Oliver
Edward van de Vendel
Edward van de Vendel (Samensteller), Carll Cneut (Illustrator)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Querido, 2009 |
VERDIEPING 2 : BABILLE : TAAL EN VERHAAL : GEDICHTEN : VAND |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Querido, 2009 |
JEUGD : GEDICHTEN : VAND |
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Niet beschikbaar |
De Eenhoorn, 2011 |
JEUGD : GEDICHTEN : VAND |
Niet beschikbaar |
Querido, 2009 |
JEUGD : GEDICHTEN : VAND |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Querido, 2009 |
Woord Jeugd Gedichten :
|
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Eenhoorn, 2011 |
MAGAZIJN : SCHOOLCOLLECTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : FLUI |
Annemie Leysen
ob/kt/28 o
Edward van de Vendel & Carll Cneut (ill.)
Fluit zoals je bent
Beesten blijven een onuitputtelijke inspiratiebron voor dichters voor de jeugd. Kinderen zijn nu eenmaal gefascineerd door al wat vliegt, zwemt, klimt of kruipt. Voor de royaal uitgegeven en prachtig vormgegeven poëziebundel Fluit zoals je bent, het product van een unieke samenwerking tussen twee 'betere' uitgeverijen, ging bloemlezer Edward van de Vendel op zoek naar de mooiste Nederlandstalige dierengedichten. Hij vond er een goeie honderd, van bekende en minder bekende dichters, van vroeger en nu, van heel toegankelijk tot hermetisch, van luchtig tot een tikkeltje nostalgisch. Van de Vendel koos niet voor de meest voor de hand liggende of intussen - wegens al vaker gebloemleesd - wat belegen gedichten. En dat maakt de selectie erg boeiend. Annie M.G. Schmidt, Karel Eykman, Remco Ekkers en Rudy Kousbroek, dierendichter bij uitstek, zijn ruim vertegenwoordigd met grappige of verstilde poëzie. De drie geselecteerde verzen van Gerard B. Berends zijn verrassend geestig. Kees Spiering raakt in zijn ontroerende gedichten op zijn manier geïnspireerd door zwanen, een hert, een hond of een paard. Er werd - meestal toch - resoluut gekozen voor literair interessante poëzie voor alle leeftijden. En dat is goed nieuws. De bundel werd in negen afdelingen opgedeeld, telkens met een citaat uit een van de gedichten als titel. Duidelijke thematische verbanden zijn er niet.
Carll Cneut leverde met zijn sublieme illustraties alweer een meesterstuk af. Op de cover trekt meteen een bonte beestenstoet voorbij, die de lezer charmant het boek binnen leidt. De tekeningen zijn soms gewoon illustratief, maar voegen even vaak iets toe aan de bijbehorende gedichten. Bij 'Het hoogste blaadje' van Leendert Witvliet, bijvoorbeeld, spreekt de geniepig glunderende vos in de kruin van een omgekeerde boom boekdelen. Een geniale vondst! Prachtig ook is de prent bij 'Merel 2' van Johanna Kruit. Wie goed kijkt, ziet meer! Cneut laat stiekem een eigen, vaak grappige, poëtische interpretatie vermoeden. Bij 'Doodziek katje' van Karel Eykman, een gedicht over een stervende poes, geeft hij het beestje in pyjama alvast een suggestie van vleugeltjes mee. Zoals wel vaker in zijn werk, halen de vrij starre gezichten hun expressiviteit uit de houdingen, de opvallende compositie en het kleurgebruik. Ook de Italiaans aandoende huizen, een van de trademarks van de illustrator, worden hier functioneel ingezet. Prachtig zijn de prenten waarop beestenkoppen uit de vele ramen piepen. Bij 'Dierentuin' van Willem Wilmink is het gebrek aan levensruimte in de zoo op die manier wel heel voelbaar. De 'vleerhondjes' uit het gelijknamige gedicht van Annie M.G. Schmidt worden op een grof geborstelde grijzige pagina subtiel gesuggereerd. Cneut stopte de beesten in kleurige mensenpakjes, perfect passend bij hun aard, en hij gaf ze onmiskenbaar menselijke trekjes en houdingen mee. Meteen vervaagt de grens tussen de soorten. Mens of beest, waar zit het verschil? Het maakt niet uit, in dit wonderlijke Carnaval des animaux.
De Eenhoorn/ Querido,
26,95 euro, 6+
Jochen Vandenbergh
em/ov/05 n
'Langharige katten komen niet voor in het boek, omdat ik ze niet graag teken'
In 1996 maakt Carll Cneut zijn debuut als illustrator met Varkentjes van marsepein, een verzenbundel met 47 gedichten van Geert De Kockere. Ondertussen heeft Cneut al een twintigtal prentenboeken achter zijn naam staan. Met zijn jongste werk, Het geheim van de keel van de nachtegaal, sleepte hij samen met de auteur Peter Verhelst onder meer De Gouden Uil Jeugdliteratuurprijs in de wacht. De zoveelste erkenning, want in een sneltempo tekende en schilderde Cneut de afgelopen jaren een nokvolle prijzenkast samen. Zijn Boekenpluim, Zilveren Penseel en Gouden Plaque lieten zich ook opmerken in het buitenland. O monster, eet mij niet op bijvoorbeeld verscheen in 2006 in elf landen tegelijkertijd. Met Fluit zoals je bent grijpt hij opnieuw naar een dichtbundel. Cneut schilderde een waaier aan dieren met menselijke trekjes om de poëziebloemlezing in het dierenbos wat op te vrolijken.
Hoe verschilt een gedicht tekenen van een verhaal tekenen?
'Het is moeilijker en harder werken. Bij een prentenboek is het vooral zweten op de eerste prent. Je moet een karakter en een omgeving scheppen, maar eenmaal dat vastligt, heb je de basis voor je hele boek. Je weet namelijk welke kleren je hoofdpersonage draagt, welke kleuren en tinten de sfeer bepalen en noem maar op. Die aspecten gaan een heel verhaal mee. Maar voor een dichtbundel moet je die oefening elke keer opnieuw maken. Bij elke bladzijde moet je van nul beginnen. Elk gedicht - alle honderdtwintig - staat op zichzelf, en dat moet de tekening ook benadrukken. Bovendien vervul je als illustrator ook een andere rol. Bij een prentenboek vertel je mee het verhaal. Je vult de tekst aan en dicht gaten. Bij een gedichtenbundel ben je meer een decorateur. Je brengt enkel meer schoonheid en verluchting in het boek, wat je invloed op de tekst beperkt. Bij een prentenboek kunnen tekeningen echt ingrijpen in het verhaal, nu kunnen ze enkel de leeservaring aangenamer maken.'
Een blik op het boek en ik vermoed dat u veel huisdieren hebt om al die inspiratie uit te puren?
'Ik heb niet eens een vis in een bokaal, laat staan een kat. Langharige katten komen trouwens niet voor in het boek, omdat ik ze niet graag teken. Het lijstje is kort, maar er zijn nog een paar dieren die ik niet op papier krijg. Olifanten, varkens, pinguïns en ganzen daarentegen vloeien uit mijn pen. Die dieren zitten gewoon in mijn hoofd. Ik hoef er niet naar te kijken of ze te bestuderen. Voor dit boek heb ik ook alle dieren aangekleed. Dat maakt het makkelijker om hen een karakter te geven en hen het gevoel van het gedicht te laten uitstralen.'
Een van de opmerkelijkste tekeningen staat op bladzijde 28. Een vogel in lange jas komt met twee koffers thuis, hij woont in een boom. Als je nader kijkt, valt op dat de bladeren van de boom ook vogels zijn.
'99 vogels zitten er in die boom. Die tekening heb ik niet speciaal voor het boek gemaakt, maar al veel vroeger. Hier hebben we dus in de omgekeerde richting gewerkt. Edward van de Vendel heeft hier een gepast gedicht bij de tekening gevonden, van Johanna Kruit. We hebben zelfs lang getwijfeld om die tekening op de cover te plaatsen. Uiteindelijk zijn we toch voor de beestenboel gegaan.'
Hoe verliep de samenwerking met het kransje auteurs? Hebt u nauw samengewerkt met Bart Moeyaert, Riet Wille en de anderen?
'Ik heb hen niet eens gesproken over het boek. Edward van de Vendel, een goede vriend, heeft de gedichten gebundeld en samen hebben wij het boek vormgegeven. Voor Het geheim van de keel van de nachtegaal had ik Peter Verhelst ook nog nooit ontmoet. Gaandeweg zijn we vrienden geworden. Maar Edward en ik kenden elkaar al lang. En toch was dit boek voor mij een moeilijk en lang proces, waar ik tegelijkertijd veel aan heb gehad.'
Verwacht u met dit werk opnieuw in de prijzen te vallen?
'Daar kan ik mijn werk niet van laten afhangen, maar uiteraard flatteert het mij wel. Ik ben nu vooral tevreden met dit resultaat. Het was veel en zwaar werk, maar ooit wil ik nog wel een poëzieboek maken.'
31/12/2009
'Elke vogel zingt zoals hij gebekt is.' Daar doet de titel van de poëziebloemlezing Fluit zoals je bent meteen aan denken. Het titelgedicht van André Sollie eindigt met "Dus praat en zing en dans en fluit / zoals je bent. En wees niet bang / maar spreek vrijuit." Het gedicht is een pleidooi voor vrije meningsuiting en tegelijk voor respect voor iedereen, ongeacht geslacht of ras. De vogels staan symbool voor de mensen, zoals in zoveel van de gedichten in het boek. De titel van de bloemlezing kan ook slaan op het wezen van elke bloemlezing: hij verzamelt gedichten van verschillende dichters, met evenveel verschillende stemmen. Ten slotte is Fluit zoals je bent niet alleen een verzameling gedichten, geselecteerd door Edward van de Vendel, maar evenzeer een verzameling illustraties. Verzamelaar, dichters en illustrator, ze fluiten elk zoals ze zijn, maar het mooiste is dat ze samen een uniek koor vormen.
"We gaan op reis..." Met deze belofte opent het boek. Ze neemt je mee door een dierenwereld vol ontdekkingen. Dieren vormen het bindthema in deze bundel, hoewel ze in veel gedichten niet de hoofdrol spelen. Vaak is de mens aanwezig als observator of verteller. Het is precies het standpunt van de (impliciete) dichter dat het dier bijzonder maakt. In de ogen van Kees Spiering zijn zwanen "van verdwaalde ijsbergjes de toppen" en Armand Van Assche typeert ze "als witte bootjes / met onzichtbare roeispanen". Misschien nog verrassender zijn die gedichten waarin de mens bekeken wordt vanuit het standpunt van de dieren. Vanuit het oogpunt van de vogel moet het land wel klein zijn en "hoe nietig ook het kind dat daar verdwaalt" (Ted van Lieshout). Voor Kasper, de keizer van de karpers, zijn de kinderen die hem brood voederen, zijn dienaren.
In nog andere gedichten worden dieren vergeleken met mensen of omgekeerd, zoals bij Hans Andreus, met als slotmoraal: "Ik wil maar beweren, hum, hum, / dat wie te veel praat, zelfs wijs en fraai, / die lijkt, hum, hum, op een papegaai!" en "Als ik een hond was, / zoals Coda, zat ik nergens / meer mee." (Kees Spiering)
In meerdere gedichten staat de relatie centraal tussen de mens en het dier, een relatie die meestal diepere gedachten oproept. Als de ik in 'Leentje' van Ed Franck een vogeltje vasthoudt, voelt ze zich even God: "Wat een tere botjes, dacht ik, / één kneep en het is dood." In 'Haas' van Linda Vogelesang is het zover: "Speelde je soms haasje-over / met de banden van onze wagen? / Na de klap / waren wij stil. / Ik keek naar papa. / Die leek ineens / op een verdrietige jager."
Nog andere dichters zijn in de eerste plaats gefascineerd door het anders zijn van de dieren. Remco Ekkers' 'Liefdeslied' bv. gaat over walvissen en over mensen, en over hoe vreemd hun confrontatie kan zijn: "Ook stuurden ze de klanken / die eeuwen diep in de zeeën / hadden geklonken hoog in de ruimte". In 'Geheimtaal' heeft hij het over de taal van de olifanten: "Olifanten, ontdekten de biologen / praten met elkaar in diep gebrom / onder ons geluid; veel lager."
Vanuit welk standpunt de dieren ook worden bekeken, door de pen van de dichter ga je ze anders zien, en wat meer is, ze leren je ook vaak zelf anders te kijken. In die zin is 'Slootje kijken' van Hans Andreus een beeld voor een 'poëtische lectuur'. Eerst "zie je alleen maar water / tussen 't kroos." Maar even later zie je wat er onder en boven het water zwemt, zweeft en dwarrelt. Ook 'Het girafje dat niets zag' van Annie M. G Schmidt is in die zin meerduidig. Het is evenzeer een ontkenning van het hiernamaals als een ode aan de (poëtische) verbeelding. Het mag duidelijk zijn, ook in de kinderpoëzie zijn dieren zelden zomaar dieren: ze worden tochtgenoten, symbolen, spiegels voor de mens, fascinerende wezens die ons mens-zijn in vraag stellen of relativeren.
De gedichten in deze bloemlezing zijn al even verscheiden als de dieren. Er zijn traditionele berijmde, fantasierijke verhalen van Annie M.G. Schmidt, Diet Huber en Ted van Lieshout. Opvallend afwezig in deze rij is Bette Westera. De keuze uit de gedichten van Schmidt is verrassend: geen spin Sebastiaan, maar wel de vleerhondjes en het girafje dat niets zag. Naast de verhalende gedichten staan er in de bundel ook veel korte en spitse, de dieren zijn er vooral aanleiding voor een creatief spel met de taal. Onder meer Ivo de Wijs, Geert de Kockere en Rudy Kousbroek zijn daar sterk in. De Wijs zorgt voor het kortste gedicht in de bundel, 'Muziek', dat verwijst naar de Beatles: "Sjon en Paul en Sjors en Ringo / Flamingo!" Weer andere gedichten zijn vooral sfeerbeelden: kleine, verstilde schilderijtjes zoals van Leendert Witvliet, Kees Spiering of Remco Ekkers. Soms kantelt de sfeer in melancholie, in gedichten over vroeger van Johanna Kruit of Willem Wilmink.
De meeste gedichten lijken aan te sluiten bij de belevingswereld van kinderen (tussen zes en twaalf), maar sommige versjes mikken op kleuters en weer andere op tieners. Bij Toon Tellegen, Rudy Kousbroek of Alfred Kossmann is de grens met de poëzie voor volwassenen erg dun. Hoe sterk de gedichten hierdoor van elkaar kunnen verschillen, mag blijken uit de volgende twee citaten: "Jager / daar / een haasje / pang // Haasje / daar / de jager / bang" (Hans en Monique Hagen) "Die kraai daar, / die met dat takje in zijn bek, / die met die dode duif daarnaast, / dat ben jij, liefste, / in een volgend leven." (Toon Tellegen). Deze laatste strofe komt uit De zin van de liguster, de debuutbundel van Tellegen, geschreven voor volwassenen en een van de weinige gedichten in deze bloemlezing die niet oorspronkelijk voor kinderen werd uitgegeven. Je kunt je afvragen waarom de samensteller niet meer gedichten 'voor volwassenen' selecteerde. Met name over dieren valt een rijke selectie te maken van poëzie voor jong en oud.
Over de kwaliteit van de selectie in een bloemlezing valt moeilijk te oordelen. Je beoordeelt immers niet het werk van een auteur, maar de keuze van een bloemlezer en die is altijd persoonlijk. Over het algemeen selecteerde Van de Vendel gedichten waarin vorm en inhoud een bijzonder evenwicht vonden. Gemeten met dit criterium, vallen voor mij echter ook een aantal gedichten uit de boot, die wel inhoudelijk herkenbaar of amusant zijn, maar vormelijk mank lopen. 'Vogels' van Frank van Oosterhout is weinig meer dan verkapt proza. 'Beschuit met muisjes' van Els Rooijers bevat te veel rijmelarij en 'Doodziek katje' van Karel Eykman is te expliciet en wordt ontsierd door stoplappen en te voorspelbare rijmen: "Ach schatje, ach katje / blijf nog even leven. / Ach mijn katje, blijf er nog even bij. / Je hebt nog zoveel kopjes te geven. / Ach katje, al doe je het maar voor mij." En zo zijn er wel meer teksten bij waar weinig poëzie in zit.
Los daarvan is Fluit zoals je bent een rijke bundel, maar vooral een overdonderend mooi kijkboek. De vormgeving is prachtig uitgebalanceerd: het lettertype, de bladschikking (met meestal één en soms twee gedichten op een bladzijde), de verhouding tussen tekst en illustratie, de tussenbladzijden; ze dragen er samen toe bij dat elk gedicht en elke illustratie ten volle tot hun recht komen. De illustraties van Carll Cneut verdringen de gedichten nergens, maar toch bleef mijn aandacht vaak langer bij de illustraties hangen. De olifanten, pinguïns, papegaaien, honden, zwanen fascineren stuk voor stuk. Dat komt niet alleen doordat ze kleren dragen en toch dieren blijven, maar ook door de emoties die je er als kijker in kunt leggen. Cneut laat je rustig de tijd om die te ontdekken. Hij beeldt de dieren verstild af, zelfs als ze in een voor de kunstenaar typische stoet van het blad af schrijden. Knap is ook hoe hij nooit een interpretatie opdringt, maar er wel één of meerdere aanreikt. Een konijn dat een beuk probeert na te doen, schildert hij met een boom die uit zijn kop groeit. Bij het gedicht 'Twee paarden' tekent hij één paard, Cneutiaans rechtop zittend tussen de madeliefjes. Sommige illustraties wil je telkens opnieuw bekijken, zoals de boom waarin je tussen de bladeren keer op keer nieuwe vogels ontdekt of de babyolifant die versmolten lijkt met zijn wieg.
Als je al zou uitgelezen raken in dit boek, dan raak je niet licht uitgekeken, zelfs al beland je op de laatste bladzijden. Die spiegelen elkaar op een fascinerende manier: op elke pagina zie je een huis onder een volle maan. Op het dak van het linkerhuis kraait een haan, op het rechter huilt een hond: de cyclus van ochtend en avond, gevat in twee contrasterende en tegelijk parallelle symbolen. In het avondlijke huis zie je reuzenmuizen achter de ramen, waardoor deze recensie kan eindigen zoals ze begon, met een spreuk: 'als de kat van huis is, dansen de muizen'. Voor kinderen is het een van de aantrekkelijkste zegswijzen. Voor de lezer, jong en oud, is het een knipoog naar het plezier dat met dit boek te beleven valt. [Jan Van Coillie]
J.H. Corts
Een fraai uitgegeven bloemlezing van de mooiste diergedichten voor kinderen in de basisschoolleeftijd. De samenstellers hebben gezorgd voor een evenwichtige en voor een grote groep kinderen aantrekkelijke bundel. De gedichten zijn gekozen uit het werk van een veertigtal bekende en minder bekende dichters van kindergedichten. Voor deze keuze wordt verder geen verantwoording gegeven. Door de bijzondere uitvoering ademt de bundel een nostalgische sfeer. Die begint al bij het lichte, ouderwets aandoende kleurverloop van het crèmekleurige omslag en de oranje rug, alsof die nog van linnen gemaakt is. De door Gouden Uil-winnaar Carll Cneut gemaakte omslagillustratie past goed in die sfeer. Daarnaast is bij elk gedicht een goed passende illustratie in de stijl van de bundel gemaakt. Door middel van in een kleur geverfde bladzijden wordt de bundel in hoofdstukken verdeeld. In de inhoudsopgave staan sommige titels cursief gedrukt, maar onduidelijk blijft waarom. Al met al een waardevol bezit om regelmatig weer door te bladeren en hier en daar een gedicht uit te lezen. Vanaf ca. 6 t/m 12 jaar.
Annie Beullens
ua/an/22 j
In deze bundel staan 122 dierengedichten van 42 verschillende auteurs. De samensteller is Edward van de Vendel en de illustrator is Carll Cneut die eens te meer een serieuze meerwaarde geeft aan het boek. De illustraties staan op elke bladzijde, ze springen uit de bladrand of staan kriskras over de bladzijden verspreid op een crème-kleurige ondergrond. Alhoewel prominent aanwezig storen ze niet bij het lezen van de gedichten. Er is geen thematische indeling. Wel staan er tussentitels: het is altijd een regel uit een gedicht. De gedichten zijn een bonte mengeling van genres en geschikt voor kinderen vanaf zes tot twaalf jaar. Zoals dat met bloemlezingen gaat, spreekt het ene gedicht meer aan dan het andere maar er is beslist voor 'elk wat wils'. Voor jonge kinderen vond ik bijvoorbeeld het gedicht van Wim Hofman 'Vis' (p.83) heel leuk. Nadat de vis de waarschuwing voor de haak in de wind geslagen heeft gaat het zo: ja vis/ dat komt ervan/ je ligt in de pan./ je kop is weg.: ik zie nog dat mes .../ waar is je kop?/ weet je dat niet?/ je weet het niet./ je bent dom, vis./ sis, /vis.// Bijzonder leuk om eerste lezers mee hun gang te laten gaan! Ritmisch klinkt de ballade van (straat)hondje van Gerda Dendooven (p. 33). Het begint zo: 'Een hondje liep van hot naar her/ en dacht wat is het fijn/ om tussen al dit mensenvolk/ een hondeke te zijn./ Maar als 's avonds in een gure winternacht alle mensen naar huis zijn dan luidt het: Het kwispelde niet meer,/ het trippelde maar voort/ en wat er van geworden is/ heeft niemand nog gehoord/ Trippel trappel trippel trappel,/ heeft niemand nog gehoord.// Iets moeilijker is bijvoorbeeld Ted van Lieshout (p.64) met: Herten blijven op hun hoede/ ze zijn zo stil en ver, te ver/ om te zien dat ik geen kwaad wil,/ Herkennen alleen de soort,/ niet het verschil tussen/ wie van ze houdt/ en wie aast op gewei en bout. Heel bruikbaar in elke basisschool.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.