Van Eyck : een optische revolutie
Maximiliaan P.J. Martens
Johan De Smet (Samensteller), Peter J.H. Pauwels (Samensteller), Liesbeth Decan (Medewerker), Marc Dubois (Medewerker), Steven Jacobs (Medewerker)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Museum voor Schone Kunsten, 2013 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : KUNST : 706 SMET XXL |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Museum voor Schone Kunsten, 2013 |
VOLW. : NON FICTIE : 706 SMET |
31/05/2013
Het succes van het Vlaamse expressionisme doet wel eens vergeten dat het modernisme ook in België andere stromingen heeft behelst, zelfs de ooit in veler ogen radicaalste (want niet-figuratieve) abstracte kunst. Zowel nationaal als internationaal moet onderscheid worden gemaakt tussen de abstracten voor en na de Tweede Wereldoorlog. De tentoonstelling in het Museum voor Schone Kunsten Gent waar dit boek als catalogus bij hoort, bestrijkt de periode 1912-1933, de generatie van de pioniers dus. Meteen valt die term te relativeren: België heeft in de jaren 1910 inderdaad enkele voorlopers, maar die zijn zonder uitzondering beïnvloed door buitenlandse voorbeelden.
Jules Schmalzigaug maakte in Parijs en later in Venetië kennis met de Italiaanse futuristen. Hun streven om de dynamiek van het moderne grootstadsleven in wervelende beelden vol kleur en snel wisselende ritmische lijnen op te roepen, maakte hij tot het zijne. Een briefcitaat: ‘Wij zien of observeren niet meer vanuit een bepaald gezichtspunt — we worden zodanig door elkaar geschud dat de werkelijkheid ons een bezielde caleidoscoop lijkt — Want de caleidoscoop draait dol en in het wilde weg — terwijl de vormen, die rondom ons uiteenvallen en weer samensmelten, elk hun zwaartepunt hebben en de schijnbare wanorde aan wetten gehoorzaamt.’ Zijn schilderijen, die dus nog een de werkelijkheid afbeeldende oorsprong hebben, spreken nog steeds tot de verbeelding. Georges Vantongerloo, die de meeste internationale erkenning heeft gekregen, woonde als oorlogsvluchteling in Nederland en werd daar lid van de avant-gardebeweging De Stijl. Zijn werk beweegt zich tussen beeldhouwkunst en schilderkunst en heeft filosofisch-wiskundige aspiraties. In zijn belangstelling voor (ook lege) ruimte en geometrie is hij onder meer beïnvloed door Spinoza. Hij streefde ernaar ‘beweging in rust’ weer te geven. Zijn constructies van volumeverhoudingen en grillige kleurenstudies maken vandaag de dag meer indruk dan het soms wat saaie ‘orthodoxe’ werk in de lijn van de Zuivere Beelding. De derde boegfiguur, Marthe Donas, had in de jaren 1910 contact met diverse avant-gardecentra en was bevriend met de beeldhouwer Archipenko. In tijdschriften en op tentoonstellingen werd haar werk gepresenteerd als dat van een man, onder de namen Tour Donas en Tour d’Onasky. Van de drie voorlopers is zij de weifelendste. Soms schildert ze, beïnvloed door het kubisme, in gedurfde kleuren en composities (bijvoorbeeld Stilleven ‘K’), maar vaak is haar werk schools en zeemzoet.
In het vierde hoofdstuk schetst curator Johan De Smet de wegen naar een autonome kunst in België, voorbij de mimesis (1917-1930). Hij stelt vast dat de verwerking van buitenlandse voorbeelden vaak leidde tot eclectische mengvormen van figuratieve deformatie (vaak van de menselijke figuur) en abstractie. Vanuit een hedendaags standpunt lijkt me dat hybride werk van onder andere Pierre-Louis Flouquet, Floris en Oscar Jespers, Jos Léonard en Jozef Peeters vaak boeiender dan de strikt abstracte composities. In die laatste zit het streven naar overdadig kleurgebruik de strenge abstracte compositie in de weg. Zelfs wanneer Karel Maes of de vroege Felix De Boeck het uitzonderlijk soberder aan doen, bereiken ze nooit de overtuigingskracht van een Kandinsky, Malevitsj of Mondriaan. Kenmerkend voor de Belgische abstracten is overigens hun voorkeur voor rondingen en superposities van geometrische vormen, waar Jozef Peeters en Victor Servranckx mooie resultaten mee bereiken. Een buitenbeentje is in verschillende opzichten Paul Joostens, met vroege abstracte papiercollages, objecten en composities in mixed media, die zeker het niveau van Schwitters halen. Vreemd genoeg zoomt de bijdrage over Joostens niet hierop in, maar op de weliswaar hoogst intrigerende figuratief-dadaïstische latere collages van de Mu.ZEE-collectie, die niet op de tentoonstelling aanwezig zijn. De intense band tussen Belgische en buitenlandse avant-gardetijdschriften, de receptie van het Belgische modernisme en het toenmalige containerbegrip ‘gemeenschapskunst’ worden in woord en beeld belicht. Het zijn encyclopedische bijdragen, die bol staan van namen en feiten, maar waarin zowel synthese als concrete werkanalyse te vaak ontbreekt.
Een positieve uitzondering is het stuk van Katrien Van Haute over grafisch ontwerp in België tijdens het interbellum. In een stevig gestructureerd betoog toont zij dat kennis van een vakgebied toch samen kan gaan met analyse en interpretatie, met oordeel en visie. Opnieuw encyclopedisch, maar toch boeiend zijn de bijdragen over abstractie en modernisme in de Belgische fotografie en film (1920-1935), met nog steeds te weinig bekende sterke foto’s en filmstills, en over architectuur en modernisme (1912-1940). Ook hier is het beeldkatern met ontwerpen, foto’s van gebouwen, meubilair, interieurschetsen en stedenbouwkundige plannen een lust voor het oog. Achter in de catalogus staat (behalve de lijst van tentoongestelde werken en een uitgebreide bibliografie) een ‘selectieve chronologie’ van kunstenaars, tentoonstellingen, tijdschriften en evenementen van 1912 tot 1933. Omdat de meeste tekstbijdragen niet uitmunten in overzichtelijkheid en helderheid, is het raadzaam de lectuur met deze chronologie te beginnen. Modernisme. Belgische abstracte kunst en Europa is een mooi vormgegeven en overvloedig geïllustreerd boek. Toch ontgoochelt het, en dat niet zozeer omdat de abstracte kunst in België slechts zelden hoge ogen gooit als wel door de verbrokkelde benaderingswijze van de tekstbijdragen, het gebrek aan visie en moed om echt te vergelijken.
[Erik de Smedt]
Han Kobes
Catalogus bij de gelijknamige tentoonstelling in het Museum voor Schone Kunsten Gent, voorjaar 2013. Hoezeer het modernisme van na de Eerste Wereldoorlog een internationaal fenomeen was, valt weer eens te zien in deze uitgave. De Belgische avant-garde met kunstenaars als Donas, Jespers, Schmalzigaug en Vantongerloo voegt zich naadloos in de brede bedding van Europese modernisten als Van Doesburg, Kandinsky, Léger en Schwitters. Abstractie, in een van het kubisme afgeleide vorm, leidde tot een bijna universele beeldtaal. In de prettig geschreven en goed geannoteerde teksten is ruim aandacht voor de intenties van de beweging in België, de politieke en maatschappelijke achtergrond en de internationale dwarsverbanden. De beeldende kunst vormt de spil van dit overzicht, maar er is onder meer ook aandacht voor toegepaste kunst, fotografie, muziek en literatuur. Daarmee doen de samenstellers recht aan de veelvormigheid en complexiteit van het onderwerp. Het omvattende boek heeft een indrukwekkende hoeveelheid mooie illustraties en besluit met een chronologie, bibliografie en index.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.