfsprekendheid, belangwekkende poëzie.
[Dirk De Geest]
T. van Deel
Onder de vitale titel ‘Maar zingend’ gaat de dichter Mark Boog, nu al met zijn zevende bundel (naast vijf romans) ondervragend door het literaire leven. Hij is het tegendeel van de zweverige dichter. Zodra hij iets lijkt te hebben vastgesteld voor zichzelf begint hij het te voorzien van vraagtekens, betwijfelingen, omkeringen, redeneringen die toch altijd een poëtisch gehalte blijven bewaren. Het beeldend element ontbreekt niet helemaal in zijn werk, maar het denkmatige, in ongeijkte bewoordingen, overheerst. Het levert tegelijk verhelderende en vervreemde poëzie op: 'Omdat ik niet besta / is het gek als ik zomaar iemand opbel. / Omdat ik niemand opbel / besta ik niet. // Dit gure is tijdelijk, / gaat als een veerboot voorbij. / Dat ik aan je denk betekent / niet dat ik aan je denk.' Het zijn deels opmonterende, en toch grotendeels verontrustende gedichten, die op een zowel laconieke als kalm wanhopige manier aankijken tegen het leven en het denken over het bestaan – maar ‘zingend’, dat wel. Boog is als dichter niet onderschat, maar hij mag gerust tot de allerbeste en productiefste dichters van nu worden gerekend. Hij heeft zijn eigen dichterlijke toon gevonden en in deze bundel meesterlijk uitgewerkt.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.