Torens van boeken
Ruben Mantels
Ruben Mantels (Auteur), Kristin Van Damme (Redacteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Mercatorfonds, 2013 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 489.22 MANT |
15/06/2013
Dat we de Universiteit Gent zelden omschrijven als het Oxford aan de Schelde of het Cambridge aan de Leie heeft niets te maken met de renommee van de instelling maar alles met de omvang en de allure van de stad waarin deze grootste van de Vlaamse universiteiten is gesitueerd. Vergeleken met Gent zijn Oxford en Cambridge uiteindelijk maar relatief ingeslapen provincienestjes, waarin het ongetwijfeld goed studeren is, maar waarvan de studenten die een echte stadservaring willen opdoen toch beter naar het niet zo heel verafgelegen Londen trekken. Toegegeven, ook Gent is Londen niet, al komt de hoofdstad van Oost-Vlaanderen op de urbane ontwikkelingsschaal toch iets dichter in de buurt van een grote stad dan Oxford en Cambridge, om nog maar te zwijgen van hun vermeende tegenhanger aan de Dijle.
Dat zowel Gent als haar universiteit sinds het begin van de negentiende eeuw sterk is ontwikkeld, wordt al snel duidelijk in de rijk geïllustreerde studie die Ruben Mantels over de parallelle levens van stad en universiteit schreef. Het boek maakt deel uit van een breder project dat over een paar jaar de tweehonderdste verjaardag van de Gentse alma mater luister moet bijzetten: men zie daarvoor ook www.ugentmemorie.be. Mantels begint zijn verhaal op 9 oktober 1817, dag waarop de vertegenwoordiger van koning Willem I in de Troonzaal van het Gentse stadhuis de stichting van de nieuwe universiteit afriep. Een schilderij van de Antwerpse schilder Mathieu van Bree dat zich thans in de collectie van het Amsterdamse Rijksmuseum bevindt, herinnert aan deze belangwekkende gebeurtenis, die voor de stad niet alleen een week van grote feestelijkheden bracht, maar de twee opeenvolgende eeuwen ook haar aangezicht significant zou veranderen. In de periode die Mantels beschrijft — van de inauguratie van de Universiteit tot aan het begin van de Tweede Wereldoorlog — verrezen een aantal gebouwen die vandaag nog steeds het Gentse stadsbeeld bepalen.
Zo werd op 3 oktober 1826 de huidige Aula geopend. De plannen die stadsarchitect Louis Roelandt tekende voor dit ‘Palais de l’Université’, dateerden reeds van voor de opening van de nieuwe Gentse universiteit. In de eerste decennia van haar bestaan was de hele instelling — van letterkundigen over ingenieurs tot chemici — gevestigd in dat ene gebouw, dat vandaag vooral gebruikt wordt voor allerlei protocollaire aangelegenheden. Maar al snel bleek het ‘Palais’ te klein voor de snel groeiende universiteit: er waren laboratoria nodig voor chemici en fysici en ook een plaats voor geneeskundig onderzoek. De geneeskundigen kregen een eigen stek in het Rommelaere-complex naast de Bijlokesite (een heus Academisch Ziekenhuis kwam er pas na de Tweede Wereldoorlog). In 1890 verhuisden de exacte wetenschappers naar een eigen instituut, het huidige Plateau-Roziercomplex, ontworpen door Roelandts opvolger Adolphe Pauli. In diezelfde omgeving begon men een kleine halve eeuw later met de bouw van de Universiteitsbibliotheek, de zogenaamde Boekentoren, die nog steeds bepalend is voor de skyline van de stad. Henry van de Velde kreeg in 1933 de opdracht voor het ontwerp van het gebouw, maar het duurde tot 1942 vooraleer de oude bibliotheek aan de Ottogracht gesloten werd. Van de Velde zelf noemde zijn werk aan de toren — ‘een machtige boekenkast in de hoogte’ — een van de lastigste ondernemingen van zijn leven.
Toen Van de Velde aan zijn ontwerp voor de Universiteitsbibliotheek begon, was de Gentse universiteit al voorgoed vernederlandst. Tien jaar eerder was in dat lange proces een eerste belangrijke stap gezet: het Nederlands werd in 1923 de bestuurstaal van de instelling en de studenten konden van dan af kiezen tussen Nederlandstalige en Franstalige colleges. Pas in 1930 werd de volledige vernederlandsing een feit, onder de letterkundige rector August Vermeylen, over wiens rol in dit belangwekkende proces Mantels eerder een korte monografie schreef. Vermeylen en Van de Velde zijn maar twee van de grote namen die in Gent: een geschiedenis van universiteit en stad aan bod komen. Ook over Corneel Heymans (Nobelprijs voor de geneeskunde in 1938), Gustave Magnel (de ‘uitvinder’ van het voorgespannen beton) en Ferdinand vander Haeghen (de hoofdbibliothecaris van wie de privécollectie nog steeds een belangrijk onderdeel van de Gentse universiteitsbibliotheek vormt) staan in dit boek lezenswaardige bladzijden. Behalve over deze en andere coryfeeën heeft Mantels het ook over talrijke minder bekend gebleven vertegenwoordigers van het universitaire leven. Aan de hand van een hele reeks boeiend geschreven levensverhalen — niet alleen van hoogleraren maar ook van studenten — maakt hij de ontwikkelingen die de universiteit in haar verhouding tot de stad Gent hebben bepaald niet alleen tastbaar maar ook inzichtelijk. De universiteitsgeschiedenis die Mantels in dit boek bedrijft, is cultuurgeschiedenis op haar best. De verhouding tussen stad en universiteit wordt immers bepaald door allerhande ideologische krachtlijnen, die in dit boek met de nodige nuance worden verhelderd. De geschiedenis van de Gentse universiteit raakt aan de politieke ontvoogding van België, zegt iets over de emancipatie van het Nederlands in een door het Frans gedomineerd cultuurbestel en geeft ons ook inzicht in de verhoudingen tussen katholieken en liberalen in de nieuwe natie die in 1830 ontstond. Voeg daarbij nog de snelle ontwikkelingen die de kern van het academische bedrijf — de wetenschap, in theorie en praktijk — in de overgang van de negentiende naar de twintigste eeuw doormaakte, en de omvang van de klus die Mantels in dit boek te klaren had, wordt meteen duidelijk. Eerder al had de auteur bewezen een beloftevol universiteitshistoricus te zijn: in 2007 verscheen van zijn hand een al even uitstekend boek over de rol van de Leuvense universiteit in het koloniale Congo. Met Gent: een geschiedenis van universiteit en stad maakt hij de belofte van dat eerdere boek meer dan waar. Het is uitkijken naar het vervolg van het verhaal — niet alleen naar dat van de Universiteit Gent na de Tweede Wereldoorlog, maar ook naar dat van de historicus Ruben Mantels. [Jürgen Pieters]
Drs. Jef Abbeel
In de 'Hollandse tijd' stichtte prins Willem van Oranje, de held van Waterloo en de latere koning Willem II, de universiteit van Gent. Ze werd snel bekend om haar wetenschappen en in 1914 kreeg ze al studenten uit Oost-Europa, Latijns-Amerika en zelfs China. Pas in 1930 werd ze vernederlandst, na een mislukte poging tijdens de Duitse bezetting in de Eerste Wereldoorlog. De auteur geeft een heel degelijk historisch overzicht en belicht ook de rol van de universiteit in het stadsleven, haar relatie met de politiek en de industrie, de stedelijke architectuur, de plantentuin, het studentenleven en het grote aanzien dat de professoren destijds genoten. Veel foto's verlevendigen dit portret. Het lettertype is erg klein en het is vooral jammer dat het verhaal eindigt in 1940 in plaats van 2013.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.